Striptekenaar Hanco Kolk maakte zijn nieuwe verhaal De man van nu samen met een Vlaamse collega.

U maakte De man van nu – over een man die verliefd wordt op een vrouw uit een parallel universum die hij niet kan aanraken – samen met Kim Duchateau. Waarom niet alleen?

Hanco Kolk: ‘Ik liep al vijftien jaar rond met het idee om een verhaal te maken over twee werelden die naast elkaar bestaan, in een andere tijddimensie. In De man van nu heb je de Chronomensen, dat zijn wij, maar in dezelfde ruimte bevinden zich de Decimalen, die sneller leven, op een andere golflengte. Ik had al wat uitgeprobeerd maar het was verwarrend, omdat beide werelden in mijn stijl waren getekend. Toen bedacht ik: als ik nu een andere tekenaar vraag, die anders tekent dan ik? Kim was meteen enthousiast. Dit is voor het eerst dat twee tekenaars zo samenwerken, met twee stijlen die dus ook in dienst van het verhaal staan.’

Zijn er nog meer verschillen met uw vorige boeken, zoals de satirische Meccano-reeks over de fictieve, Monaco-achtige badplaats Meccano?

‘In Meccano zit meer humor en meer vaart, dat is echt een achtbaan. De man van nu is een gondelvaart. De nadruk ligt meer op gevoel, minder op humor.’

Uw stijl doet soms denken aan Matisse of Picasso. Dat is vooral te zien in uw graphic novel Tot ziens, Justine Keller, die u met Spinvis maakte.

‘Ja, daarom ben ik ook zo graag in Parijs, waar mijn vrouw woont – vlak bij het atelier van Zadkine. Er is daar ook een artistieke stripcultuur die wij minder hebben. Maar ik heb ook andere inspiratiebronnen zoals Alexander Calder. En mijn stijl is niet constant, ik heb bijvoorbeeld de vier delen van Meccano allemaal in een iets andere stijl getekend.’

Ziet u zichzelf als een kunstenaar?

‘Ja. Strip is geen literatuur want er zitten plaatjes bij. En het is geen beeldende kunst omdat er tekst bij zit. Maar ik voel me daar prettig bij. Ik heb weleens geprobeerd proza te schrijven. Dan had ik zeven pagina’s geschreven en dacht ik: eigenlijk kan ik dit in één openingsplaat tekenen, haha. Ik denk nu eenmaal in beelden.’