Met zijn roman 'De pelikaan' voegt Martin Michael Driessen een nieuw hoogtepunt aan zijn toch al uitzonderlijke oeuvre toe.

Het zal voor velen een verrassing zijn geweest dat Martin Michael Driessen (1954) ruim een jaar geleden door zowel de beroeps- als de lezersjury werd bekroond met de ECI Literatuurprijs voor zijn bundel Rivieren (2016).

Hoewel hij de oudste van de genomineerden was, had hij de minste ervaring met hoe dat voelde, zei Driessen in zijn dankwoord, knikkend naar Arnon Grunberg en Connie Palmen. Om vervolgens te bekennen dat hij heen en weer werd geslingerd tussen bescheidenheid en hoogmoed. ‘Er is een stem in mij die zegt: de jury heeft zijn werk erg goed gedaan. Ik héb het beste boek van het jaar geschreven. Misschien wel van de eeuw.’

Driessen is een in ambitie, toon en verbeeldingskracht uitzonderlijk oeuvre aan het opbouwen

Ironie?

Deels ongetwijfeld. Maar je kon het ook beschouwen als een indicatie van de inzet waarmee deze relatieve laatkomer in de letteren het schrijverschap benadert: ongegeneerd reikend naar het allerhoogste. En al is hij bij het grote publiek nog steeds geen overbekende naam, de toenemende erkenning voor de vruchten daarvan is inderdaad zeer terecht.

Want, blijkt wederom bij het verschijnen van zijn nieuwe roman, De pelikaan, Driessen is een in ambitie, toon en verbeeldingskracht uitzonderlijk oeuvre aan het opbouwen. En dat vooral de laatste jaren in een tempo alsof hij dringend verloren tijd wil inhalen.

Voor zijn literaire debuut had de schrijver al een paar levens achter de rug, eigenlijk. Geboren in Bloemendaal, als zoon van een Nederlandse vader en een Duitse moeder, was hij vier jaar lid van de nationale schermploeg, terwijl hij in Amsterdam onvoltooid gebleven studies geschiedenis en Sanskriet volgde. Na een wél afgemaakte studie theaterwetenschappen aan de Ludwig-Maximilians-Universität in München werkte hij vanaf 1982 drie decennia als toneel- en operaregisseur bij vooral Duitse gezelschappen. En tussen de bedrijven door vertaalde hij ook nog toneelwerk van ondermeer John Millington Synge, William Shakespeare en Joost van den Vondel in het Duits en het Nederlands.

Tekst loopt verder onder de afbeelding.

'Onderweg heb ik een paar keer de moed opgegeven ooit nog schrijver te kunnen worden'

Martin Michael Driessen

alchemistisch proces

Zijn in 1999 verschenen debuutroman, Gars, schreef hij naar eigen zeggen in een acht weken durende ‘razernij’ na het overlijden van zijn nog geen jaar oude zoontje. Wat typerend genoeg géén autobiografisch rouwproza opleverde, maar een woeste, Jeroen Bosch-achtige ridderroman. Zoals datzelfde persoonlijke drama hem ook inspireerde tot Vader van God (2012), een radicale herschrijving van de Bijbel, even kolderiek als ontroerend, waarin het opperwezen een eenzame duivenhouder is die samenwoont met zijn huishoudster, Bartje, en ‘pleegvader’ Jozef Jezus ontvoert, in de hoop hem een messiasbestaan (en offerdood) te besparen.

Tussen die twee titels gaapte dertien jaar waarin Driessen, vanaf 2006 teruggetrokken levend op een woonark bij Puttershoek, worstelde met het ‘bronmateriaal’ van zijn private ervaringen, vertelde hij afgelopen zomer in De Standaard. En bovendien met de ‘transformaties’ daarvan die nodig waren om ze hun onzichtbare plek te geven in een universeel verhaal. Een ‘alchemistisch proces’ noemde hij dat: ‘Het lood moet goud worden. Dan pas wordt het kunst.’

De vertelling is gestroomlijnd en tijdloos als een parabel

familievete

‘Onderweg heb ik een paar keer de moed opgegeven ooit nog schrijver te kunnen worden. Dat boek, mijn tweede, was voor mij de finale uitdaging. Dat het me is gelukt, dat heeft me de definitieve moed gegeven.’

Sindsdien lijkt hij literair ontketend.

In 2013 publiceerde hij Een ware held; een ragfijne novelle, onlangs heruitgegeven in de fraaie ‘linnenreeks’ van De Wereldbibliotheek, over de Italiaanse broers Luigi en Beppo Fresci, die als soldaten tijdens de Eerste Wereldoorlog een strafexpeditie binnen de eigen gelederen proberen te overleven. Twee jaar later volgde de historische roman Lizzie, samen met dichteres Liesbeth Lagemaat geschreven onder het pseudoniem Eva Wanjek, waarin het zwartromantische verhaal van Elisabeth Siddal (1829-1862), de roodharige muze van Dante Gabriel Rossetti, en de andere schilders van de prerafaëlitische school tot leven werd gewekt. Vorig jaar was er het alom bejubelde drieluik Rivieren. En nu verschijnt dus alweer De pelikaan, een compacte roman die veel met dat doorbraakboek gemeen heeft.

De vertelling is, gespeend van de excentrieke zijpaden en carnavaleske kolder van vooral zijn eerste twee boeken, opnieuw gestroomlijnd en tijdloos als een parabel; Driessens stijl trefzeker en van een betrekkelijk sobere sierlijkheid. En draaide het middendeel van Rivieren, ‘De reis naar de maan’, om een complexe mannenvriendschap tussen twee negentiende-eeuwse houtvlotters, terwijl de bittere familievete in slotnovelle ‘Pierre en Adèle’ een tragikomische studie was in de manier waarop mensen elkaar in een wurggreep kunnen houden, in De pelikaan komen die beide thema’s in wezen samen.

Tekst loopt verder onder de afbeelding.

Het had de plot van een Theater van de Lach-klucht kunnen zijn

chanteren

Plaats van handeling is een naamloos kustdorpje in Joegoslavië, waar twee mannen elkaar jaren afpersen zónder dat van elkaar te weten. Postbode Andrej, die zich in zijn ingebeelde voortreffelijkheid door het leven tekort gedaan voelt, eist anoniem een maandelijks bedrag van de beheerder van het plaatselijke kabelspoorbaantje, oorlogsveteraan Josip, als hij ontdekt dat die ongelukkig getrouwde ziel er een minnares op nahoudt. Josip op zijn beurt begint, eveneens anoniem, Andrej te chanteren, wanneer hij bij toeval (en nadat hij hem het leven redde) op bewijs stuit dat de ambtenaar brieven heeft opengestoomd en per post verzonden geld verduisterde.

Het had de plot van een Theater van de Lach-klucht kunnen zijn, zou je bijna zeggen.

Maar terwijl tussen de twee een aarzelende vriendschap ontstaat én hun geboorteplaats tijdens de uitbrekende Balkanoorlog van een Joegoslavisch dorp letterlijk tot een Kroatisch dorp wordt gebombardeerd, groeit ook De pelikaan (ondertitel: ‘een komedie’) weer uit tot een subtiel en gelaagd pareltje. Een genadeloos geestig en tegelijk compassievol verhaal over wederzijds afhankelijke mannen die, balancerend tussen moedwil en misverstand, elkaar én zichzelf bedriegen, en tergend langzaam hun ondergang tegemoet gaan.

Kortom: Martin Michael Driessen heeft zijn werk weer érg goed gedaan.

Martin Michael Driessen: De pelikaan
(uitgeverij Van Oorschot)