In Noord-Irak worden een Duitse avonturier en zijn Irakese tolk ontvoerd. Sherko Fatah, van Iraaks-Koerdische komaf, geeft zijn roman 'In andermans handen' een verrassende finale.

Wie Sherko Fatah (1964) en zijn werk beter wil begrijpen, dient zijn nogal ongewone biografie door te nemen. Zijn vader is een Koerd uit Irak die door de ddr voldoende ideologisch betrouwbaar werd bevonden om in Leipzig en Oost-Berlijn te mogen studeren, zijn moeder is Duitse. Fatah groeide op in Oost- én West-Berlijn, woonde met zijn ouders langere periodes in Irak, waar zijn moeder hem les gaf, verhuisde in 1975 met het gezin naar Wenen en vervolgens naar West-Berlijn, waar hij filosofie en kunstgeschiedenis studeerde. Zijn ouders keerden terug naar Noord-Irak, waar ook Fatah regelmatig verblijft en zijn familie bezoekt.

‘Ik vind dat in de kunst geen politiek thuishoort, ze is geen vehikel voor politieke doeleinden.'

Sherko Fatah

In zijn werk gaat het steeds om de gewelddadige conflicten in het Koerdisch grensgebied tussen Irak, Iran en Turkije, en de effecten daarvan op het Europese continent. Zijn personages worden blootgesteld aan oorlog, geweld, vervolging en foltering. Ze moeten vluchten en leven in ballingschap, waar hun ontworteling radicalisering in de hand werkt. Ook Fatah en zijn familie hebben moeten ervaren waartoe het besluit van Bush en Blair om op oneigenlijke gronden het Irak van Saddam Hoessein binnen te vallen in de regio heeft geleid: geweld en verderf, tot op de huidige dag.

Twee van zijn zes romans zijn in het Nederlands vertaald. Das dunkle Schiff (2008) als We gaan als het donker wordt, en recentelijk verscheen Der letzte Ort (2014) als In andermans handen, over de ontvoering in Noord-Irak van de Duitse avonturier Albert, die daar inheemse kunstschatten wilde redden, en zijn Irakese tolk Osama. Als ‘kruisvaarders’, ‘ketters’ en ‘Amerikanen’ worden beide gegijzelden doorgegeven aan steeds andere groeperingen; betaling van losgeld en vrijlating blijven uit. In uitzichtloze omstandigheden verkeert het tweetal in voortdurende onzekerheid over hun lot, totdat de kans zich aandient om te ontsnappen. Juist dan dreigt hun vriendschap om te slaan in wantrouwen en verraad.


Fatah woont in Berlijn, maar is ook vaak op reis. Hij is geregeld in Irak, waar familie woont, en hield eerder verblijf in India, Bangladesh, Nepal, Zuid-Afrika en de vs. Momenteel huist hij in Frankfurt, maar binnenkort wacht een nieuwe reis.

Is die reislust te verklaren uit uw biografie?

Sherko Fatah: ‘Dat moet haast wel. Het begon toen mijn vader begin jaren zeventig in de ddr over het Beiroet van voor de burgeroorlog vertelde. Hij was weliswaar socialist, maar wel een slimme, want hij kon de ddr uit omdat hij ondanks sterke aandrang van de autoriteiten z’n Iraakse pas niet had ingeleverd. DDR-burgers mochten immers niet naar het buitenland. Reizen, dat wilde ik later ook.’

Bent u buitenstaander en kosmopoliet, of toch een Duitse schrijver?

‘Ach, ik heb gewoon ook mijn Kafka en Thomas Mann gelezen; mijn identiteit is Duits door de taal. Maar Mann representeerde Duitsland, terwijl ik met mijn achtergrond geen bepaald land of specifieke literatuur vertegenwoordig. Ik pas niet in een hokje.’

U woont niet toevallig in multicultureel Kreuzberg.

'En dan ook nog in het zogenaamd slechtere deel. Als jongen uit de Berlijnse voorsteden wist ik al snel dat ik daar moest wezen. In Kreuzberg klinken veel stemmen uit alle windrichtingen.’

Fatah heeft ook research gepleegd op locatie in Noord-Irak. De sfeer in In andermans handen is vanaf het begin dwingend en beklemmend, en de ontvoering van Albert en Osama wordt beschreven als een laboratoriumexperiment: hoe ondergaan die twee hun uitzichtloze gevangenschap?


Fatah: ‘Ik ben diverse keren in Irak geweest. Het ging me in de roman niet om een waarheidsgetrouwe kopie van de werkelijkheid, maar om de atmosfeer, de locaties en het onherbergzame landschap. Ik put graag uit avonturenromans, in dit geval Kidnapped van Stevenson, maar op tweederde van de roman wist ik zelf ook nog niet hoe het zou aflopen. In die zin was het inderdaad een experiment. De vervreemding tussen Albert en Osama wordt in minimale dialogen, als in een Kammerspiel, opgebouwd. Ze zitten onder benarde omstandigheden met elkaar opgescheept. Het is een intense ontmoeting waarbij ook het stockholmsyndroom een rol speelt. Daarna raken beiden ook weer van elkaar vervreemd. Heel menselijk, je kunt het vergelijken met een vakantieliefde.’


Waarmee Fatah ook heel bewust wijst op de kloof tussen de Europese en de Arabische wereld, het wantrouwen, de wederzijdse misverstanden en vooroordelen. ‘Ja, ik wil laten zien dat de strijd tussen twee culturen niet alleen op het slagveld wordt gevoerd, maar ook in de hoofden. De gezichtsvermomming van de ontvoerders, steeds andere, en de opeenvolgende geheime schuilplaatsen – het is een metafoor voor desoriëntatie, hulpeloosheid en vervreemding, die vooral Albert ondergaat – en voor de eeuwige conflicten en terreur in de regio.’

Zelf kiest u geen partij en neemt u geen politieke standpunten in?

‘Ik vind dat in de kunst geen politiek thuishoort, ze is geen vehikel voor politieke doeleinden. Dat is een fout concept gebleken, zie de generatie van ’68, zie de DDR. Literatuur staat op zichzelf en kan de wereld niet veranderen, hooguit biedt zij een beter inzicht in de wereld. Als ik me politiek wil uiten, schrijf ik wel een essay of krantenartikel. Ik kan heus geen oplossing aandragen voor het Israëlisch-Palestijnse conflict. Het is helaas een feit dat in het Nabije Oosten de afgelopen eeuw geen enkel conflict ooit is opgelost zonder dat zich weer een nieuw conflict aandiende en zonder dat buitenlandse mogendheden – nu weer de Russen en Chinezen inzake Syrië – zich erin mengden. Dat is de tragiek van het Nabije Oosten.’

Sherko Fatah: In andermans handen
(uitgeverij Cossee)