Om Remco Campert kunt u deze week moeilijk heen. VPRO Boeken staat in het teken van de biografie die Mirjam van Hengel schreef, in Nooit meer slapen vertellen dichters wat Campert voor hen betekent, en in Pauw zijn Van Hengel en Camperts boezemvriend Kees van Kooten te gast.

Gedurende zijn lange schrijversleven heeft de kenmerkende stem van Remco Campert eindeloos vaak door de vpro-microfoon geklonken. Op de radio was hij al in 1959 te horen in Stemmen van schrijvers. Daarna volgden (onder veel meer) het door hemzelf voorgelezen feuilleton De Harm & Miepje Kurk story, een Marathoninterview waarvoor Jan Donkers naar Frankrijk afreisde, een uitzending van Andere tijden over Het leven is vurrukkulluk, en de prachtige documentaire Verloop van jaren die John Albert Jansen over hem maakte. De scène waarin Campert en zijn vrouw Deborah genoeglijk kibbelend hun dagelijkse potje scrabble spelen werd een instantklassieker.

Al die interviews, voordrachten en verhalen werden verzameld op een onlineplatform dat op Camperts 89ste verjaardag door de VPRO werd gelanceerd bij wijze van verjaardagscadeau. U kunt deze week moeilijk om Campert heen, want op 4 september verschijnt Een knipperend ogenblik, de biografie die Mirjam van Hengel over hem schreef. Zij is samen met Camperts boezemvriend Kees van Kooten te gast in Pauw. De vpro pakt uit met een bijzonder poëzieproject: Hagar Peeters, Dean Bowen, Ellen Deckwitz, Pieter Boskma en Elly de Waard schreven een gedicht voor Campert dat ze deze week in Nooit meer slapen voordragen. Tevens vertellen ze wat het werk van Campert voor hen heeft betekend. De voordrachten zijn ook te zien op VPRO’s eigen poëziekanaal op YouTube. Tot slot is de uitzending van VPRO Boeken geheel gewijd aan Campert. Jeroen van Kan praat met Mirjam van Hengel over haar biografie.

In de volgende secties vertellen Hagar Peeters en Ellen Deckwitz over Campert.

Hagar Peeters

Hagar Peeters voelt zich verwant met Remco Campert, als dichter en als enig kind van een grotendeels afwezige vader.

Ik droeg voor in café Eik en Linde in de Amsterdamse Plantage. Ik was nog heel jong, een jaar of 24. Mijn selectie bestond uit vrolijke, humoristische, lichtere gedichten, afgewisseld door zwaardere, ernstige en droevige. Toen bleek Remco Campert daar opeens ook voor te dragen. Voor het eerst hoorde ik zijn gedicht ‘Lamento’ en ik kreeg kippenvel, ik was diep geraakt en ontroerd. Iemand had hem gesproken en op diens vraag wie hij een goede nieuwe dichter vond, noemde hij ‘Hagan Peeters’, mijn naam had hij verkeerd verstaan, maar mijn poëzie niet. Een poosje later nodigde de vroegere directeur van Poetry International, Martin Mooij, mij uit voor een dichterstournee in Indonesië, samen met Remco Campert, Rudy Kousbroek, Gerrit Komrij, Gerry van der Linden en nog een paar anderen. Ik was bij hem aangedragen door Campert. We reisden naar verschillende steden op Java, waar we optraden met Indonesische dichters.

‘Lamento’ heb ik op die tournee wel meer dan twintig keer gehoord. Dat gedicht was juist door Linde Voûte in het Bahasa Indonesia vertaald. In plaats van afgestompt te raken, overkwamen mij het kippenvel en de ontroering toch elke keer weer, zelfs als ik mij voornam ditmaal niet te worden geraakt. Het was als een pavlovreactie. Op de laatste dag traden we op in het Erasmus Huis en Campert droeg opnieuw ‘Lamento’ voor. Na ‘dat altijd maar het middaglicht je okeren schouder’ zei hij plotseling mijn naam. Ik was verbluft, en wist na afloop helemaal niet meer wat ik zeggen moest.

Rode wijn

Door Campert ontdekte ik Indonesië. Ik ben daarna nog een aantal keren teruggegaan voor literaire festivals en eind dit jaar treed ik er weer op, op Bali. Na mijn eerste terugkeer uit Indonesië werd mijn boek Gerrit de Stotteraar gepresenteerd bij De Balie in Amsterdam, en Campert was erbij. We gingen daarna naar jazzclub Casablanca op de Zeedijk, waar livemuziek was. Campert werd zo dronken dat Mustafa Stitou en ik hem nog samen naar huis hebben begeleid, waar de poes hem al zat op te wachten op de trap. Ook werden we gevraagd voor een poeziëvoorstelling in Antwerpen, in het kader van Valentijnsdag, met als thema ‘De eerste keer’. Het was de bedoeling dat Campert en ik samen zouden optreden met nieuwe gedichten. Ik woonde toen in onderhuur in een bouwval in De Pijp en Campert kwam bij me langs om samen onze dichtkunst te beproeven. Hij vroeg me wel een goede fles rode wijn in huis te halen, van minstens tien gulden (of euro). Ik schreef toen het gedicht ‘Debuut’ en Campert schreef het gedicht ‘De eerste keer’, ik heb daarvan nog een proefversie met doorgedrukte typemachineletters. Campert gaf mij het kartonnen doosje van zijn schrijfmachinelint als cadeautje. Eerder al had ik in Indonesië in de binnenzak van een zwart colbertje dat ik daar steeds tijdens optredens droeg een inmiddels totaal verkruimelde sigaret van hem bewaard. Ons optreden in Antwerpen werd een daverend succes, alleen maakte mijn vriend Mustafa het uit jaloezie de dag daarop, de dag na Valentijn, uit.

'Hij vroeg me een goede fles rode wijn in huis te halen, van minstens tien gulden.'

Hagar Peeters

Eenling

Ooit sliep ik na afloop van Poetry International bij Campert op de hotelkamer, omdat ik zelf geen kamer had. Daar lagen wij stil met onze kleren aan op het bed, terwijl een spleet van neonlicht door het gordijn dat niet goed sloot precies tussen ons in viel. Campert zei toen, vlak voor het in slaap vallen: ‘Toen we moe werden gingen we slapen en reden de auto’s achteruit.’ Daarover heb ik later het gedicht ‘Voor Remco Campert’ geschreven. Campert is als een soort vader voor mij. Ik heb het gevoel dat ik hem begrijp op allerlei niveaus, terwijl we allebei nogal schuchtere persoonlijkheden zijn en bijna al onze communicatie, behalve de geschrevene in dichtvorm, non-verbaal werd uitgewisseld.

Ik voel verwantschap met hem als dichter, als enig kind van een vader die geen grote rol in mijn leven heeft gespeeld. Tot zijn dertiende had Campert nauwelijks een vader, en daarna had hij helemaal geen vader meer. Ik kreeg pas na mijn elfde contact met mijn vader. Zijn vader was vermoord door de Duitsers in concentratiekamp Neuengamme, omdat die Joodse vluchtelingen bij Limburg de grens over hielp, Joodse familie van mij is vermoord in Duitse concentratiekampen. Het thema van hechting en binding en de (on)mogelijkheid daarvan, het luchthartig blijk willen geven van de moeilijkheden in het leven, het eenling zijn, en van daaruit in poëzie anderen bereiken, zoals hij schreef – ‘Poëzie is een daad / van bevestiging. Ik bevestig / dat ik leef, dat ik niet alleen leef’ – zijn toegankelijke stijl, die zulke diepzeggende gedichten oplevert, zijn speelse taalexploraties, -elaboraties, -exploitaties en -explosies, zijn muzikaliteit (hij trad op met jazz, ik met rap) en het besef dat hij in de eerste plaats schrijver is, misschien wel in de allereerste plaats dichter, dat alles, en nog veel meer, betekent hij voor mij.

Remco Campert in zijn schrijfkamer

Ellen Deckwitz

Op Valentijnsdag 2008 viel schrijver en dichter Ellen Deckwitz voor de voordrachtskunst van Remco Campert.

Er bestaan tientallen Remco Camperts. Allereerst is er natuurlijk de stoffelijke versie, een vriendelijke tachtiger met zijn door tijd en scrabble verweerde handen en ogen zo blauw als het hart van de gasvlam. Daarnaast zijn er ook Campert de dichter, Campert de columnist, Camper de prozaïst. Zijn verzameld werk weegt inmiddels 3,07 kilo en bestaat uit zoveel genres dat het je gaat duizelen: romans, vertellingen, verzen kinderboeken, toneel- en radioteksten.

Ik las hem voor het eerst op de middelbare school. De gedichten vond ik mooi, maar het waren zijn korte verhalen die me overdonderden. Als tiener is je leven uiteraard een groot tranendal en de hoge grapdichtheid van Camperts proza zorgde ervoor dat er toch nog wat te lachen viel. Neem nou deze terzijde uit het verhaal ‘Alle dagen feest’: ‘De nacht leek een zee van mogelijkheden: olietankers, meeuwen, wrakhout, lege flessen stukken kruk, lijken.’ Of: ‘Wij waren op de Veluwe terechtgekomen omdat de Duitsers het nodig hadden geacht dat deel van Den Haag waarin we woonden af te breken.’ Zijn verhalen beurden me op, veranderden de wereld in iets dat je flink kon uitlachen waardoor je even het belachelijke idee had dat er grip op het bestaan was. Jarenlang bewonderde ik Campert vooral vanwege diens proza, maar op Valentijnsdag 2008 viel ik voor een andere kant van hem.

'Ik leerde de kracht van rust kennen.'

Ellen Deckwitz

Dienstbaarheid

Hij trad die dag op in de Groningse Schouwburg waar hij een fragment zou voorlezen uit zijn roman Het satijnen hart (2006). Ik was meegesleept door vrienden en zat daar toch een beetje tegen heug en meug. Ik zie auteurs die ik bewonder liever niet optreden, omdat het bijna altijd teleurstelt: de voordracht kan doorgaans niet tippen aan de brontekst. Ik hield mijn hart vast toen Campert het podium betrad. Zonder enig aplomb liep hij naar het katheder, keek het publiek een beetje verrast aan – zo van: ‘Hé, jullie ook hier?’ – en begon in alle rust aan zijn tekst.

Zijn stem kende ik al van televisie. Die raspende huig-r, de stem hees alsof hij die ochtend nog even met vloeibaar schuurmiddel had gegorgeld, een kortademigheid waardoor je als toehoorder nog scherper luisterde: wanneer zou zijn stem breken? Zou hij het redden tot het einde van het verhaal?

Maar nu pas viel me de subtiele wijze op waarop hij zijn werk bracht. Tal van schrijvers en dichters zetten een verheven toontje op wanneer ze voordragen, waardoor je zo druk bent met ergeren dat je geen aandacht meer hebt voor de tekst. De kracht van Camperts optreden lag in zijn enorme dienstbaarheid aan de woorden, die zich kenmerkte door de afwezigheid van opsmuk. Hier was iemand die zich niet verborg achter theatraliteit, waardoor alles wat hij zei, des te harder binnenkwam.

Geschenk

Hij las die avond een fragment voor waarin een wat oudere kunstenaar door zijn jongere halfzus wordt gevraagd of ze bij hem in bed mag slapen. Hij wordt opgewonden, ze zoenen en rotzooien wat, waarbij er slim in het midden wordt gelaten wat er nou echt gebeurt. De hele schouwburgzaal stond op scherp: was dit incest? Was het ook liefde? Campert droeg het zo kalm voor dat de spanning in de zaal alleen maar toenam. Het romanfragment eindigt met de oudere kunstenaar die jaren later op deze nacht terugkijkt, hoe het leven zo snel gaat, hoeveel liefde er verdwijnt. Plotseling keek de schrijver de zaal in, en zei: ‘En dat is wat ons verbindt.’ Bam. Hij knikte en wandelde onder een klaterend applaus de coulissen in.

Dit was geen lezing, dit was een hoorcollege voordrachtskunst. Eenmaal thuis zocht ik alle opnames van Campert op die het internet me kon bieden. Ik leerde de kracht van rust kennen. En zo ging ik naast Campert de prozaïst, ook Campert de voordrager bewonderen. Sindsdien heb ik hem nog vaak zien optreden, en iedere keer was het even betoverend. Voordracht is een geschenk van het moment, net zoals livemuziek of -dans, en iedere keer dat ik hem zie, ben ik sterker ontroerd. We leven in een tijd waarin online nogal wat is vastgelegd, maar er gaat niets boven er zelf bij zijn, de spanning, de subtiele band die hij vanaf het podium aangaat met de zaal. Het raakt me iedere keer, vooral vanwege het feit dat de voordrager, de meest kwetsbare Campert is. Het is de teerste versie van hem, die het hardst nadreunt, en van wie ik het meest heb geleerd. Vier hem zolang hij er nog is, mogen zijn woorden voor altijd nadreunen.

VPRO Boeken is zondag om 11:20 te zien op NPO 1.
Pauw is maandag om 23:00 te zien op NPO 1.
Nooit meer slapen is ma t/m vr te horen op NPO radio 1 van 0:00 tot 2:00.