Bij het schrijven van haar whodunit Moord op de moestuin liet Nicolien Mizee zich inspireren door Agatha Christie. Ze legt uit wat Christies boeken zo bijzonder maakt.

Elke vijf jaar herlees ik alle 75 boeken van Agatha Christie. Kortgeleden zijn daar nog twee boekjes bijgekomen: door haar geschreven toneelstukken die door anderen tot roman zijn omgewerkt. Je ziet de hand van de tovenares er doorheen schemeren, maar daar is dan ook alles mee gezegd. Dan zijn er nog de ‘vervolg-Agatha’s’ waarin detectiveschrijfster Sophie Hannah, met toestemming van de erven Christie, detective Hercule Poirot opnieuw tot leven wekt. Die kunnen niet tippen aan de echte Agatha’s.

Zou ik zelf in staat zijn iets van Agatha’s onweerstaanbare universum op te roepen in een eigen boek? Hoe bak je een luchtige cake van vitriool en arsenicum? Het stramien is eenvoudig: kies een besloten omgeving (‘arena’ in vaktermen) zoals een landgoed, een trein (Moord in de Oriënt-Express) of een boot (Moord op de Nijl), een beperkt aantal personages die allen hun geheimen hebben, en een moord die aan het eind wordt opgelost. Het genre whodunit is al meer dan een eeuw populair, maar Agatha’s puzzelmoorden zijn onovertroffen. Er moet echter iets zijn dat de plot overstijgt, want ik herlees de romans ook als ik weet wie het gedaan heeft.

Christies personages gelden als plat en weinig diepzinnig. Tijdgenote Dorothy Sayers werd geprezen om haar psychologische diepgang: Sayers' held Lord Peter Wimsey verandert in de loop der tijd van lichtzinnige dandy in een getroebleerde tobber met bindingsangst. Maar juist dat gepsychologiseer hindert bij herlezing. Psychische kwesties, mentale obstructies zijn zeer tijdgebonden, je kunt je er als schrijver maar beter verre van houden. Waar Dorothy Sayers haar heldin een heel boek lang laat piekeren over de vraag wat hoger is: een universitaire studie of het gezinsleven, vinden Agatha’s personages het volkomen vanzelfsprekend dat niemand zin heeft om te werken en dat het beter is om gewoon rijk geboren te zijn. Mocht er al een personage zijn met puriteins arbeidsethos, dan is dat een wereldvreemde malloot.

Poppetjes

De personages van Agatha hebben wel gedachten en ideeën over zichzelf en anderen, maar hun drijfveren zijn primair, zoals in sprookjes of Griekse mythes: lust, liefde, hebzucht, jaloezie, machtshonger. Agatha zet haar poppetjes neer: de verstokte kolonel, de verstrooide dominee, de broedende revolutionair en de femme fatale. Ze schuift ze heen en weer door hun beperkte arena en aan het slot moet de moordenaar het veld ruimen.

‘Het personage moet een ontwikkeling doormaken’, geldt als een van de eerste wetten in de literatuur. Agatha’s types ontwikkelen zich niet. Ze geloofde niet dat mensen veel konden veranderen. Idealisten die zich bezighouden met het heropvoeden van probleemjongeren zijn naïef, gevaarlijk of allebei. In haar universum gelden de wetten van het melodrama, zoals ook Shakespeare die toepaste. ‘Ik heb niet bijzonder veel mensenkennis,’ zegt Agatha’s personage Miss Marple regelmatig, ‘maar als je zo oud bent als ik, heb je alle soorten mensen wel eens gezien. De een doet je denken aan de ander. Meer is het niet.’ 

Agatha bleef Shakespeare haar hele leven lezen. Zo nu en dan laat ze iemand een lucide opmerking over diens personages maken. (‘Ik denk wel eens dat Lady MacBeth zich gewoon erg verveelde’. ‘Koning Lear was afschuwelijk. Als je altijd "dank u" en "wat aardig van u" moet zeggen tegen je vader, krijg je wel eens zin erg onbehoorlijk te zijn en als je dan de kans krijgt, ga je al vlug te ver.’) De terloopsheid van dergelijke observaties is een van Agatha’s sterkste punten; nooit wordt je iets ingeprent, nooit verheft de schrijfster haar stem of praat ze dwingend op je in. Op één punt is ze dogmatisch: ze was tegen het prediken van een ‘zuivere leer’.

 

Drijfveren zijn bij Agatha Christie primair, zoals in sprookjes of Griekse mythes

Lichte toets

Ikzelf ervoer het tijdens het schrijven van mijn Moord op de moestuin als een grote opluchting dat mijn personages geen enkel inzicht hoefden te verwerven. Er gebéúrt wel wat met ze, maar dat komt doordat de omstandigheden veranderen. Dat is het leven: we verhouden ons tot wat er zich om ons heen voltrekt. De redenen van ons gedrag verzinnen we er later bij.

Agatha Christie heeft lichte boeken geschreven maar ook bloedstollende noodlotsgeschiedenissen. Ik vind dat heel knap. Zelf heb ik een lichte toets, en dat is niet uit vrije keuze. Humor is afstand en blijkbaar heb ik die afstand nodig. Ik troost me met de gedachte dat er al genoeg ernstige schrijvers zijn, maar toch zou ik een volgende keer graag ook zo’n inktzwarte geschiedenis schrijven. Waar ik voor mijn Moord op de moestuin Agatha Christie met Tucholsky’s Kasteel Gripsholm door de trechter goot om tot een smaakvolle maaltijdsoep te komen, zou ik in mijn volgende boek Dood op de Boot graag een flinke scheut Heart of Darkness toevoegen.

Ik koos als arena een volkstuinvereniging. Ik heb zelf een volkstuin, en er is in mijn ogen nauwelijks een betere plek voor moord, doodslag en zonneschijn dan zo’n gebied. Het is de wereld in een notendop. Bovendien is op een volkstuin veel scherp gereedschap voorhanden en kun je er iemand prima begraven.

Bij Shakespeare rollen vele hoofden, maar dat gebeurt meestal en plein public. In de boeken van Agatha proberen de daders koste wat kost hun misdaad verborgen te houden. Die wens tot verbergen van daad en drijfveer vormt de kern van de whodunit.

Agatha’s personages vinden het vanzelfsprekend dat niemand zin heeft om te werken.

Tijdloos

In The Decline of the English Murder stelt George Orwell dat de Engelse moorden die het meest voortleven in de publieke herinnering werden begaan door ogenschijnlijk fatsoenlijke mensen die elke dag met een hoed op naar hun werk gingen en alles op alles zetten om hun drijfveren verborgen te houden. In dit essay uit 1946 voorspelt hij dat breed uitgemeten bloederig sadisme minder zal beklijven als verhaal dan de mooie, ouderwetse burgermansmoorden uit de negentiende eeuw.  

Wat te doen als de mores en moraal veranderen? Agatha kon in de jaren zestig de poppetjes niet meer blind uit de doos met poppetjes halen en ze in het landhuis of op de tennisbaan zetten: het mooie jonge meisje en de onbetrouwbare jongeman gingen tot haar verbazing opzichtig gekleed scanderen in een demonstratie tegen de oorlog in Vietnam. Hoe kun je nog  tongue in cheek schrijven over abortus en ontrouw als alles ineens hardop gezegd wordt?

In Nederland zat Annie M.G. Schmidt met hetzelfde probleem. Zij koos er in haar musicals voor om zo actueel mogelijk te zijn, waardoor ze nu sterk gedateerd zijn. Haar schijnbaar zo ouderwetse Jip en Jannekes zijn aanzienlijk tijdlozer gebleken.

Agatha verbaasde zich aanvankelijk via haar personage Miss Marple geamuseerd en geschrokken over de maatschappelijke veranderingen in een paar wat minder geslaagde romans, maar hervond haar geloof in de onveranderlijkheid van de mens door de omgang met haar kleinzoon Matthew en diens vrienden, die graag bij oma langskwamen. ‘Ze luisterde aandachtig en zei zelf niet veel,’ vertelt Matthew.

Zonder oordeel

Agatha was wars van elk vooropgesteld idee. Dat is haar allergrootste kracht. In haar boekje Come Tell Me Where You Live (onlangs vertaald als Speuren naar het verleden), dat ze onder de naam Agatha Christie-Mallowan schreef over haar leven in Syrië gedurende de archeologische opgravingen van haar tweede echtgenoot, vertelt ze met humor en zonder enig oordeel over al die bevolkingsgroepen en godsdiensten. 
Agatha is bij mijn weten de enige uit haar tijd die zich niet bezondigt aan stereotypen over Joden en buitenlanders. Josephine Tey schetst in Daughter of Time via haar detective Alan Grant een boeiend nieuw beeld van Richard III, maar dat beeld wordt bepaald door de wijze waarop we iemands zielenadel van zijn gelaat en de vorm van zijn schedel kunnen aflezen, een thema dat vaker terugkeert en Teys boeken nu moeilijk verteerbaar maakt.

Terwijl ik dit boeiende stuk schrijf, hoor ik dat mijn Moord op de moestuin het boek van de maand is bij De Wereld Draait Door. Ik ben verbijsterd. 
Het navolgen van Agatha heeft dus iets opgeleverd. Ik wil nu nog veel meer boeiende dingen zeggen, maar misschien is dat helemaal niet meer nodig. Nog één ding: Agatha geloofde sterk in afkomst. Mensen waren niet gelijk. Misschien vond ze dat mensen gelijke rechten moesten krijgen (hoewel ik me zelfs dat afvraag) maar de dochter van de werkster zou in haar ogen nooit een werkelijke dame kunnen worden. Mensen van lagere komaf worden door haar neergezet als wezens met beperkte emoties.

Kortgeleden bezocht ik een lezing in de sterrenwacht van Overveen. De spreker trachtte met computeranimaties en zwaaiende armen inzichtelijk te maken hoe in ons zo stabiel lijkend universum alle hemellichamen voortdurend om elkaar heen tollen en draaien. Ook in Agatha’s universum draaien de personages om elkaar heen in een vaste baan, voortgedreven door oerkrachten.

Elk personage heeft zijn vaste baan en dat is, alle moord en doodslag ten spijt, wonderbaarlijk geruststellend. Nu ga ik naar beneden, om De wereld draait door terug te kijken.