Sinan Çankaya stompt je stevig in de maag met zijn boek over racisme, dat veel dichterbij is dan je dacht.

Na de eerste twee hoofdstukken van Mijn ontelbare identiteiten denk je nog: dit is erg goed, indringend en helder, maar bereikt de schrijver de mensen die hij moet bereiken? Wie zulke boeken leest, heeft immers al een bovenmatige belangstelling voor de worstelingen van migrantenkinderen?

Maar dan krijg je zelf ook een stomp in je maag, en merk je dat zijn verhaal harder binnenkomt dan je had verwacht. 

Cultureel-antropoloog Sinan Çankaya groeide op in Nijmegen, in de wijk Hatert, die later een tijd tot Vogelaarwijk werd bestempeld. Zijn ouders komen uit Turkije. Hij groeit op tussen kinderen met allerlei achtergronden maar met één belangrijke overeenkomst: hun ouders hebben een soortgelijke sociale positie. Pas op de middelbare school, op het VWO, komt hij in aanraking met andere Nederlanders dan Wesley, Danny, Priscilla en Jopie. En pas daar wordt hij ‘De Turk’.

In mijn nieuwe boek probeer ik weg te blijven van het idee dat racisme een probleem is van de onderklasse, geconcentreerd onder PVV-stemmers die lager opgeleid zijn en niet beter weten

In Buitenhof zei Çankaya dat het boek ook gaat over de pijn van sociale stijging, los van culturele achtergrond. Illustratief is de menukaart die hij tijdens een etentje na een lezing bestudeert. ‘Puzzelend kijk ik naar het kunstwerk dat ik niet begrijp.’

Aan de ober vraagt hij of de Chateauneuf geen varkensvlees is. 

‘Nee, meneer dat is een rode wijn.’

Maar zijn boek gaat uiteraard ook over racisme. De voorbeelden die Çankaya aanhaalt, laten zien hoe diep dat in elke sociale laag van de samenleving zit verankerd. Als hij met de trein reist en de conducteur vraagt of hij Nederlands spreekt. Als hij onderzoek doet naar etnisch profileren bij de politie en zijn collega's met de dienstauto wegrijden zonder hem omdat ze even dachten dat hij bij de garagehouders hoorde. Als een redacteur van een televisieprogramma vraagt of hij wel objectief onderzoek kon doen.

In een interview met Robert Vuijsje in de Volkskrant zegt Çankaya: ‘In mijn nieuwe boek probeer ik weg te blijven van het idee dat racisme een probleem is van de onderklasse, geconcentreerd onder PVV-stemmers die lager opgeleid zijn en niet beter weten. Ik wil laten zien hoe structureel en institutioneel het is, ook in progressieve kringen en zelfs bij mensen die een antiracistische positie innemen, zoals deze tv-redacteur.’

Çankaya pakt de mensen die zijn pad kruisen stevig aan; leraren, collega’s, een jongen die hij toevallig tegenkomt tijdens een vakantie in Mexico en met wie hij direct in discussie gaat over de term ‘wit’. In het Volkskrant-interview zei hij dat het boek ook een stomp in de maag moet zijn. En dat is het. Er is weinig ruimte om adem te halen. Çankaya toont aan dat racisme en uitsluiting op plekken zit waar je dacht dat het niet zat. Soms zelfs pijnlijk dichtbij.

Brommer op zee Boekenclub

De boekenclub van Brommer op zee behandelt iedere maand een nieuw boek. Een Nederlandse of Vlaamse auteur begeleidt de lezers door middel van opdrachten door zijn of haar roman heen. Deze maand: Mijn ontelbare identeiten van Sinan Çankaya.
naar de boekenclub