Mensje van Keulen schreef haar dagboeken wanneer ze vastliep met het ‘echte werk’, en niet om ze te publiceren. Nu verschijnt met Neerslag van een huwelijk toch een tweede deel.

VPRO Boeken met Mensje van Keulen en Esther Gerritsen 
Zondag, NPO 1, 11.20-12.00 uur

Als we goed hebben geteld, is Neerslag van een huwelijk het dertigste boek van Mensje van Keulen dat het licht ziet. Na korte verhalen, romans, reisverhalen, gedichten en kinderboeken is dit de tweede keer dat ze een deel van haar dagboeken publiceert. Alle dagen laat verscheen in 2006 ter gelegenheid van haar zestigste verjaardag. Nu is de tijd kennelijk rijp voor het vervolg: de jaren 1977-1979, waarin ze nog getrouwd was met ‘wrede engel’ Lon, die er een niet zo erg geheime affaire op nahield en, erger nog, beslist geen kinderen wilde.

Mensje van Keulen is een van de aardigste schrijvers die er rondlopen. Zo aardig dat nogal eens wordt vergeten hoe goed ze is. (Waarom heeft ze bijvoorbeeld nooit het Boekenweekgeschenk geschreven?) Er zijn dagen dat ze drie woorden schrijft en er vijf schrapt, zo kritisch is ze. Niemand mag een letter lezen totdat ze zelf vindt dat het niet beter kan. Het resultaat is dat ze in haar lange schrijversleven nog nooit een slecht boek heeft afgeleverd.

Voor iemand die zowel bescheiden is als zelden tevreden, is het opmerkelijk dat ze toch weer een dagboek publiceert. Haar dagboeken zijn, in tegenstelling tot die van Hans Warren of Frida Vogels, nooit geschreven met het oog op publicatie. Ze hield ze bij om de motor gesmeerd te houden. Als ze weer eens vastliep met het echte werk, stond er tenminste nog iets op papier.  
In aanloop naar het verschijnen van Neerslag van een huwelijk liet ze her en der al vallen dat ze eigenlijk hoopt dat niemand het gaat lezen, zo ambivalent is ze erover. Dat zal ijdele hoop zijn, want dit boek is om allerlei redenen zeer de moeite waard. Allereerst vanwege alle grootheden die erin figureren: Gerrit Komrij, Hans Warren, Maarten Biesheuvel, Hugo Claus, Cees Nooteboom, Kees van Kooten, Marita Mathijsen, Hans van Mierlo, Sjef van Oekel, Bibeb, Ischa Meijer, Joop van Tijn, Jan Lenferink en Wim T. Schippers; ze duiken, al dan niet beneveld of hitsig, op in het leven van Mensje van Keulen.

vrije seks

Dat dit de jaren zeventig zijn, blijkt niet alleen uit het feit dat ze naar Roots en de Wie-kent-kwis kijkt, of dat de ‘onsmakelijke’ slager foute moppen tapt over kapende Molukkers, maar ook uit de preoccupatie met vrije seks. Die verworvenheid pakt voor de een gunstiger uit dan voor de ander. Als echtgenoot Lon de nacht weer eens bij de gehate C. doorbrengt, zit Mensje thuis te huilen, drank en sigaren binnen handbereik. Het lege bed vult ze met haar dierbare poezen en Anna Karenina. Gelukkig komt haar moeder, even zorgzaam als praktisch, af en toe langs.

‘Woensdag was ma er, ditmaal met twee nieuwe pleeborstels en een eigen gebakken kruidkoek. O, lief, doorgroefd gezicht!’
Hier zie je het grote talent van Mensje van Keulen om een situatie of persoon in een enkele zin te typeren. Eind jaren zeventig stond ze met twee romans en een verhalenbundel aan het begin van haar carrière, maar dat vermogen om zich kernachtig uit te drukken, had ze toen al. ‘Een man die zijn haar in een intelligente lok opzij had gekamd’. Een vrouw met ‘vijf zonen, een zwijgzame man en een groot huis, waarin haar zelf vervaardigde knullige schilderijen hangen’.

In de trein: ‘De lunch was niet best, maar smaakte nog wel doordat het landschap groen en fris als een verse salade voorbijschoof.’
Tijdens een autorit: ‘Soms zou ik een onbekende willen zijn in een van die onpersoonlijke woningen langs lange, provinciale wegen.’

reddende pen

In interviews heeft ze vaak gezegd hoezeer ze hecht aan bondig formuleren. Waar een ander een alinea nodig heeft, heeft zij aan een zin genoeg. Dat is een kwaliteit waar nogal wat schrijvers een voorbeeld aan kunnen nemen. Neem het haast achteloos genoteerde incident in een Franse trein, waar andere schrijvers een half boek voor nodig zouden hebben. Mensje en vriendin Tineke krijgen door de conducteur een eersteklas slaapcompartiment aangeboden. ‘Terwijl ik in dat smalle bedje lag te slapen, propte hij midden in de nacht zijn lul, nogal een klein geval, in mijn mond. Tineke, die op het andere bedje lag, had niets in de gaten en sliep rustig door. Ik was te verbijsterd en versuft om iets te doen en dacht alleen maar: Nog even en hij is weg… Nog even… Schiet op, zielige lul.’
Aan drama geen gebrek in dit dagboek. Er wordt hartstochtelijk geruzied en vreugdeloos geneukt, maar altijd is er die reddende, laconieke pen. Als Mensje eindelijk zwanger is en dat aan Lon moet vertellen, voel je je knieën plaatsvervangend knikken.

‘Hij sloot zijn ogen, zuchtte en zei: “Nou, fijn voor je, hoor. Dat heb je toch gewild? Nou heb je je zin. Geluk ermee. Over twintig jaar zie je wel of je er wat aan vond.”’

Als je daarna leest dat ze voor hem haar groeiende buik probeert in te houden, snap je twee dingen niet: waarom ze niet weggaat bij die man en waarom ze niet allang de P.C. Hooftprijs heeft gekregen.

Zondag is Mensje van Keulen te gast in VPRO Boeken, waar ook Esther Gerritsen komt vertellen over haar nieuwe roman, De trooster.

VPRO Boeken
Zondag, NPO 1, 11.20-12.00 uur

Mensje van Keulen – Neerslag van een huwelijk (Atlas/Contact)