Het toneelstuk Sir Thomas More uit 1604 verschijnt in september voor het eerst in Nederlandse vertaling. Volgens Engelse literatuurhistorici een stuk van matige kwaliteit – met uitzondering van die ene toespraak van Thomas More. Die tekst is dan ook van Shakespeare.

In de zomer van 2015 besloot een groep Syrische vluchtelingen, die op het station van Budapest dagenlang vergeefs had gewacht op verder transport naar het noorden, te gaan lopen. Naar Oostenrijk. De groep groeide al gauw aan tot een menigte van duizenden mensen. Ze liepen over de snelweg, de zon scheen op ze neer, het was heet. Journalisten zwermden om ze heen.

Onder hen een filmploeg van de Britse krant The Guardian. Hun aandacht werd getrokken door een oudere man op glimmende slofjes die er uit zagen als balletschoentjes. Toen ze hem vroegen waarom hij daarop liep, zei hij dat het de slippers van zijn vrouw waren, maar dat haar voeten door het vele lopen waren gaan bloeden, en dat hij daarom zijn eigen schoenen met de hare had geruild. Hij haalde zijn schouders op. ‘What can you do?’ zei hij, en toen keek hij, al sloffend, in de camera en hij zei: ‘To be, or not to be, that is the question.’ Toen lachte hij en hij zei: ‘We shall be.’

Een Syrische vluchteling op te kleine sloffen die onderweg van Budapest naar het noorden  Shakespeare citeert, het was een krachtig beeld. Hij droeg kennelijk niet alleen het ongemak van zijn eigen vlucht en dat van zijn vrouw, maar ook nog eens Shakespeare met zich mee. En tussen neus en lippen door voorzag hij de oude en doorgaans met zwaar hart uitgesproken tekst, van een nieuwe, weerbare en optimistische interpretatie. Dat tafereel ontroerde, misschien wel omdat de man een brug sloeg tussen zijn afkomst en zijn bestemming. Omdat hij, zorgzame vluchteling uit het Midden Oosten, Shakespeare kende en er een eigen, nieuwe betekenis aan gaf. Op z’n sloffen.

vluchtelingen in londen

Het fragment trok de aandacht van Anne Boeschoten, masterstudente Engelse literatuur aan de universiteit van Utrecht. Ze had, mede door alle beelden en berichtgeving over vluchtelingen nu, het toneelstuk Sir Thomas More opgeslagen, omdat er een scène in staat waarin Thomas More zich uitspreekt over vluchtelingen in Londen. De beelden die hij daarbij oproept, lijken heel erg op de taferelen die het afgelopen jaar overal in de media te zien waren.
Van Sir Thomas More (1604) verschijnt in september bij Atheneum voor het eerst een Nederlandse vertaling, door Peter Verstegen. Het stuk is hier nooit opgevoerd, alleen de Engelse literatuurhistorici zijn van het bestaan op de hoogte. Ze vinden het over het algemeen trouwens maar van matige kwaliteit, met uitzondering van die ene toespraak van Thomas More, waarin hij opgewonden Londenaren toespreekt. Hij wil ze tot kalmte en empathie bewegen, en de tekst waarmee hij dat doet, is helder, overtuigend en heel direct. De tekst is dan ook van Shakespeare.

Wat waren dat voor vluchtelingen, vroeg Boeschoten zich af.
Omdat de vertaling van Verstegen nog niet voorhanden was, begon Boeschoten zelf te vertalen. Stel je voor dat we ze het land uitzetten, begint More zijn toespraak, en stel je voor hoe ze dan vertrekken, de miserabele vreemdelingen, met hun baby’s op hun rug en hun armzalige bagage, ploeterend naar de havens en kusten voor transport.

Kennelijk waren dit beelden waar ook het Londense publiek aan het eind van de zestiende eeuw zich van alles bij kon voorstellen. Wat erop volgt, is dat More de aanwezigen vraagt hoe het zou zijn als zij zelf hun vaderland zouden moeten ontvluchten en wat ze dan zouden doen. Ga je dan naar Frankrijk of Vlaanderen? Naar een Duitse provincie, naar Spanje of Portugal? Stel je voor dat jij daar een vreemdeling zult zijn: zou je gerust zijn als je een land vindt met zo’n barbaars karakter, dat het om het geringste uitbreekt in geweld, en je geen plek op de aarde gunt?

Shakespeare's handschrift in 'Sir Thomas More'

bartholomeusnacht

Al gauw werd het Boeschoten duidelijk dat Londen vol zat met vluchtelingen toen Sir Thomas More geschreven werd. Het waren hugenoten die Frankrijk waren ontvlucht. Na de lynchpartij op protestanten in Parijs tijdens de Bartholomeusnacht van 1572 was er een golf van moord en plundering tegen protestanten en hun bezittingen door Frankrijk getrokken. De overlevenden die het geweld ontvluchtten, landden met bootjes op de kust van Engeland. Ze liepen naar Londen waar zich al een gemeenschap van zielsverwanten gevestigd had. Het waren er duizenden. En met hun toestroom groeide de vreemdelingenhaat in de stad. Zo was Londen eraan toe toen toneelschrijvers Anthony Munday en Henry Chettle werkten aan hun toneelstuk over Thomas More. Het was een gewaagde keuze om in een tijd van godsdienstoorlogen een katholieke martelaar als held te kiezen. Er waren nog Londenaren die zich konden herinneren hoe diezelfde Thomas More door Henry viii als landverrader was onthoofd. More lag dus gevoelig. Maar dat was niet alles. Het stuk opent met scènes die zich afspelen in mei 1517, toen er een opstand tegen vreemdelingen uitbrak. De opstand richtte zich vooral tegen Lombarden die in de ogen van de Londenaren profiteerden van de economische neergang van de stad. Thomas More was tijdens die opstand als ordebewaarder medeverantwoordelijk voor de rust in Londen.

De aanstichter van de opstand, Lincoln, riep in het stuk dat de buitenlanders zich vergrepen aan bezit, vrouwen en kinderen van eerlijke hardwerkende Londenaren. Hij sprak direct de angsten en de onderbuik van het publiek aan. ‘Het toneelpubliek uit Shakespeare’s tijd wist heel goed dat wat het op toneel zag een versluierd commentaar was op de eigen tijd,’ zegt Boeschoten. ‘Een volksopstand tegen vreemdelingen uit 1517 ging, dat wist iedereen, over de dreiging van een dergelijke opstand in hun eigen tijd.’

zonder doorhalingen

De censor was bang dat het verhaal van More en Evil May Day de lont in het kruitvat zou zijn. En niemand zat te wachten op een nieuwe moordpartij. Vandaar dat werd besloten het stuk voorlopig te verbieden en de schrijvers de opdracht te geven de inhoud aan te passen. Als Thomas More nu eens op het toneel de xenofobe Londenaren zou vertellen dat ze zich het lot van de vreemdelingen aan moesten trekken? Dan zou het stuk misschien toch mogen worden opgevoerd. Wie zou het best die toespraak van More kunnen schrijven? Die man was William Shakespeare.

Shakespeare draaide er zijn hand niet voor om. Hij schreef de toespraak bijna zonder doorhalingen en in grote vaart. Luister naar wat ik jullie voorstel, vrienden; was je bezoedelde geest met tranen, en hef je handen niet als rebellen op tegen de vrede, maar juist vóór de vrede… Jullie willen vreemdelingen omleggen, vermoorden, hun keel doorsnijden, hun huizen innemen, en het recht zo buigen dat je ze kunt afmaken, als honden. Maar stel nou dat de koning genoeg krijgt van jullie overtredingen, en je daarom verbant. Waar ga je dan naartoe?
More’s toespraak is de enige toneeltekst die in Shakespeare’s eigen handschrift is overgeleverd. Hij ligt bij de National Library in Londen. Daarom is het nu nog steeds mogelijk te zien hoe vlot en makkelijk Shakespeare schreef. Dat hij, toen hij de toespraak schreef, niet eens op de hoogte was van de rest van het stuk, zelfs geen idee had wie de andere personages waren, blijkt uit het feit dat hij de drie keer dat More onderbroken wordt dat laat doen door personages die hij eenvoudig ‘oth’ noemt (other). Kennelijk schreef hij met zoveel vaart dat hij geen tijd had het woord other helemaal uit te schrijven. Bij de derde onderbreking volstaat hij zelfs met ‘o’.

Ondanks de haast leverde hij een tekst die zo trefzeker is en zoveel gevoel oproept dat hij ook de gevoelige nieuwsvolger van vandaag nog direct aanspreekt.

geen revolutionair

Betekent dat dat Shakespeare een groot hart had voor de op drift geraakte verschoppelingen van zijn tijd en dat we hem vandaag in het progressieve kamp zouden kunnen plaatsen? ‘Ik denk dat je zoiets niet kunt schrijven als je geen sympathie voelt, of in ieder geval de situatie heel goed begrijpt,’ meent Anne Boeschoten. ‘Dat is wat deze tekst uitstraalt, nog ongeacht zijn mening. Ik durf niet zo ver te gaan dat hij een leftie is, of dat hij nu zou zeggen: azc welkom. Maar hij begrijpt de situatie wel.’

Shakespeare was geen revolutionair, hij was bij tijden seksistisch, racistisch en niet vrij van antisemitisme. Als hij niet de toespraak van More, maar de tekst voor de aanstichter van het oproer geschreven zou hebben, dan was dat misschien ook een griezelig overtuigende test geworden.

De censor was overigens niet overtuigd. De combinatie van een katholieke held die tevergeefs een opstand probeert tegen te houden in een stad die op ontploffen stond, was toch te veel risico. Het stuk is niet opgevoerd. Dat gebeurde pas in de jaren dertig van de twintigste eeuw, toen More heilig was verklaard.

Nu een Nederlandse vertaling op stapel staat, is in ieder geval één obstakel voor een Nederlandse opvoering weggenomen. Uitgeverij Atheneum zal bij de presentatie in september een ‘scenische lezing’ verzorgen in de Rode Hoed in Amsterdam. Wie het manuscript wil zien, kan terecht in Londen. De British Library stelt het manuscript van More’s toespraak van 15 april tot 6 september tentoon. Of bekijk het hier.

Het verhaal van Anne Boeschoten is te horen in de Spoor terug-documentaire Shakespeare’s vluchtelingen, uitgezonden bij OVT.