Bekende schrijvers zamelen geld in om boeken voor vluchtelingenkinderen te kopen. Beter lezen betekent sneller inburgeren. Geen sinecure, weten ze op bassischool De Barte in Drachten.

Limar heeft blauwe strikjes in haar haar en iets te grote sneeuwlaarsjes. Ze kijkt naar het digibord van juf Joyce, waarop een foto van een oliebol te zien is. ‘Hebben jullie dat met Oud en Nieuw gegeten?’, vraagt Joyce Maas. ‘Ja,’ glundert Ahmad. ‘Is heele lekker.’ Het is onduidelijk of Ahmad weet wat Oud en Nieuw betekent, maar zijn enthousiasme is er niet minder om. Ook Ali, drie stoeltjes verderop, wil dolgraag antwoord geven op elke vraag die de juf stelt. Hij vergeet daarbij nog weleens zijn vinger op te steken, maar als juf Joyce hem daarop wijst, steekt hij bij de volgende vraag ter compensatie gewoon twee wijsvingers in de lucht. Limar zegt niks, ze is net een week in Nederland.

Limar, Ahmad en Ali zijn drie van de acht kinderen die vanochtend ‘winterwoorden’ leren in de NT2-kleuterklas van OBS De Barte. Op deze gewone basisschool in Drachten krijgen zowel kinderen uit de wijk les als kinderen die sinds kort in het verderop gelegen asielzoekerscentrum wonen.
Directeur Harm Blumers is zo’n man waar je er niet genoeg van kunt hebben in het onderwijs: bevlogen maar ook nuchter, betrokken maar ook praktisch. ‘In het begin schreef ik voor elk kind dat terug moest eindeloos veel brieven, maar daar ben ik mee opgehouden. Kansloos.’

Niet dat het ooit went, kinderen die terug moeten. Hij wijst op een meisje dat druk bezig is met figuurzagen. ‘Zij en haar zusje moeten terug naar Armenië. Je leest er nooit wat over dus het zal daar wel rustig zijn, maar het is natuurlijk een drama. Ze zijn hier al vier jaar.’

Met die kinderen is niks mis. Die hebben dit allemaal niet veroorzaakt. Het is nooit de schuld van die kinderen.

Basischooldirecteur Harm Blumers

mohammed 1,2,3

Toen een jaar of acht geleden de reguliere azc-school in Drachten werd gesloten, kwamen de kinderen op zijn school terecht. ‘Het waren er toen maar een stuk of tien, dus die stopten we in gewone klassen. Een groot deel daarvan was hier al lang en heeft uiteindelijk kinderpardon gekregen.’
Inmiddels is de situatie totaal anders. Vorig jaar waren er 85 nieuwkomers op school, ongeveer de helft van alle leerlingen. En dat begrip nieuwkomers mag je letterlijk nemen, want sommige kinderen zijn nog maar een paar dagen in Nederland als ze hier al op de stoep staan.

‘Officieel moeten kinderen drie dagen na binnenkomst al onderwijs krijgen. Dat lukt lang niet altijd, maar als het soepel loopt, zijn ze hier binnen een week. We hebben nu vooral Syrische en Eritrese kinderen, en een paar uit Afghanistan en Irak. Een deel heeft al wat onderwijs gehad, maar een deel ook niet. Vorige week heb ik een gezin ingeschreven dat bijna drie jaar onderweg was geweest. Moeder had ze onderweg wat Arabisch leren lezen en schrijven, maar die kinderen beginnen eigenlijk op nul.’

Op nul beginnen als je tien of elf jaar bent. Dat is hier heel normaal. Voordat er sprake kan zijn van boeken lezen, moet er dus nogal wat werk verzet worden. Dat gebeurt op de eerste verdieping, waar de nieuwkomers les krijgen. Op de begane grond zitten de kinderen uit de buurt. De leerkrachten rouleren. Twee, drie jaar boven lesgeven en dan weer naar beneden. ‘Want ook het gewone werk moeten ze in de vingers houden,’ zegt Blumers. ‘Voor als de stroom straks weer opdroogt.’

Voorlopig ziet het daar niet naar uit. Nelleke de Groot heeft een middenbouwklas, met kinderen van rond de negen, tien jaar. ‘Sabah, wat deed ze met het raam?’ Het antwoord blijkt zemen te zijn. Zelf vindt juf Nelleke het ook een beetje raar om deze kinderen te leren wat ramen zemen betekent, maar er wordt hier gebruik gemaakt van de reguliere lesmethode. ‘Wat is het kozijn Omar? Wijs maar aan.’ ‘Ayat, wat is de ruit?’ Ayat loopt naar het raam en tikt op het glas. ‘Goed zo. Het raam en de ruit is hetzelfde.’ De kinderen luisteren aandachtig. In deze klas zitten een Mohamad, Mohammad en Mohammed. Gemakshalve noemt juf Nelleke ze Mohammed 1, 2 en 3. ‘Maar eigenlijk zouden we moeten investeren in achternamen’, erkent intern begeleider Karin Bron.

Juf Joyce met de NT2-kleuters

alfabet

De vraag is of dat er ooit van komt. Het kost  al moeite genoeg om alle voornamen te onthouden. Veel kinderen zijn hier maar kort. Soms maar een week. Directeur Blumers weet van elk kind uit welk land het komt. Alleen de Eritreeërs ontbreken vanochtend. Die zijn naar de medische dienst want ze zaten onder de luizen. In de pauze wijst Blumers op een jongetje in een trainingspak dat met de bal aan de voet naar buiten stuitert. ‘Die komt uit Nigeria, dit is zijn vierde of vijfde azc. Hij spreekt goed Nederlands, dus hij zit in een reguliere klas, maar je ziet dat hij niet meer investeert in contacten.’

Natuurlijk zijn er ouders van kinderen uit de buurt die moeite hebben met al die asielzoekers op school. ‘Ik had altijd rond de 110 eigen kinderen, maar dat is ruim onder de honderd gezakt. Toen dat jochie op het strand lag, was er een golf van medelijden, maar nu met die toestand in Keulen is het weer omgeslagen.’ Nu windt de kalme Blumers zich even op. ‘Met die kinderen is niks mis. Die hebben dit allemaal niet veroorzaakt. Het is nooit de schuld van die kinderen.’

Taal, taal, taal. Dat is het enige waar het in de nieuwkomersklassen om draait. Te beginnen met het alfabet. Zodra dat erin zit, volgen eenvoudige woordjes volgens de maan-roos-vis-methode. Verspreid over de verdieping hangen overal roze kaartjes: ‘de muur’, ‘de kast’, ‘het raam’.

Nynke Bergstra-Volbeda oefent vandaag met haar klas woorden die betrekking hebben op het huis. Ze heeft voor de gelegenheid het Barbiehuis van haar dochter meegenomen, ‘toen ze even niet oplette’. Zo kan ze aanwijzen wat een bad en een aanrecht zijn. Ook in deze klas zijn ze nog niet toe aan boekjes lezen.

Toch staan de vrolijk geschilderde kasten van My Book Buddy al klaar. Toevallig zijn ze gistermiddag om vijf uur bezorgd. Harm Blumers wist van niks. ‘Het was een complete verrassing. We hebben nog amper tijd gehad om alles goed te bekijken, maar het is hartstikke mooi spul.’ De boeken die bestemd zijn voor in de kasten zitten nog in de dozen. Voordat ze kunnen worden uitgepakt, moeten er vandaag eerst cito’s gemaakt worden.

zwemles

Tot nu toe werden boeken geleend via de bibliobus, maar die wordt komende zomer opgeheven. In plaats daarvan gaat de bibliotheek zorgen voor een vaste leenkast in de school. Een goeie oplossing, vindt Blumers: ‘In ruil daarvoor heb ik 150 nieuwe leden voor ze.’ Kinderen mogen geleende boeken meenemen naar het azc , waar hun ouders er vaak net zo blij mee zijn. Ook zij leren het makkelijkst Nederlands met behulp van kinderboeken. Vandaar dat het blauwe rugzakje van My Book Buddy een groot succes is. Daarin zit Mijn eerste woordenboek Nederlands, een geïllustreerd kinderwoordenboek met tweeduizend veelgebruikte woorden rondom thema’s uit het dagelijks leven. Ook de tekeningen sluiten aan bij het nieuwe Hollandse leven, waarin mama weliswaar een hoofddoek draagt, maar waarin de lunch bestaat uit een glaasje melk met een boterham.

Hoofddoeken zijn trouwens in geen enkele klas te bekennen. Een enkel meisje in de hoogste groepen komt weleens binnen met een hoofddoek, maar de meeste meisjes dragen ze gewoon niet, zegt Blumers. Ouders die niet willen dat hun dochters meedoen aan de verplichte zwemles, kunnen op zoek naar een andere school. ‘Maar die willen die kinderen toch niet hebben, dus komen ze vanzelf weer hier terecht. Tot nu toe is het me altijd gelukt om ze allemaal mee naar zwemles te krijgen.’

Intussen is juf Joyce nog steeds bezig haar kleuters winterwoorden te leren. Vetbollen. IJspegels. Appeltaart. Sneeuwbal. Skibril. Op het bord verschijnt een rookworst. ‘Dat eten mensen in Nederland in de winter bij de boerenkool. Weten jullie wat dat is?’ ‘Kaas!’ roepen zes Syrische kleuters in koor.

benefietavond

Dimitri Verhulst nam het initiatief voor een literaire benefietavond ten behoeve van vluchtelingenkinderen. Schrijvers als Tommy Wieringa, Connie Palmen, Jelle Brandt Corstius, Christine Otten, Renate Dorrestein, Anne Vegter, Maartje Wortel en Esther Gerritsen treden op 9 februari belangeloos op in de Stadsschouwburg Amsterdam. (Voor meer informatie en kaarten: 2016jaarvanhetboek.nl)

De opbrengst van de avond gaat naar My Book Buddy, een stichting die boekenkasten inricht voor kansarme kinderen in ontwikkelingslanden en in Nederland. Oprichter Cathy Spierenburg was ooit netmanager van Z@ppelin en Z@PP. Na de tsunami wist ze met Z@ppelin voor Azië achttien nieuwe scholen te bouwen in het getroffen gebied. Met een andere actie bouwde ze bibliotheken.

Dankzij My Book Buddy staan er inmiddels bijna tweeduizend boekenkasten in twintig landen. De bedoeling is om op alle AZC-scholen in Nederland een My Book Buddy-kast te plaatsen. Daarnaast krijgt elk vluchtelingenkind een rugzakje met een prentenwoordenboek Nederlands. Spierenburg vertelt wat er zoal in die kasten staat: ‘Dat zijn boeken die niet aanstootgevend zijn. Als je een boek hebt met plaatjes van zoenende jonge mensen kan dat weerzin oproepen en kinderen ervan weerhouden te gaan lezen. Het belangrijkste is dat ze gaan lezen, dus je moet rekening houden met de cultuur. We hebben vooral boeken die realistisch en informatief zijn, maar ook wel fictie, in heel eenvoudig Nederlands. Er staan ook een of twee Arabische boeken in de kast. Het zijn nieuwe boeken die echt geschikt zijn voor de doelgroep, dus geen oude boeken die mensen van zolder hebben gehaald en naar het AZC hebben gebracht.’