In 1983 interviewde Boudewijn Büch Gerard Reve voor Het Parool en de KRO-radio. Reve’s uitspraken deden zo veel stof opwaaien dat de KRO afzag van uitzending. De banden bleven in een kluis. Tot nu toe.

Radio Doc: Schrijft u dat maar gerust in uw krant - Reconstructie van het duel Reve-Büch
Zondag 5 februari, 21.00-22.00 op NPO Radio 1

Hij was er erg goed in: bewonderen. Maar de schepselen van zijn bewondering bevonden zich meestal op veilige afstand: Andy Warhol (1828-1987) wilde de begeesterde televisiemaker niet ontvangen en Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832) kon dat niet meer. Maar Boudewijn Büch (1948-2002) kreeg Mick Jagger (1943) wél voor zijn camera, in 1987. Büchs eerste woorden: ‘I’m a little bit nervous.’ Waarna Jagger geduldig schoolkrantvragen beantwoordde als: ‘You are rhyming a lot. Do you have a rhyme dictionary?’


Even nerveus moet Büch zijn geweest toen hij vier jaar eerder zijn Nederlandse idool bezocht: Gerard Reve (1923-2006). Aan die ontmoeting ging een hartstochtelijke correspondentie vooraf. Reve, in de veronderstelling dat zijn 25 jaar jongere bewonderaar homoseksueel was, schreef: ‘Lief, Geil Beest, […] Je moet weten, dat ik al ik weet niet hoe lang naar je adres speur.’ Na een kennismaking in Amsterdam bood ‘aanbidder en slaaf’ Reve Büch een interview aan, mits de aanbedene 3000 gulden in contanten mee zou brengen. Büch kreeg het bedrag bij elkaar door een publicatie in Het Parool en een uitzending bij de KRO-radio te regelen.

eens met God

In de ochtend van 5 januari 1983 reisde Boudewijn Büch naar Reve’s woonplaats Schiedam, vergezeld door Klaas Koppe, zijn vaste fotograaf, en Parool-redacteur Mark Blaisse. De ontmoeting nam de gehele dag in beslag, waarvan ruim vier uur daadwerkelijk aan het vraaggesprek werd besteed.
Tien dagen later verscheen in Het Parool, over twee pagina’s in het bijvoegsel ps, het interview onder de kop ‘Gerard Reve is het in grote lijnen eens met God’. Büch waarschuwt in zijn inleiding: ‘Kan de lezer van een politiek bedenkelijk schrijver houden?’ Wat volgt is een opeenstapeling van rabiate uitspraken over door Reve verwenste personen en instituties. Zo verdiende homo-activiste Joke Swiebel het om ‘in een concentratiekamp doodgeknuppeld’ te worden, terwijl hij collega-schrijvers Harry Mulisch en Jan Wolkers ‘van harte’ een communistisch concentratiekamp gunde. In het interview schetst Reve zijn angst voor de fascistische en antisemitische tendensen bij de sociaal-democraten. De Amsterdamse burgemeester Wim Polak zou vóór de Jodenvervolging in Rusland zijn en Reve’s correspondentievriend Simon Carmiggelt (‘Hij heeft mij nooit een brief geschreven waar iets in stond’) zou er voorstander van zijn ‘oude mensen’ te laten afranselen. Koningin Beatrix was volgens Reve een ‘stomme eigenwijze trut van Troje’ en Simon Vinkenoog, schrijver van ‘onleesbare pantheïstische tutti-frutti’, een ‘psychopaat’ en ‘debiel’ met ‘een paar duizend heroïnedoden’ op zijn geweten.


Kreeg hij het voor het zeggen, dan zou Reve mensen die beweren ziek te zijn en toch werken vijf jaar in het gevang zetten, de politiemacht verdrie- tot verviervoudigen en de ‘criminele’ partijen CPN en PSP verbieden. Reve vergoelijkte de Apartheid in Zuid-Afrika om historische redenen (‘De blanken vonden er een totaal leeg land’) en meende dat algemeen kiesrecht er uit den boze is: ‘Als je die zwarten en kleurlingen laat meestemmen, heb je direct de laatste verkiezingen.’

‘Lief, Geil Beest, […] Je moet weten, dat ik al ik weet niet hoe lang naar je adres speur.’

Gerard Reve

bloedserieus

In de week na verschijning stak een storm van verontwaardiging op. Reve had zich weliswaar eerder scherp uitgelaten tegen immigranten uit Suriname, het socialisme en linkse demonstranten, stelden critici vast, maar nu kon hij zich niet meer verschuilen achter een ironisch masker. Parool-hoofdredacteur Wouter Gortzak, door verblijf buitenslands niet direct betrokken bij de publicatie, distantieerde zich in een hoofdredactioneel commentaar van Reve’s worden. ‘Het interview was een aaneenrijging van loodzwaar gebrachte en blijkbaar diepgemeende, maar voortdurend afzichtelijke opvattingen.’ Waarop de hoofdredacteur concludeerde: ‘Reve is een fascist’ en hij de lezers zowel als de ‘direct betrokkenen’ zijn verontschuldigingen aanbood voor het opdienen van dit ‘broodje fascisme’.


Op 24 januari troffen Büch en Gortzak elkaar bij Aad van den Heuvel, presentator van het televisieprogramma de Alles is Anders-show. Gortzak verklaarde waarom het interview niet geplaatst had mogen worden, terwijl Büch publicatie juist van belang achtte, omdat volgens hem nu vaststond dat Reve’s uitspraken bloedserieus waren. Tot slot kwam Reve aan het woord die, hoewel dapper geattaqueerd door Van den Heuvel (‘lulkoek’), nauwelijks iets terugnam. Ja, Büch had zijn woorden weliswaar uit hun context gehaald, en ja, hij had het voorzichtiger moeten formuleren. Maar zijn noodkreten over ‘het rode gespuis’ en het naar Nederland halen van ‘200.000 mensen van overzee voor wie er geen werk en woonruimte is’ bleven recht overeind. Hij voelde zich juist door Het Parool geschoffeerd; het dagblad zou niet aan de lezer, maar aan hem excuses moeten aanbieden. ‘Iedereen die mij en mijn werk en mijn politieke en morele opvattingen kent,’ besloot Reve, ‘weet donders goed dat ik geen fascist of racist ben, en dat ook nooit geweest ben of zal zijn.’


De KRO besloot door alle ophef af te zien van uitzending. Boudewijn Büch, teleurgesteld in zijn literaire vader, deponeerde de banden van het interview verzegeld bij de Universiteitsbibliotheek Amsterdam. Nu de banden door de erven voor het eerst zijn vrijgegeven, blijkt dat de uitspraken van Reve door Büch waarheidsgetrouw zijn weergegeven. Maar ook dat dit maar een klein een onderdeel van het gehele vraaggesprek uitmaakt. Alleen al daarom is deze Radio Doc-aflevering de moeite waard: te horen wat Gerard Reve 34 jaar geleden nog meer te berde bracht.