De met drank, drugs en nazi’s kampende schrijver Hans Fallada blies in 1947 de laatste adem uit. Deze eeuw beleeft zijn werk wereldwijd een revival. In het spoor van Fallada door Berlijn.

Bij de uitgang van U-Bahnstation Viktoria-Luise-Platz in de Berlijnse wijk Schöneberg staat een man op de uitkijk. Met zijn schoudertas en klapper vol aantekeningen is hij onmiskenbaar onze gids. Vanaf het aanpalend gazon van het gelijknamige park kijkt zonnebadend publiek op deze snikhete julidag ongelovig toe hoe zich rond hem een twaalftal liefhebbers van het werk van Hans Fallada verzamelt. Rolf Hoppe is van StattReisen Berlin, dat ‘in plaats van reizen’ betekent, uit de tijd dat de Muur nog overeind stond en West-Berlijners eerst anderhalf uur over een corridor naar West-Duitsland moesten om echt op reis te kunnen. In plaats van reizen konden ze vanaf 1983 ook georganiseerde stadswandelingen door Berlijn maken, legt Hoppe omstandig uit.

Zijn breedsprakigheid – ‘Maar daarover straks meer,’ zegt hij snel als zijn transpirerende toehoorders tekenen van ongeduld vertonen – is de  reden waarom deze tocht door Berlijn drie kwartier zal uitlopen, maar het uitgeputte gezelschap wel waar voor z’n geld krijgt. Het zijn vijftigplussende, licht onthechte lezers, die met enige schroom in ganzenpas achter hun leidsman aan lopen. Zo’n tocht heeft alleen waarde voor liefhebbers, die de locaties en uitleg kunnen herleiden tot het oeuvre. Een van hen heeft zelfs alles van Fallada gelezen, wat tot irritante onderonsjes met Hoppe leidt. De man voert een lijdzaam klein hondje met zich mee waar ik tot drie keer toe bijna op ga staan.

misgenoegen en onvermogen

Aan Luitpoldstrasse 11 valt weing af te lezen. Hier groeide Hans Fallada (1893-1947) op als Rudolf Ditzen in een gegoed milieu. Vader was topjurist bij het Berlijnse Kammergericht, ze hadden 5000 boeken en een aparte dienstbodeningang. Rudolf is nogal opvliegend, onhandig ook. Als Wandervogel met kornuiten op pad in Nederland, stoot hij op het strand bij het koken van soep de pan om, die hij stiekem weer vult met zeewater zodat het resultaat bremzout is. Het incident typeert zijn hele bestaan, vol misnoegen en onvermogen. Fallada deed samen met zijn beste vriend een zelfmoordpoging en verbleef in gevangenissen en psychiatrische klinieken. Alleen schrijven ging hem goed af. Hij maakte het keizerrijk mee, de Weimarrepubliek, het Derde Rijk en overleed nog voor hij ook in de DDR in wording in problemen had kunnen raken.

In de drukke Lietzenburger Strasse blokkeert ons gezelschap het smalle trottoir, maar wij zijn nu wel de enigen die weten dat hier begin jaren dertig op nummer 19 drie hoog Fallada met vrouw en twee kinderen aan een schrijversloopbaan begon; Ernst Rowohlt had zijn talent ontdekt en gaf hem een baantje in zijn uitgeverij. Succes en rijkdom kwamen met Kleiner Mann, was nun?, over de zorgen en noden van de ‘gewone man’ in de crisisjaren dertig. Rowohlt had er om politieke redenen toch maar wat passages uit geschrapt, ook al waren de nazi’s in 1932 nog niet aan de macht.

Pas vorig jaar verscheen een uitgave waarin ook de destijds geschrapte tekst is opgenomen. Fallada mat heel precies de gevoelstemperatuur van de gistende Weimarrepubliek en de opkomende nazi-dictatuur. Dat hij niet emigreerde, had deels te maken met zijn succes, waardoor de nazi’s hem voorlopig met rust lieten, en de angst dat hij in het buitenland als schrijver geen bestaansrecht had. 

cocaïne en morfine

Fallada is een groot verteller. Hij had een goed oog voor het leven van alledag en een scherpe kijk op verschillende milieus. Kleiner Mann, was nun? is in vier weken geschreven, zoals Fallada al zijn werk er in recordtijd uit perste, met behulp van steeds meer nicotine, cafeïne, cocaïne en morfine. Na voltooiing van een vaak vele honderden pagina’s tellend manuscript stortte de schrijver steevast in en moest zich laten opnemen om mentaal en fysiek te herstellen. Afkicken deed hij geleidelijk aan in sanatoria, waaraan morfine te pas kwam, en echt clean werd Fallada in de gevangenis. Na in 1944 te zijn veroordeeld voor een dronken poging tot moord op zijn ex-vrouw, schreef hij in een gevangenis in twee weken tijd de doorleefde roman Der Trinker, over de ondergang van een alcoholist. Het uit papiergebrek geheel volgekrabbelde manuscript bevatte ook een dagboek dat hem fataal had kunnen worden. Het werd pas na zijn dood na maanden puzzelen ontcijferd. 
      
Inmiddels zijn we per U-Bahn op de Potsdamer Platz beland, waar onmogelijk iets aan de schrijver kan herinneren, omdat hier in de oorlog alle bebouwing is weggevaagd. Hoppe vertelt hoe Fallada als kind regematig te voet urenlang onderweg was naar de Potsdamer om zich daar te vergapen aan de pracht van warenhuis Wertheim, toen het grootste van Europa, waarvan niets meer is overgebleven. Op het Nordbahnhof ontbreken, na ditmaal een rit met de S-Bahn, tot consternatie van Hoppe twee personen uit ons gezelschap, waarna het speculeren over de oorzaak van hun vermissing de uitleg over Ein Mann will nach oben, waarvoor het station deels het decor vormt, half aan ons voorbijgaat. Bovendien heb ik dat boek niet gelezen. Ha, daar duiken de twee weer op. Gewoon de vorige trein gemist.

schrijvers en intellectuelen

De laatste etappe voert weer per S-Bahn naar Pankow, waar vanaf 1945 in een villakolonie aan de Majakowskiring de politieke top van de toekomstige DDR huisde. In dit afgeschermde ‘Städtchen’, dat de SED-elite uit angst voor het volk later weer zou verruilen voor Wandlitz op ruime afstand van Berlijn, kreeg Fallada een woning toegewezen door Johannes R. Becher, dichter en cultuurfunctionaris, oprichter van uitgeverij Aufbau en de Oost-Duitse ‘Kulturbund’ waarvoor hij schrijvers en intellectuelen paaide. Dat Becher en Fallada beiden een jurist als dominante vader hadden en beiden zelfmoordpogingen achter de rug, moet een rol hebben gespeeld, denkt Hoppe.

Het is doodstil in de lommerrijke villawijk. Ons doel is de Rudolf-Ditzen-Weg 19, waar een opgebrande Fallada op alcohol, koffie, sigaretten en slaaptabletten nog twee autobiografische meesterwerken wist te produceren: Jeder stirbt für sich allein (vertaald als Alleen in Berlijn) schreef hij, zonder slaap, in zeven weken tijd. Een inktzwart boek, gebaseerd op ware gebeurtenissen, over het onbeholpen verzet van een arbeidersechtpaar dat na de dood van hun enige zoon aan het front in Berlijn briefkaarten verspreidt met teksten tegen de nazi’s. In het vervolg, zijn zwanenzang Der Alpdruck (Een waanzinnig begin), rekent Fallada af met zijn landgenoten die in 1945 opeens van niks meer willen weten, en met zijn alter ego, de verslaafde bedrieger Dr. Doll. Bang, berekenend en egocentrisch, zo beschrijft Fallada de medemens, maar ook zichzelf. Primo Levi vond Jeder stirbt... het beste wat hij over het verzet tegen de nazi’s had gelezen.

angst en geweld

Niet lang na deze laatste krachttoer overleed Fallada. Beide boeken werden pas na zijn dood gepubliceerd. De ‘herontdekking’ van Jeder stirbt... luidde vanaf 2007 tot hernieuwde aandacht voor zijn hele oeuvre. Hoe valt dit succes te verklaren? Fallada beschrijft een samenleving die uiteenvalt, waarin zekerheden plaats maken voor angst en geweld, het individu een speelbal wordt van onbeheersbare krachten. Zoek de parallellen met het heden.
Na Hoppe’s indringende explicatie staren we ietwat bedremmeld naar de villa waar Fallada zijn laatste gevecht leverde en waarop een ‘Gedenktafel’ is aangebracht (‘In diesem Haus wohnte…’). In de avondschemering klinkt obligaat een ijl applausje voor onze gids.

documentaire over Hans Fallada:
Fallada - Im Rausch des Schreibens
Woensdag 23 november om 22.30 uur op Arte