Het migratiebeleid van de VS ligt Valeria Luiselli na aan het hart, maar haar nieuwe boek is geen pamflet vermomd als roman. Integendeel, Archief van verloren kinderen raakt je recht in de ziel.

Op pagina 434 van Archief van verloren kinderen staat: ‘Het gaat mij niet om intertekstualiteit als een naar buiten gerichte, performatieve daad, maar als een methode of een proces dat een rol speelt bij de compositie.’  

Juist ja. 

Het is maar goed dat we deze verantwoording bij de gebruikte bronnen pas lazen toen het verhaal al uit was, anders waren we er nooit aan begonnen. 

Valeria Luiselli is zo’n schrijver die zowel angst als ontzag inboezemt, omdat je denkt dat je niet slim genoeg bent om haar te begrijpen, intimiderend in haar eruditie.  Je weet dat ze een belangwekkende stem is, geen traditionele verhalenverteller, maar zo’n schrijver die het ambacht opnieuw uitvindt door te spelen met vorm en inhoud. Respect, diepe buiging, petje af, maar wil je haar ook lezen?  

Op elke pagina staat wel een zin of passage die je wilt onthouden, citeren, nog eens wilt lezen

Luiselli is boos – nee, woedend, razend, witheet, furieus, woest, ziedend over het lot van de kinderen die aan de Mexicaans-Amerikaanse grens worden opgepakt, gevangengezet en teruggestuurd. Dat is een van de onderwerpen waarover Archief van verloren kinderen gaat. Maar als je verhalen over zielige vluchtelingenkinderen wilt lezen, pak je de krant wel. Het is verleidelijk zo'n boek terzijde te schuiven.

Gelukkig deden we dat niet. Want Archief van verloren kinderen is geen pamflet vermomd als roman. Het is een  veelstemmig boek dat je recht in je ziel raakt, met op elke pagina een zin of passage die je wilt onthouden, citeren, nog eens wilt lezen.   

Stadsgeluiden

Het begint allemaal in New York, waar een man met zijn zoon en een vrouw met haar dochter een appartement betrekken en een gezin vormen. Het echtpaar werkt samen aan een project om de geluiden van de stad vast te leggen. Van de metro die krijsend tot stilstand komt tot overvliegende ganzen, zwaaiende schommels in de speeltuin en ‘oudere Koreaanse vrouwen die rijke nagels vijlden in de Upper West Side’.  

De vrouw, die het verhaal vertelt en net als haar man en kinderen naamloos blijft, wil een geluidsdocumentaire maken over de crisis aan de grens, waar meer dan tachtigduizend kinderen uit Mexico en Centraal-Amerika worden vastgezet. Kinderen die gevlucht zijn voor de bendes die hun land terroriseren, die slachtoffer zijn van misbruik en geweld en op weg waren naar familieleden in de Verenigde Staten.  

Maar haar man heeft een ander idee, hij wil een geluidsproject maken over de Apachen, de laatste indianenstam op het Amerikaanse continent die zich overgaf. Daarvoor wil hij zich een jaar of twee in Arizona vestigen.   

Hoewel deze plannen zich logistiek niet laten verenigen, stapt het gezin in de auto op weg naar het zuidwesten en zo belanden we in dat cliché der clichés: de roadtrip. Maar wel een om nooit te vergeten. De auto, met daarin de vader, de moeder, de jongen van tien en het meisje van vijf, werkt als een snelkookpan waaruit af en toe wat stoom ontsnapt. De vader is zwijgzaam, de moeder probeert moed en sfeer erin te houden en de kinderen klieren, zeuren, slapen en vragen hoe lang het nog duurt voor ze er zijn. 

Rituelen

Het is die overbekende gezinsdynamiek die Luiselli een heel nieuw gezicht geeft. Soms irritant, want dit zijn ouders die hun kinderen opvoeden volgens hun eigen superieure principes en smaak. Als de jongen zijn tiende verjaardag viert, wordt er terloops vermeld dat hij geen speelgoed krijgt, maar een zaklamp, kompas en polaroidcamera.  

Onderweg draaien ze The Clash, Janis Joplin en Talking Heads, en als Conrads Heart of Darkness en Kerouacs On the Road als luisterboek voor de achterbank net een brug te ver blijken, wordt het Goldings Lord of the Flies. De vader doodt de lange uren op de weg door verhalen te vertellen over de dappere Apachen, terwijl de moeder naar het nieuws over de vluchtelingencrisis aan de grens luistert en nog maar eens uitlegt uit hoe erg het allemaal is.   

Dit zijn ouders met een missie. Hun kinderen worden niet alleen opgevoed met Cultuur met een kolossale C, ook hun politieke bewustzijn wordt voortdurend gevoed. Is Luiselli een drammer? Ja, maar wel een van wie je bereid bent veel te slikken omdat ze ook zo prachtig over aardsere zaken schrijft. Neem haar observatie over hoe het ouderschap veel weg heeft van een uitgestorven, gecompliceerde religie. ‘In elk geval waar het de vaste gewoonten in de badkamer betreft. Er zijn meer rituelen dan redenen voor die rituelen, er is meer geloof dan ratio; het dopje van de tandpasta moet je er zo afdraaien, je moet zo in de tube knijpen; niet meer wc-papier afrollen dan dit, en het dan zo dubbelvouwen of zo in elkaar frommelen  voordat je gaat vegen; de shampoo eerst in je hand knijpen, niet meteen op je hoofd; eerst uit het bad stappen en dan pas de stop eruit halen om het leeg te laten lopen.’ 

Bureaucratische illusie

Op het ene moment vraagt het meisje op de achterbank wat een vluchteling is, een paar uur later merkt de jongen op dat de eerste mens die een koe ging melken een raar iemand moet zijn geweest. De gedragingen van de kinderen zijn fenomenaal en zo levensecht weergegeven dat je afvraagt in hoeverre hier nog sprake is van een roman.  

Het antwoord daarop is te vinden in Vertel me het einde, ‘een essay in veertig vragen’. Dit boek verscheen in 2017 en gaat over Luiselli’s ervaringen als tolk bij de immigratierechtbank in New York. In die rol heeft ze honderden kinderen gesproken over hun vlucht. Aan al die kinderen diende ze veertig vragen te stellen: ‘Waarom ben je naar de Verenigde Staten gekomen?’ ‘Met wie ben je naar dit land gereisd?’ ‘Is je op je reis naar de Verenigde Staten iets overkomen wat je bang maakte of pijn heeft gedaan?’ Veertig voorgedrukte vragen die een bureaucratische illusie symboliseren.

In het begin van Vertel me het einde beschrijft ze hoe ze met man, stiefzoon en dochter een roadtrip door het land maakte. Die reis vond plaats in 2014 en dient nu als fundament voor Archief voor verloren kinderen, een boek dat uit veel elementen bestaat. Er zijn lijstjes van de spullen die in de verhuisdozen in de kofferbak zitten, polaroidfoto’s die door de jongen zijn gemaakt, losse notities, plattegronden, knipsels, overlijdensaktes en hoofdstukken uit een boek dat Treurzangen voor verloren kinderen heet en waarin de ervaringen zijn opgetekend van kinderen die naar de grens trekken.   

Daarnaast wemelt het van de zijsprongen, waarmee Luiselli achteloos haar eruditie illustreert: de dagboeken van Susan Sontag, een songtekst van Laurie Anderson, de hoekige dans van Martha Graham, om dan ineens weer een passage te wijden aan een peuter die door zijn moeder (‘haar gezicht en armen de textuur van gekookte kip’) friet gevoerd krijgt, of een zwemmende labrador die toch geen Broccoli blijkt te heten.  

Buitenstaander

Telkens keert ze terug naar de kinderen, zowel die op de achterbank als die aan de grens. Haar sociaal-politieke activisme lijkt in Luiselli’s geval genetisch bepaald. Toen ze tien jaar was, verliet haar moeder het gezin om zich aan te sluiten bij een guerillabeweging in het zuiden van Mexico. Haar grootmoeder van moeders kant verdedigde de belangen van de inheemse bevolking. 

Luiselli zelf groeide grotendeels buiten Mexico op. Haar vader was diplomaat en als kind woonde ze achtereenvolgens in Costa Rica, Zuid-Korea en Zuid-Afrika. Na een paar jaar kostschool in India ging ze op haar negentiende in Mexico studeren om, zoals ze het zelf uitdrukte, ‘Mexicaans te worden’. Hoewel ze in New York woont, voelt ze zich even Mexicaans als Amerikaans. Zo past ze ondanks alles in de traditie die zoveel goeie Amerikaanse schrijvers heeft voortgebracht: die van de buitenstaander die zich nergens echt thuis voelt.  

Terug naar die auto nu, waar intussen een huwelijk afbrokkelt en de kinderen, gevoed door verhalen over heldhaftige Apaches en zielige vluchtelingenkinderen, hun eigen avontuur bedenken. Wanneer Luiselli halverwege wisselt van vertelstem en de jongen het woord geeft in plaats van de moeder, is dat een stijlbreuk die niet geheel overtuigt. Als de jongen en het meisje weglopen van huis laat ze hem denken: ‘Mam zou net zo met ons bezig zijn als met de verloren kinderen. De hele tijd, en met heel haar hart. En pap zou zich richten op het zoeken naar ónze echo’s, en niet naar al die andere echo’s die hij najaagde.’   

Geen jongen van tien, hoe welbespraakt ook, zou zijn gedachten zo formuleren. Door het lot van haar eigen kinderen zo nadrukkelijk te verbinden met dat van die andere kinderen, daar aan de verkeerde kant van de grens, wil ze haar punt voor alle zekerheid nog eens maken. Soms is less more, Luiselli. Maar evengoed: sombreros fuera.*

*Petje af.