Debuutroman Broer van Mahir Guven is grappig, rauw, ritmisch en poëtisch. De VPRO Gids sprak de auteur op Festival Europa. 'Ik lééf echt als ik schrijf.'

Met Grand frère – zijn roman over twee broers uit de Parijse banlieue – won de Frans-Turks-Koerdische schrijver Mahir Guven (1986) vorig jaar de Prix Goncourt du Premier Roman voor beste debuut. Het boek wordt nu in veertien talen vertaald en in Nederland verscheen Guvens eerste begin mei onder de titel Broer. De broers in de roman zijn half-Frans, half-Syrisch. De ene is Uber-chauffeur – een toonbeeld van ‘integratie’: hij spioneert zelfs in moskeeën voor de Franse politie – terwijl de andere een eigenzinnige verpleger is die naar Syrië vertrekt. 

Wat hij daar precies gaat doen, weet zijn familie niet. De twee verhaallijnen wisselen elkaar voortdurend af in wervelende straattaal, die doet denken aan de ritmische teksten van rappers. Vol humor ook: ‘Onnozelheid is het best verdeelde goed van de wereld. En God heeft Frankrijk daarbij niet overgeslagen.’ We spreken Guven in Utrecht, waar hij op uitnodiging van Festival Europa is om over radicalisering te praten.

'Toen ik in het buitenland ging wonen, besefte ik pas hoe super-Frans ik eigenlijk ben'

Mahir Guven

Waarom wilde u dit boek schrijven? 

Guven: ‘Ik was überhaupt nooit van plan een boek te schrijven. Eigenlijk ben ik financieel manager, maar ik zat in een wielrenclub met oud-Le Monde-directeur Eric Fottorino, die me vroeg als financieel directeur voor een nieuw op te richten krant, Le 1. Zo ben ik de wereld van journalisten en schrijvers in gerold. En daar merkte ik dat dit normale mensen zijn. Toen pas durfde ik een boek te gaan schrijven.’ 

Had u een soort cultureel minderwaardigheidscomplex?

‘Ja, dat hebben veel mensen met een migratieachtergrond. Ik ben opgegroeid in Nantes, als zoon van een Turkse moeder en een Koerdische vader. Als je zo’n volkse achtergrond hebt, zoek je een baan waar je geld mee kunt verdienen. Daarom werkte ik als financieel expert. Het fijne was wel dat ik onafhankelijk was: dus toen ik mijn boek ging schrijven, kon ik echt schrijven wat ik wilde. Het boek hoefde geen succes te worden. Het moest alleen maar goed worden.’ 

Dat is gelukt. In Broer lezen we hoe de broers ieder op hun eigen manier worstelen met hun biculturele achtergrond. U laat daarbij heel mooi zien hoe complex en genuanceerd identiteit kan zijn. Zo vertelt de oudste broer hoe hij als kind ‘met de vereniging van mama een kerstboom ging optuigen in de Bataclan’. De broer in Syrië heeft het over ‘een schotwond zo groot als een jeu-de-boulesbal’. 

‘Ja, ik houd ervan het paradoxale in mensen te laten zien. Dat maakt ze echt. We zijn allemaal paradoxaal. En ik heb het volk van de banlieues een stem willen geven. Als het gaat over de buitenwijken is het meestal in verband met geweld of drugs. Dat zit ook in het boek, maar ik wilde ook de andere kant laten zien. Dat er mensen wonen met gevoelens, mensen die kwaad kunnen zijn, verliefd, hartstochtelijk, nostalgisch. Mensen met hun eigen taal, hun eigen vocabulaire. Als je iemand bijvoorbeeld fils de pute [hoerenzoon, red.] noemt, kan dat van alles betekenen: "ik haat je", maar ook "je hebt een mooi doelpunt gemaakt", of "ik hou van je", of "je bent mijn beste vriend".'  

Mahir Guven

Uit Broer blijkt dat mensen met een migratieachtergrond vaak al veel meer verwesterd zijn dan wij (en zij ook) denken. Zo beschrijft de oudste broer de omgang van banlieuejongeren met de politie als een ‘Je-t’aime-moi-non-plus-spelletje’, een verwijzing naar het hijgliedje van Jane Birkin en Serge Gainsbourg, en hij typeert zijn Syrische vader als ‘niet méér moslim dan een paar Nikes’.  

‘Ja, precies. Toen ik in het buitenland ging wonen, besefte ik pas hoe super-Frans ik eigenlijk ben. Ik denk als een Fransman, ik eet als een Fransman, ik gooi mijn sigaret weg als een Fransman. Mijn humor is Franse ironie, een soort valsheid. Mensen belachelijk maken, kwaadspreken over anderen, dat is allemaal zo typisch Frans. En toen ik die blogs van Franse Syrië-gangers bestudeerde viel me dat ook zo op: dat het Fransen waren, ook al hadden ze het dan over de islam en de heilige oorlog. Zo belandde ik op het blog van ene Samir, die jihadisten tips gaf "hoe ze een mooie jihadist konden zijn": waar je online het juiste militaire trainingspak van Nike en mooie schoenen moest bestellen, hoe je een mooie foto moest maken… Idioot, maar ook heel interessant.’  

Uw boek is geschreven in de straattaal van de buitenwijken: verlan [daarbij worden lettergrepen omgekeerd, red.], rap. Het is grappig, rauw, ritmisch, poëtisch. Doet denken aan Céline of Salinger. Hoe bent u te werk gegaan?  

‘Ik heb enorm veel rapteksten bestudeerd, constant naar rap geluisterd. Ook voor het ritme. In rap, ook in gangsta rap, zit poëzie. Er zijn schitterende teksten. Sommige ken ik uit mijn hoofd.’ 

Bent u ook de buitenwijken in gegaan? 

‘Ik had al vijf jaar gevoetbald in de banlieue. Verder heb ik veel in shishabars gezeten om te luisteren hoe de mensen praten. Sommige dingen kun je in een boek niet weergeven, zoals de toonhoogte. Andere dingen kun je op papier juist wel doen, zoals: waar zet je een punt? Dat zorgt ook voor ritme.’  

Het taalgebruik van uw personages is erg beeldend. ‘Problemen zijn als kakkerlakken, ze komen allemaal tegelijk.’ Is dat ook typisch straattaal? 

‘Ik heb daarmee vooral willen nabootsen hoe iemand praat die veel wiet rookt. Zo praten mijn vrienden die vaak blowen. Ik laat daarom vooral de oudste broer zo spreken, de Uber-chauffeur die veel blowt. De kleine broer rookt geen joints, dus zijn taal is wat droger.’  

U maakt veel grappen over de islam. '97 procent halal’, ‘een malloot van een imam’, et cetera. Bent u daar op aangevallen door moslims? 

‘Eigenlijk nauwelijks. Ik wilde gewoon een grappig personage scheppen. De oudste broer heeft overal een beetje schijt aan, neemt niks serieus. Op een gegeven moment zegt hij: "Het stonk naar zweetvoeten in de moskee." Ja, daar ben ik wel op aangevallen. Maar zo is het personage nu eenmaal! Hij neemt de rijke Parijzenaren net zo goed op de hak als zijn broeders in de moskee.’ 

Dus u bent niet de Salman Rushdie van Nantes geworden? 

‘Helemaal niet, nee hoor. Ik ben zelfs uitgenodigd door jongens in de gevangenis die elkaar het boek hadden laten lezen. En daar zaten twee islamisten tussen. Zelfs zij hebben me hier niet op aangesproken. Het verschil is, denk ik, dat ik dit boek niet als een aanval op de islam gepresenteerd heb. En dat is het ook niet. Het is een roman.’ 

"Ik wilde zelf begrijpen waarom mensen naar Syrië vertrekken, of dit alleen maar uit "moordlust" is. En hoe komt het dat er veel meer mensen uit Frankrijk naar Syrië zijn vertrokken dan uit andere landen?"

Mahir Guven

De jongere broer beschrijft een aantal gruwelijke taferelen in Syrië. Hebt u ook research gedaan naar de oorlog aldaar? 

‘Zeker. Ik was in 2007 en 2010 al in Syrië geweest, dus ik kende het landschap. Het is er ontzettend heet in de zomer, met een droog windje, en het land is grotendeels een woestijn met rotsen en heuveltjes. Dat zorgt voor een soort mystic mood, je wordt er een beetje mystiek van. Je begrijpt waarom de grote religieuze teksten, inclusief de Bijbel, daar geschreven zijn. Verder heb ik geput uit het boek Les revenants van de Franse journalist David Thomson, dat gaat over teruggekeerde Syrië-gangers. En ik heb veel vlogs bekeken van Syrië-gangers. Het gevecht dat ik in mijn boek beschrijf, is geïnspireerd op twee vlogs over gevechten in Syrië.’ 

Was het uw intentie om via literatuur begrip te kweken voor een Syrië-ganger? 

‘Een beetje wel. Ik wilde zelf begrijpen waarom mensen naar Syrië vertrekken, of dit alleen maar uit "moordlust" is. En hoe komt het dat er veel meer mensen uit Frankrijk naar Syrië zijn vertrokken dan uit andere landen?’ 

Misschien omdat Frankrijk bijvoorbeeld Libië is binnengevallen…

‘Ja, veel mensen vinden Frankrijk een imperialistisch land, bekritiseren het Franse interventionisme. Maar ik heb het echt willen begrijpen: hoe kan het dat jonge mensen die in een van de rijkste landen ter wereld wonen er de voorkeur aan geven naar Syrië te vertrekken? Een "geslaagde dood" verkiezen boven een geslaagd leven? Dat was voor mij onbegrijpelijk en juist om die reden heb ik dat willen beschrijven.’ 

En zo nodigt u de westerse lezer ook uit om kritisch naar het Westen te kijken.

‘Ja, zeker.’  

Hoe groot is volgens u het aandeel van de islam in fundamentalistisch terrorisme? 

‘Heel klein. Als de geopolitieke omstandigheden anders waren, zouden ze wel weer andere redenen verzinnen om mensen te vermoorden. Denk aan het nazisme. Je richt je op zwakke, boze, gekwetste mensen en voert ze onzin. Arme mensen: je geeft ze een zondebok, je belooft ze van alles. Dus ja, natuurlijk speelt religie een rol. Maar waarom waren er geen aanslagen in de jaren zeventig, zestig, vijftig? Ik probeer de actuele factoren te zien die de opkomst van het terrorisme verklaren.’ 

Uw roman is ook een prachtig boek over de liefde tussen broers. U hebt zelf geen broer, dat maakt de beschrijving van deze haat-liefdeverhouding nog knapper.   

‘Ik heb het dubbelportret gebaseerd op twee vrienden die al vijftien jaar zo met elkaar omgaan: boos worden, goedmaken. De broederschap is voor mij het hart van de roman. Ik had hem ook in het Frankrijk van de vijftiende eeuw kunnen situeren. Dan was de ene broer koetsier geweest en de andere anarchist. Dat was misschien romantischer geweest!’  

U hebt de Prix Goncourt voor het beste debuut gewonnen. Is uw leven daardoor veranderd? 

‘Het is een bewijs van vertrouwen, ook voor jezelf. Je denkt: misschien is wat ik doe niet zo slecht. Het boek verschijnt nu in veertien talen. Dat geeft me het gevoel dat ik voor veel mensen spreek, dat ik echt een publiek kan bereiken met een boek. Ik lééf echt als ik schrijf, en ik denk altijd: zal de lezer het leuk vinden deze pagina te lezen? Leert hij er iets van? Ik ben blij dat ik schrijver ben.’