Dorit Rabinyan schreef de roman Grensleven over de New Yorkse liefde tussen de Joodse Liat en de Palestijn Hilmi. Het werd haar in Israël niet in dank afgenomen.

Twee eind twintigers ontmoeten elkaar in New York en worden verliefd. Het is herfst, de aanslagen op de Twin Towers liggen nog vers in het geheugen. Ze zijn in hetzelfde land geboren en brengen de lange winter van 2002 samen door, verlangend naar de mediterrane zon van hun thuisland.


Tot zover niks bijzonders. Boy meets girl. Denk er een besneeuwd bankje in Washington Square Park bij en je ziet de romcom al voor je.
Maar er is een complicatie: dat gemeenschappelijke thuisland is Israël, en zij is Joods en hij een Palestijn van de Westelijke Jordaanoever. Grensleven heet de roman die Dorit Rabinyan schreef over de onmogelijke liefde tussen Liat en Hilmi. Liat is niet alleen geboren in Israël, ze is ook overtuigd zioniste, opgegroeid met een vanzelfsprekende angst voor de Arabische vijand. Hilmi komt uit Ramallah en werd tijdens de tweede Intifada opgepakt en vernederd door Israëlische soldaten. Na hun eerste nacht samen verrast hij haar met een ontbijt van pitabroodjes, groene olijven en tahin. Hoe verliefd ze ook zijn, de einddatum staat al bij voorbaat vast: de dag waarop Liat terugvliegt naar Tel Aviv zal ook het einde van deze liefde betekenen.

Het is een mooi gegeven dat door Rabinyan knap wordt uitgewerkt. Niet alleen Liat overtuigt, ook Hilmi is een geloofwaardige, warmbloedige Arabier. Geen wonder, want hij is geïnspireerd door een Palestijnse jongen die de schrijfster ooit in New York ontmoette. Ze droeg het boek zelfs aan hem op.
Sinds Grensleven in Israël verscheen, is Rabinyans leven ingrijpend veranderd. Het boek werd namelijk door het ministerie van onderwijs verboden op middelbare scholen, omdat het relaties tussen Israëli’s en Palestijnen zou bevorderen. Onderwijsminister Naftali Bennett lichtte dat besluit persoonlijk toe in het achtuurjournaal. Dat bleef niet zonder gevolgen.


Toen Rabinyan de volgende dag een broodje ging halen, werd ze door voorbijgangers in het gezicht gespuugd en uitgescholden voor landverrader. Linkse politici en prominente schrijvers als Amos Oz, A.B. Yehoshua en David Grossman schaarden zich achter haar en plotseling was Rabinyan een heldin van het vrije woord. The New York Times vroeg zich af hoe uitgerekend een boek de Joodse identiteit kon bedreigen. Time Out protesteerde met een filmpje waarin Joden en Arabieren elkaar kussen. Het verboden boek werd een instant bestseller.

Als ik had geweten had wat voor impact dit intieme boek zou hebben, was ik verlamd geweest van angst.

Dorit Rabinyan

Dorit Rabinyan: ‘Ik ben van nature niet erg dapper en als ik geweten had wat voor impact dit intieme boek zou hebben, was ik verlamd geweest van angst’, zegt Rabinyan nu. ‘Ik schrijf geen boeken om een schandaal te veroorzaken. De kracht van mijn boek is niet dat het provocatief is, maar juist dat het subtiel en kwetsbaar is. Een jonge Israëlische en een jonge Palestijn zijn een spiegel voor elkaar. Er zijn tegenstellingen, maar er is ook een grote overeenkomst: ze delen een fundamenteel lot.


Als lid van de Israëlische samenleving, de sterke partner in dit onvrijwillige verbond, besef je niet altijd hoe afhankelijk je bent van de ander. Als je de deuren en ramen van je appartement dicht doet, betekent dat niet dat je veilig bent als er brand uitbreekt bij de buren. Je buren moeten rustig en veilig kunnen leven zodat jij zelf ook rustig en veilig kunt leven. Dat is iets wat te weinig Israëliërs zich realiseren.


Wat Liat leert door haar vaderland te verlaten, is om de realiteit vanuit een nieuw perspectief te beschouwen. Tegelijkertijd beseft ze wat haar land voor haar betekent. Pas door buiten Israël te leven, leert ze waarderen hoe het is om een soeverein vaderland te hebben, te weten dat haar nationaliteit veilig is. Daarom kan ze ook invoelen dat Hilmi behoefte heeft aan diezelfde waarden.
Grenzen zijn er niet alleen om iets af te bakenen, ze bieden ook veiligheid en zijn bepalend voor onze identiteit. Als wij ons overgeven aan het idee van harmonie, wat blijft er dan over van onze Joodse identiteit? Joden hebben zich van oudsher geïsoleerd. Dat is de belangrijkste regel om te overleven: niet mengen met andere volken. Die gedachte is zo diep geworteld in ons bewustzijn. De druk is enorm. Daarom voelt Liat zich gedwongen tegen haar hart in te gaan. Naar aanleiding van mijn boek heeft een radioprogramma uitgezocht hoeveel Joden en Arabieren onderling trouwen. Jaarlijks zijn dat gemiddeld twintig stellen.


Ik heb heel bewust Liats instinct om zichzelf te beschermen ver doorgevoerd. Ze is een lafaard, terwijl Hilmi gelooft in deze relatie. In elke relatie moet je iemand hebben die erin gelooft, anders brokkelt het af als een zandkasteel.
Hoe graag ik ook wil geloven in het idee om dit land in twee staten te verdelen, ik moet erkennen dat het misschien fictie is. Zoals Hilmi tegen Liat zegt: het is al zo klein, hoe wil je daar twee landen van maken? We vertellen onszelf nu al decennialang het verhaal van de tweestatenoplossing, maar misschien is dat vanaf het begin onmogelijk geweest. Ik zeg dat nu, maar tegelijkertijd geloof ik erin. De Engelse dichter Robert Frost zegt: good fences make good neighbours. Maar zolang die grenzen er niet zijn, is er chaos.’

 


Dorit Rabinyan: Grensleven

(oorspr. Gadeer chaja, vertaling Ruben Verhasselt, uitgeverij AtlasContact)