Tien jaar na de dood van Jan Wolkers verschijnt 'Het litteken van de dood', een biografie geschreven door Onno Blom. Thomas van den Bergh sprak Blom over het schrijfproces van het boek, dat tien jaar duurde.

Onno Blom is moe. Het was een korte nacht met drie, vier uur slaap. De veroorzaker daarvan ligt nu prinsheerlijk in zijn armen. Sofie Blom, vierenhalve week oud, bestudeert stoïcijns het gezicht van haar vader. Als hij aan een uiteenzetting begint over de totstandkoming van zijn binnenkort te verschijnen ‘meesterproef’, de biografie van Jan Wolkers, sluit Sofie haar oogjes en geeuwt krachtig. ‘Hé! Ik zei iets heel interessants!’ zegt Onno Blom lachend.

Voor hem werd de zomer van 2017 de zomer van een dubbele bevalling. In één week tijd werden boek en baby afgeleverd. ‘Jazeker, je kunt die twee met elkaar vergelijken. Ook dit boek is een deel van mijn leven. Het valt me moeilijk om er gezonde afstand tot te bewaren. Ik heb er tien jaar over gedaan. Een olifantsdracht is er niks bij.’

Blom beschrijft zijn ontroering toen de eerste exemplaren van het boek bij de binder van de band rolden. ‘Het overviel me. Natuurlijk was ik benieuwd. Maar toen ik die eerste stapel zag liggen, vocht ik ineens tegen de tranen.’

Toen hij twaalf was, las Blom zijn eerste Wolkers. Dat was Terug naar Oegstgeest, voor deze geboren en getogen Leidenaar een herkenningstocht door zijn vertrouwde omgeving. Daarna kwam Kort Amerikaans, dat zich ook grotendeels in Leiden afspeelt, de stad waar Wolkers in de oorlogsjaren onderdook op de tekenacademie Ars Aemula Naturae. ‘Ik las daarin over de plekken van mijn jeugd, maar in dat bekende decor speelden zich de waanzinnigste dingen af. Kort Amerikaans opende mijn ogen voor de literatuur. Daarna volgden de andere grote romans van Wolkers, maar ik las ook Reve, Mulisch, Hermans, ik was een echt vreetlezertje.’

Onno Blom

'Ik vertelde Jan Wolkers dat mijn grote droom altijd was geweest nog eens te promoveren op de biografie van een groot kunstenaar.'

Onno Blom

obsessief

De mens Wolkers leerde hij kennen toen hij in 2004 als journalist aan zijn zijde door Leiden wandelde, samen met tekenaar Dick Matena, die een verstripping van Kort Amerikaans voorbereidde. Een half jaar later trad Blom aan bij Wolkers’ uitgever De Bezige Bij als de beoogd opvolger van directeur Robbert Ammerlaan. Omdat Wolkers in 2005 Boekenweekauteur was, trokken ze veel samen op. Het klikte. Dus toen Blom in 2006 veel eerder dan voorzien alweer bij de uitgeverij vertrok, belde Jan hem op om hem uit te nodigen op Texel. ‘Hij wilde weten wat mijn plannen waren. Ik vertelde hem dat mijn grote droom altijd was geweest nog eens te promoveren op de biografie van een groot kunstenaar. Toen zei Jan: “Daar zijn er niet veel van, hè.” Er viel een stilte, en daarna zei hij: “Dat gaan we doen.” En dat was het. Hij had de knoop doorgehakt. Ik zou zijn biograaf worden.’

Onno Blom stemde in, zich niet bewust van de immense taak die hem wachtte. ‘Jan wist veel beter dan ik waar ik aan begon. Hij kende zijn archief, wist hoe obsessief hij altijd was bezig geweest om de puzzelstukjes van zijn eigen leven te verzamelen. Wat het zou betekenen om dat allemaal uit te zoeken, als een detective door al die mappen en al die laatjes en al die spullen te moeten gaan. Hij heeft dat allemaal voorzien. Toen het nieuws bekend werd dat ik zijn biograaf zou worden, zei Wolkers tegen NRC dat het inlossen van mijn opdracht mij bloed, zweet en tranen zou kosten. En dat is natuurlijk gebeurd. Zijn leven heeft me overgenomen. Ik ben er net zo obsessief in gaan graven als hij.’

Tekst loopt verder onder de afbeelding.

Is Wolkers altijd zo’n obsessief verzamelaar geweest?
‘Absoluut. Het is mijn stellige overtuiging dat hij op die manier een tegenwereld wilde scheppen als negatief van de wereld van zijn vader. Tegenover het bouwsel van het gereformeerde geloof kwam zijn eigen bouwwerk te staan. Die tegenwereld was de wereld van de kunst. Wolkers was een magisch denker. Hij creëerde zijn eigen universum met zijn eigen rituelen, zijn eigen taal. En met dat archief van hem.’

De verschijning van deze 1120 pagina’s tellende pil is met geheimzinnigheid omgeven. De biograaf zal op de tiende sterfdag van Jan Wolkers, op 19 oktober, zijn studie als proefschrift verdedigen. Mede daarom mocht geen enkele journalist tevoren een drukproef inzien. Wel werd de titel prijsgegeven: Het litteken van de dood.

‘Een dramatische titel, inderdaad. Wolkers was gefascineerd door de dood, die al vroeg in zijn leven was gekomen. De dood van zijn broer Gerrit, in 1944, heeft hem getekend. Als contrapunt is er die waanzinnige levenslust, de liefde, de seks. Die twee dingen, liefde en dood, eros en thanatos, drijven hem voort.’

Anders dan de biograaf die als een droge notulist alle feitjes van een leven chronologisch rangschikt, wil Blom een auteur zijn met een visie op zijn onderwerp. ‘De crux van mijn boek is de volgende. Jan heeft gezegd: “Niemand is dichter bij de waarheid gebleven dan ik. Mijn leven en werk zijn één.” Ik vraag mij af of dit zo is. Klopt dat wel? En wat is dan die waarheid? De verhouding tussen die twee zijn eindeloos veel complexer. Hij gebruikte de werkelijkheid voor zijn boeken, zeker. Maar de kunst heeft ook zijn leven weer bepaald. Hij stelde zijn leven zelfs in dienst van zijn verhalen. In zijn dagboek beschreef hij het bezoek aan een hoertje. Had hij nodig voor Turks fruit. “Een excuus en nog echt waar ook,” noteerde hij. Wolkers ging heel ver om materiaal te verzamelen, om zich de levens van anderen toe te eigen en tot literatuur te maken. Soms op de grens van het toelaatbare. Zo heeft hij gesprekken met Annemarie Nauta, die model zou staan voor Olga uit Turks fruit, op band opgenomen. Zonder dat zij daarvan wist.’

Hoe hangen de schrijver en de schilder/beeldhouwer Wolkers samen? Heb je een integrale visie ontwikkeld op die beide kanten van zijn dubbeltalent?
‘Het is mijn overtuiging dat de dood van zijn broer de kunstenaar in Wolkers heeft wakker gekust. In 1944 kreeg Gerrit difterie. Een paar dagen voor diens dood maakte Jan een tekening van een ondergaande zon, die hij Laatste mogelijkheden noemde. Dat was bedoeld als bezwering van de dood. Jan dacht echt dat de kunst – of dat nu het tekenen of het schrijven was – zijn leven kon redden, of dat van een ander. Een vergaande vorm van magisch denken.’

‘Tegelijk was het schrijven iets heel ambachtelijks voor Wolkers. Hij wilde zich ontwikkelen als schrijver om zo tot zelfinzicht te komen. Dat was een kwestie van keihard werken. Hij is niet de oerkunstenaar die zomaar iets op papier kwakt, nee, hij ging heel systematisch en doordacht te werk.’

Terwijl spruit Sofie driftig op zijn pink sabbelt, knikt Onno Blom naar een groot tweeluik van Wolkers dat bij hem boven de bank hangt. Het is De winter van vier seizoenen. ‘Voor zowel de literatuur als de schilderijen geldt: het is streng calvinistisch gekadreerd, maar daarbinnen is het exuberant van toets, kleur en beweging. Dat is Wolkers. Een ambachtsman die alles in de hand houdt. En tegelijk heel woest en melancholiek van aard.’

Of hij nu wilde of niet, dat calvinisme zat er diep in?
‘Zeker. Vooral ook in zijn arbeidsethos. Een dag niet gewerkt is een dag niet geleefd. Hij is tot zijn laatste dag met zijn kunst bezig geweest.’

Tekst loopt verder onder de afbeelding.

Het is verleidelijk hier een parallel te trekken met de biograaf, die ook obsessief heeft doorgewerkt tot hij er bijna aan onderdoor ging.
‘Ik wil niet zeggen dat ik zo monomaan ben als Wolkers. Maar op het laatst was het wel schrijven om te overleven, ja. Waarmee ik overigens absoluut niet wil suggereren dat ik een even groot kunstenaar of schrijver zou zijn. Maar je krijgt toch rare parallellen. Zijn leven en dat van mij begonnen op zeker moment in elkaar over te vloeien. Ik droomde van Jan. Ik ademde Jan.’

‘Eén voorbeeld. Ik zat het materiaal van Een roos van vlees over te typen. In die roman heeft Wolkers zoals bekend de dood verwerkt van zijn tweejarige dochtertje Eva, die de hete kraan opendraaide nadat ze in de gootsteen te wassen was gezet. Die brieven van Jan aan Maria zijn van een diepe droefenis. Er is een passage waarin Jan beschrijft dat hij zijn handen onder kokend water houdt om te ervaren wat zijn dochtertje moet hebben doorstaan. Dat greep mij zeer aan. Mijn dochtertje Julia was toen ook net twee jaar, daar projecteer je dat op. Maar ik typte obsessief verder, zonder het tot me door te laten dringen. Aan het eind van die week bleek dat het hele tekstbestand in mijn computer gewist was! Niet meer terug te vinden. Juist omdat ik het probeerde weg te drukken, had ik het onklaar gemaakt, denk ik.’

‘Toen jaren later Jans tweeling geboren werd, durfde hij ze aanvankelijk niet in bad te doen. Terwijl ik daarover schreef, gaf ik mijn eigen kind een bad. Begrijp je, je wordt besmet met die angsten.’

‘Maar ik ben net zo goed besmet door de mooie dingen uit Jans leven. Texel. De natuur. De schilderijen, het atelier, het eten en drinken. Dat komt ook door Karina, die het tegenovergestelde is van een lastige schrijversweduwe. Het is ook een weldadige, fantastische onderneming geweest, het werken aan dit boek.’

'Het afkicken van het schrijfproces heeft iets droevigs. Een soort legenestsyndroom.'

Onno Blom

Als het zozeer je leven heeft bepaald, zal het wel even afkicken worden, de komende tijd.
‘Klopt. Ik zie ernaar uit, maar ik zie er ook tegenop. Het heeft iets droevigs. Een soort legenestsyndroom. Ook weer zoiets: ik zit dat boek af te ronden, met een merelnest vlak onder mijn raam. Voortdurend gekwetter vlak onder mijn neus. Op een gegeven moment, ik was met de epiloog bezig, is het opeens doodstil. Het nest was leeg. Ik kon nog één lijkje vinden, beneden, wat er met de rest is gebeurd weet ik niet. Ik zeg je, dat boek gaat overal in zitten.’

Op dat moment, als was het zo afgesproken, zet Sofie haar schelle keeltje op. Alsof ze zeggen wil: zo is het genoeg.

Onno Blom: Het litteken van de dood. De biografie van Jan Wolkers
(uitgeverij De Bezige Bij)