In Nederland is een kleine groep drukpersbezitters enthousiast in de weer om met loden letters en op basis van honderden jaren oude techniek de mooiste drukwerkjes te maken.

Nooit meer slapen
Met een reportage over De Hof van Jan
Uitgezonden op 5 januari 2016
 

Dit artikel is geschreven op de computer, in lettertype Times New Roman, met één klik op de zendtoets naar de eind- en opmaakredactie van de VPRO Gids te Hilversum verzonden, die het na bewerking tegelijk met alle andere kopij digitaal doorstuurde naar de offsetdrukkerij in Weert, waar het in papieren vorm uit de machines rolde. En ten slotte door de postbode in uw brievenbus werd bezorgd. Afgezien van die postbode, is dit een goed voorbeeld van de totaal veranderde (druk)techniek waarmee kranten, tijdschriften en boeken tegenwoordig gemaakt worden. Een verandering die zich in amper vijftig jaar, door de komst van fotografie en computer, in sneltreinvaart kon voltrekken. Het betekende het definitieve einde van vijf eeuwen boekdrukkunst in de oorspronkelijke vorm: het (hoog)drukken met losse loden letters. Bij de modernisering in de jaren zeventig gingen vele drukpersen, zetmachines en kilo’s loden letters verloren. De beroepen van handzetter en -drukker hoorden voortaan thuis in het rijtje ‘oude ambachten’.

Maar niet alles ging verloren. Naar schatting 250 mensen in Nederland hebben zo’n oude drukpers van de sloop gered en in huis gehaald. Bij sommigen staat het ding op zolder, bij anderen in de schuur, enkelingen hebben hun drukpers zelfs in de huiskamer gezet. Zij zijn de hoeders van dit deel van ons cultureel erfgoed, liefhebbers van het mooie boek, drukkers in de marge, die met de overgebleven loden letters en een honderden jaren oude techniek prachtig verzorgd drukwerk weten te maken, om dat in kleine oplage te verkopen.

verslaving

In het oude centrum van Haarlem bellen we aan bij De Hof van Jan, een collectief van vier margedrukkers, opgericht in 2011. Zodra de deur open gaat, ruiken we de geur van drukinkt en oud papier, die de dicht op elkaar staande machines en het tegen de wanden opgetast gereedschap verspreiden. Dit is de gezamenlijke werkruimte waar twee proefpersen, een handdegel, trapdegel, etspers, offset-proefpersje, diverse kasten met loden letters en nog veel meer tot hun beschikking staan. Schrijver/literatuurhistoricus Nop Maas, Bubb Kuyper, oprichter van het gelijknamige antiquarische boekenveilinghuis, Jaap Blansjaar, productiemedewerker van uitgeverij Van Oorschot en notaris Thomas van Grafhorst maken hier gezamenlijk of individueel hun drukwerkjes, liefst in samenwerking met beeldend kunstenaars.

Deze ochtend is alleen Nop Maas (66) aanwezig. Maas: ‘Ik moet toegeven dat er sprake is van een verslaving. In het begin dacht ik een à twee avonden per week bezig te gaan. Tegenwoordig is het zo dat ik hier dagelijks vele uren aan het werk ben.’ De schrijver van onder meer de driedelige biografie van Gerard Reve is naar eigen zeggen al in zijn jonge jaren besmet geraakt met het virus van het zelfdrukken en alles wat daar bij komt. ‘Ooit heb ik in Het Drukhuis van Koos van Tol in Oosterbeek rondgesnuffeld en er een aantal tekstkaarten met de hand gezet uit de Arsis, nog steeds mijn lievelingsletter. Maar omdat ik helemaal niet technisch ben, was ik lang huiverig om het allemaal zelf te gaan doen.’

Zijn naderende pensioen en een door vrienden gemaakt boek als verjaardagscadeau deden het plan rijpen om met z’n allen een drukkerijtje te beginnen. ‘Uiteindelijk waren we met z’n vieren, met het idee de kosten gezamenlijk te delen. En dat gaat prima, want via onze webwinkel weten we nog heel wat van onze producten te slijten. Er hoeft geen geld bij.’

hoofdfletters Y

Ja, het begin was lastig, beaamt Maas, een hoop te leren en waar haal je alle spullen vandaan? Zonder de expertise en contacten van de mensen achter de stichting Drukwerk in de marge lukt zoiets niet. Opgericht in 1975 door een handvol drukkers en uitgevers om het oude ambacht in ere te houden, is het genootschap met inmiddels 550 contribuanten en een professionele website uitgegroeid tot voornaamste informatie- en uitwisselingsbron voor amateurdrukkers. Maas: ‘Via de stichting hoorden we dat uitgever Bas Lubberhuizen in de kelder nog een oude proefdrukpers en wat letterkasten had staan die we konden overnemen. Volgende hobbel is het vervoer van zo’n honderden kilo’s wegende pers. Weten ze daar ook de juiste man voor, in het bezit van een open vrachtwagen met kraan, gespecialiseerd in dit soort dingen.’

We schuifelen tussen het machinepark door voor een kleine rondleiding. Bij alle apparaten en gereedschappen weet Maas wel iets te vertellen over hun vorige bezitter, vaak een oude ambachtsman, nog vaker inmiddels overleden. ‘Die grote snijmachine daar komt uit de nalatenschap van drukker Ad Hoogendoorn, die samen met zijn vader illegaal drukte tijdens de oorlog, waarvoor Johannes geëxecuteerd werd en Ad in Duitsland gevangen zat. Het ding stond bij hem in de garage en zijn zoons wilden er van af. Met vereende krachten hebben we hem hier naar binnen gesleept.’ En hier al het antieke loden lettermateriaal, opgeslagen in rijen houten kasten met laden, met de diverse lettertypes er op afgebeeld: de Arsis natuurlijk (‘een heel mooi negentiende-eeuws lettertje’), de Plantijn (‘genoemd naar de Antwerpse drukker’), de Gill, de Nobel, de Garamond, de Spectrum (‘ontworpen door Jan van Krimpen’). Het is zaak om veel verschillende letterkasten in bezit te krijgen, leerde Maas, om genoeg letters  van een bepaald type te hebben, zodat je in één keer een hele tekst kan zetten. ‘Bubb Kuyper wilde een tekstje van Arnon Grunberg drukken waar vaak het woord New York in voorkwam. Er zitten maar een paar hoofdletters y in zo’n letterkast, niet de twintig die hij nodig had. Maar die kon hij lenen van behulpzame mede-drukpersbezitters. Veel collegialiteit, hoor, in die groep. Mensen zijn enthousiast om hun kennis te delen. Het is eigenlijk een soort sekte.’

vlnr. Nop Maas, Thomas van Grafhorst, Bubb Kuyper, Jaap Blansjaar

velletje voor velletje

Op verzoek demonstreert Maas hoe dat zetten in zijn werk gaat. Hij pakt vlot lettertjes uit de diverse vakjes van een ladekast en plaatst ze – op de kop – in een ijzeren houder, de zethaak. Maas: ‘Toen de jonge Reve na het gymnasium naar de Grafische School moest van zijn vader, gooide Gerard een keertje uit frustratie zo’n zware zethaak naar een medeleerling; hij dacht dat hij hem vermoord had en sprong volkomen overstuur in het water aan de Jozef Israëlskade.’

Als alle letters plus ‘wit’ (spaties) van een tekstregel in de zethaak liggen wordt hij overgezet op een houten bewaarbord (galei) en kan de volgende regel zetsel worden gemaakt. Maar al die letters in al die anonieme vakjes; hoe weet je wat waar ligt? Maas: ‘Als je begint kost het je uren om een paar tekstregels te zetten. Zit je elke keer te zoeken; waar ligt de e, de b enzovoort. Als je het vaak doet, grijp je automatisch op de juiste plek. De beroepszetters van vroeger konden dat wonderbaarlijk snel. Een tekst zetten en ondertussen met elkaar een gesprek voeren over iets heel anders. Een paar oude vakmannen hebben dat een keertje gedemonstreerd toen ze hier op bezoek waren.’

Het zetsel op de drukpers zetten, de rollen stellen, inkten, het papier op de juiste plek insteken, op het pedaal trappen of het wiel draaien. Velletje voor velletje drukken, vouwen, snijden, gaatjes prikken, innaaien. Honderd, 150, soms 200 keer. De beloning volgt. Maas: ‘Als je dat allemaal hebt gedaan en het eerste exemplaar ligt op je bureau, nou, dan heb je iets. Bekijken, bladeren en nog eens kijken. Je neemt het mee naar huis om aan je man te laten zien. Je hebt iets tot stand gebracht.’

voldoening

Met bescheiden trots stalt hij wat recente boekjes uit. Stuk voor stuk mooi vormgegeven en tot in de puntjes verzorgd. Bekende namen onder de auteurs: P.F. Thomése, L.H. Wiener, J.J. Voskuil, Adriaan van Dis, Detlev van Heest, Maartje Wortel, Arnon Grunberg. Maas: ‘Veel auteurs kennen we persoonlijk, het Haarlemse literaire leven is overzichtelijk. Van Arnon Grunberg las ik in de VPRO Gids van precies een jaar geleden een hele leuke Yasha-column over schaamte, de interne vijand. Dus stuurde ik hem een mailtje met de vraag of ik er een boekje van mocht maken. Dat vond hij goed, kwam ze zelf signeren.’

Hij wijst het in 200 exemplaren gedrukte Influisteringen. Een gotisch verhaal door P.F. Thomése aan als een van de mooiste die hij maakte onder zijn eigen imprint: de Korenmaat. Vooral omdat het donkere boekenomslag, geïnspireerd door gotische ramen, zo’n uitdaging was. ‘Met de polymeermachine maak je van de ontwerptekening een cliché, die je drukt met de titel eroverheen. Op zwart kun je alleen met goud- of zilverkleur drukken, anders dekt het niet. Maar voor die ramen heb ik een soort gele inkt gebruikt, niet helemaal dekkend, wat precies het juiste effect geeft.’ Kijk, daar doe je het voor, geniet hij na; commercieel succes is niet het doel, maar het is zo ‘hartstikke leuk om met je eigen handen iets te maken wat je helemaal zelf bepaalt. Natuurlijk hoop je dat een paar andere mensen het ook mooi vinden, maar het hoogste genoegen voor mij is zo’n boekje thuis op tafel neer te leggen en te bekijken. Voldoening, ja dat is het woord.’