Het is weer lijstjesseizoen en de VPRO Gids blijft niet achter. Natuurlijk vinden wij Oek de Jong en Stephan Enter ook heel goed, maar die hebben onze aanbeveling niet nodig. Daarom kiezen wij voor boeken die minder aandacht kregen, maar evengoed een plekje onder de kerstboom verdienen.

Miklós Bánffy: Te licht bevonden

(AtlasContact)

Tussen zijn geboorte in 1873 en dood in 1950 zag deze Hongaarse graaf hoe Hongarije ten onder ging, de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie ontstond en hoe de Russen uiteindelijk het communisme kwamen brengen, wat ertoe leidde dat hij berooid en vergeten stierf. In dit tweede deel van zijn Transsylvaanse trilogie toont hij door de ogen van de op hemzelf gelijkende graaf Bálint Abády het Hongarije van begin twintigste eeuw. Een heerlijk winterboek vol natte winterlaarzen, kloppende paardenhoeven en meisjes met koolzwart haar. Alleen al het aanschaffen waard vanwege de prachtige inleiding van Jaap Scholten over deze ‘Transsylvaanse Tolstoj’.

Geir Gulliksen: Kijk ons nu eens

(Ambo|Anthos)

In Het verhaal van een huwelijk ontleedde deze Noor het universele verhaal van een mislukt huwelijk vanuit een origineel perspectief: de bedrogen man verplaatst zich in zijn vrouw en kijkt door haar ogen naar zichzelf en hun relatie. In deze nieuwe roman voert Gulliksen opnieuw een intrigerende verteller op: de progressief-feministische Hans. Vijftig jaar, alweer veertien jaar getrouwd met zijn tweede vrouw. Op een bruiloft ontmoet hij Harriet, dertig en pas bevallen. Hoewel hij haar eigenlijk irritant vindt, komt het toch tot een met moedermelk doordrenkte relatie. Gênant intiem, maar dankzij de pedante verteller ook uiterst vermakelijk.

Richard Russo: Mohawk

(Signatuur)

Al jaren proberen we op deze pagina’s duidelijk te maken dat Richard Russo een fantastische schrijver is. Gek genoeg heeft dat ondanks een plank vol dikke prachtromans nog steeds niet geleid tot een echte doorbraak. In zijn warmbloedige, geestige romans portretteert Russo met liefdevolle ironie de mensen die aan de verkeerde kant van het spoor in hun kleine provinciestadje wonen; mensen die niet altijd geld hebben voor een sixpack bier en die haast tragisch gelukkig zijn met een nieuwe winterjas. De vertaling van zijn debuutroman, Mohawk, is een uitgelezen moment om het universum van Richard Russo binnen te stappen.

Soortkill: Smibanese Woordenboek

(Pluim)

Kom je uit Agga, Damsko, Roffa of Utje dan spreek je wellicht al jaren Smibanees. Maar inmiddels is straattaal ook doorgedrongen tot Drachten, Emmen en Apeldoorn.

Voor ouders die er niet langer in slagen met hun vijftienjarige wigger te communiceren is dit een onmisbaar naslagwerk. ‘Ik heb nog een klein beetje sassie, woub stie.’ ‘Fafi dan, ik heb raar honger door die assie.’ ‘Die woolie is derm, man!’

Barbara Kingsolver: Onbeschut 

(Orlando)

Willa Knox – in de vijftig, werkloos en woonachtig in een huis dat op instorten staat – is een van de mooiste personages die het afgelopen jaar voorbij kwamen.

In twee parallelle verhaallijnen over bewoners van hetzelfde huis, in 1860 en 2015, legt Kingsolver bloot hoe bedreigend het is om geen veilig dak boven je hoofd te hebben. Een caleidoscopische familieroman vol snedige observaties over populisme, religie, natuur en milieu.

Marijke Schermer: Liefde, als dat het is

(Van Oorschot)

‘Je was gelukkig. Geef toe dat je gelukkig was.’ Met deze wanhoopskreet klampt David zich vast aan het huwelijk dat tussen zijn vingers verkruimelt. Zijn vrouw Terri heeft een stomende verhouding met Lucas en wil hem niet meer. Hun twee dochters horen hun ouders ruziemaken en trekken zich terug in hun eigen wereld.

Dankzij haar messcherpe dialogen en oog voor alle betrokkenen, tilt Schermer een alledaags relatiedrama ver uit boven op de loer liggende clichés. Een schrijfster die een veel groter publiek verdient.

Peter Kaldheim: Waanwind

(De Geus)

Ooit studeerde Peter Kaldheim klassieke talen aan een dure universiteit. Nu is hij 37 en al jaren verslaafd aan drank en cocaïne. Als hij zijn schuld bij zijn cokedealer niet kan aflossen stapt hij, midden in een sneeuwstorm, op de eerste de beste bus stapt die hem wegvoert van New York.

In de maanden die volgen trekt hij al liftend door Amerika, totdat hij, clean en wel, aan een nieuw leven begint als kok in Yellowstone National Park. Een even gruizige als louterende memoir van een man die uiteindelijk toch nog iets van zijn mislukte leven wist te maken.

Jean Genet: Dagboek van een dief

(De Bezige Bij)

‘Onze huisvrienden’, zo noemt Jean Genet de luizen die in de naden van zijn broek wonen. ‘De luizen woonden op ons. Ze gaven onze kleren een zekere levendigheid, een uitstraling, en als ze weg waren, hadden onze kleren iets zielloos.’

Genet (1910-1986) leidde een zwervend, stelend, hoererend bestaan totdat hij na elf arrestaties tot levenslang werd veroordeeld. In de gevangenis schreef hij zijn eerste roman. In dit boek doet hij haast poëtisch verslag van zijn ruige leven als jonge twintiger te midden van andere verschoppelingen.

Helle Helle: Zij

(Querido)

Een meisje van zestien verhuist met haar moeder steeds opnieuw, van het ene bouwvallige huis naar het andere. Het is 1981 en ze moet naar een nieuwe school. Terwijl zij probeert aansluiting te vinden bij haar nieuwe klasgenoten en de heersende modes (Harembroek! Lamsleren vest!) en omgangsvormen te doorgronden, wordt haar moeder ziek. En zieker.

De Deense Helle laat veel weg. In korte alledaagse scènes en dialogen schetst ze het leven van een pubermeisje en de relatie met haar moeder. 

W.G. Sebald: Austerlitz

(De Bezige Bij)

Is er één schrijver die door zijn vakbroeders zo op handen worden gedragen als de onnavolgbare Sebald? Zijn boeken, die zich kenmerken door prachtige, meanderende zinnen en zwart-witfoto’s, kun je zonder overdrijving moderne klassiekers noemen.

Daarom is het goed nieuws dat De Bezige Bij behalve het wonderschone Austerlitz ook De ringen van SaturnusDe emigrés en Duizelingen opnieuw heeft uitgebracht. Voor nog geen honderd euro heb je vier meesterwerken waarin je maanden kunt verdwalen.

Tracy Chevalier: Een losse draad

(Orlando)

Een roman over een groepje vrouwen dat knielkussens voor de kathedraal borduurt, kan het saaier? Dan ken je Tracy Chevalier nog niet. Met Meisje met de parel, over het meisje op het schilderij van Vermeer, bewees ze al dat historische fictie haar goed ligt.

In deze verrukkelijke roman, die zich afspeelt in het Engeland van 1932, bekommert ze zich om de kleurloze, eenzame typiste Violet. Haar verloofde is omgekomen op het slagveld van WO I en er is zo’n enorm vrouwenoverschot dat een nieuwe liefde vinden uitgesloten lijkt. In haar borduurclubje vindt ze troost en herkenning.

Sanneke van Hassel: Nederzettingen

(De Bezige Bij)

‘Je bent al elf en toch lees ik je nog voor,’ schrijft Sanneke van Hassel in het ontroerende ‘Elf’, een verhaal over een jongetje van elf dat net in groep acht zit en zelf ook wel voelt dat de tijd van voorlezen bijna voorbij is.

Dat Van Hassel zo’n beetje de beste verhalenschrijver is die we hebben, daarover zijn critici het wel eens, maar die status brengt helaas niet vanzelfsprekend een grote schare lezers met zich mee. Lees daarom in de boekhandel stiekem het openingsverhaal, over een scooterongeluk in een Rotterdamse volksbuurt, en je bent verkocht.

Patrik Svensson: De lange weg naar huis. Over een vader, een zoon en de paling

(Thomas Rap)

Mannen en vissen, daar zijn sinds Moby Dick behoorlijk wat boeken over volgeschreven. Recent hoogtepunt is het geweldige Haaienkoorts, waarin de Noorse schrijver Morten Strøksnes meeslepend verslag doet van zijn jacht op de Groenlandse haai. Nu is daar de Zweed Svensson, die gefascineerd is door de paling waarop hij als jongetje van zeven leerde vissen.

Behalve een cultuurhistorische geschiedenis van de mysterieuze paling is dit ook een ode aan zijn vader ‘in zijn signaalgele visbroek en op zijn grote, lompe rubberlaarzen’. (Waarschuwing vooraf: minder geschikt voor dierenvrienden met een zwak gestel.)

Roberto Camurri: De menselijke maat

(De Bezige Bij)

Binnen enkele pagina’s zit je er helemaal in, in dat warme, lome zomergevoel vol zon, zout en seks. Davide en Anela brengen samen de nacht door, gaan een dagje naar het strand, en wonen niet veel later samen in het duffe dorpje Fabricco, ergens tussen Parma en Bologna.

Alle bewoners kennen elkaar, niemand lijkt echt in staat of van plan te ontsnappen aan het voorspelbare leven in de provincie. Totdat Valerio, de vriend met wie Davide en Anela een driehoeksverhouding hebben, het dorp verlaat. Wat is hier gebeurd? Broeierige roman over vriendschap en verraad.