Verreweg de meeste lezers zijn vrouwen, maar recensenten zijn bijna altijd mannen die boeken van mannen bespreken. Met De Grote Drie als meetlat. De Lezeres des Vaderlands heeft het geturfd.

‘Ik ben een vrouw van veertig met een sigaret. Ik ben een student. Ik ben een oma met een smartphone. Ik ben een beeldend kunstenaar, een academicus, een schrijver, een vrijwilliger, een tandarts, een musicus, een trambestuur- der.’

Met deze woorden stelde de Lezeres des Vaderlands zichzelf begin dit jaar voor aan lezend Nederland. Ze zou de gemoederen de daarop volgende twaalf maanden flink bezighouden. Niet alleen dankzij haar identiteit, die ze strikt geheim wist te houden, maar vooral dankzij haar project #lekkertellen.
Gedurende 2016 telde ze elke week hoeveel boeken van vrouwen en mannen er werden besproken in de Volkskrant, NRC Handelsblad, Trouw, Het Parool, De Morgen, De Standaard, Vrij Nederland en De Groene Amsterdammer. Daarnaast noteerde ze of de recensenten man of vrouw waren. Haar conclusies deelde ze via Twitter, Facebook en haar blog.

Na een jaar #lekkertellen maken we de balans op met de Lezeres, die ook nu anoniem wenst te blijven. Het doet er immers niet toe wie ze is, het gaat om haar missie.

Wat was uw belangrijkste overweging om de Lezeres des Vaderlands in het leven te roepen?
‘Als spreekwoordelijke vrouw van middelbare leeftijd die geïnteresseerd is in cultuur volgde ik al jaren wat er in de literaire wereld gebeurt. Hoe langer ik dat deed, hoe meer ik me begon te ergeren. Als we de statistieken mogen geloven ben ik, vanwege mijn leeftijd en geslacht, de grootste cultuurconsument van het land en dus een economische factor van belang. Tegelijkertijd is het gesprek over literatuur vaak een gesprek tussen mannen over mannen. Ik besloot mezelf als consument een stem te geven en de Lezeres des Vaderlands in het leven te roepen. Wie denkt dat onderrepresentatie van vrouwen iets van vroeger is moet ik teleurstellen. Mensen daarvan bewust maken werd mijn missie als Lezeres.’
 

We zijn nu een jaar verder. Welke inzichten heeft #lekkertellen opgeleverd?
‘De eerste week dat ik ging tellen waren de cijfers behoorlijk dramatisch: vijftien procent van de besproken auteurs was een vrouw en 27 procent van de recensies was door een vrouw geschreven. De rest van het jaar bleven de cijfers, ook na een klein beetje #ophef, steeds rond een gemiddelde van dertig procent vrouwen en zeventig procent mannen hangen. Er bleek sprake van een hardnekkig patroon. De Morgen en Het Parool haalden zelfs die dertig procent bij lange na niet. Alleen Trouw heeft steevast een veel hoger percentage vrouwelijke auteurs en recensenten. Alle andere bijlagen jojoën een beetje, de ene week is het beter dan de andere.

Daarnaast viel me de scheve verdeling van kolomruimte op: als ik dat in kaart had gebracht zou blijken dat de verhouding mogelijk nog ongelijker is dan mijn percentages doen vermoeden. Kort door de bocht: mannen krijgen veel vaker een grotere recensie, vrouwen duiken vaak pas op in de ultrakorte signalementen. Bij vijf vrouwen in een signalement en vijf mannen in grote artikelen lijken de verhoudingen 50-50. Maar tel je de toebedeelde kolomruimte – wat ik dus nog niet gedaan heb – dan is de verhouding misschien 90-10.’
 

Dat zijn de cijfers. Hoe zat het met de inhoud?
‘Behalve dat ik telde, las ik de bijlagen natuurlijk ook. Het begon me op te vallen hoe beperkt het denken over literatuur en haar functies eigenlijk is. Het idee over wat “de literatuur” is laat niet alleen weinig ruimte voor vrouwen, maar ook voor postkoloniale en zogenoemde migrantenauteurs. Ze zijn er natuurlijk wel, ze kunnen zelfs heel bekend zijn, maar dat neemt niet weg dat er een hiërarchie opdoemt waarin een vaak starre meetlat bepaalt wat literatuur is. Reve, Hermans en Mulisch, oftewel De Grote Drie, worden week in week uit aangehaald en als toetssteen gebruikt. Wanneer boeken of auteurs maar moeilijk aansluiten op het Grote Drie-beeld, omdat ze een andere, niet-mannelijke, niet-westerse of niet-witte canon als referentie nemen bijvoorbeeld, of omdat ze een andere opvatting over het genre van de roman hebben, belanden ze al snel een aantal treetjes lager op de literaire ladder.’
 

Over bijval had u niet te klagen het afgelopen jaar. Veel schrijvers – mannen en vrouwen – verklaarden zich solidair of op z’n minst geïnteresseerd in de cijfers. Maar er waren ook tegengeluiden. Beatrijs Ritsema en Wilma de Rek, chef boeken bij de Volkskrant, reageerden laatdunkend op #lekkertellen. Ritsema had het zelfs over ‘incriminerende statistieken’ en ‘een volstrekt oninteressante boekhouding’.
‘Ik kan me best indenken dat mijn boodschap soms op weerstand stuit. Zelfs als redacteuren er wel iets aan willen doen, heb je niet zomaar een andere groep critici ter beschikking. Het week na week tonen van cijfers kan dan wrevel wekken. Maar nu speculeer ik over hun perspectief. Er zijn ongetwijfeld ook mensen die het streven naar meer gelijkwaardige verhoudingen niet belangrijk vinden en die dus alle argumenten het liefst zo snel mogelijk van tafel vegen. En dan is er de categorie die wel meer gelijkheid wil, maar vindt dat zoiets vanzelf wel gebeurt.

Ik denk dat kennis over de scheve verhoudingen in ieder geval empirische grond verleent aan de discussie, en dat was mijn belangrijkste doel: dat we hierover praten op grond van cijfers. Dat in die discussie nooit iedereen dezelfde positie inneemt lijkt me onvermijdelijk.’

Het meestgehoorde argument van recensenten naar aanleiding van uw keiharde cijfers: we letten niet op sekse of kleur maar alleen op kwaliteit.
‘Is kwaliteit iets enkelvoudigs? Ik denk het niet. Sommige schrijvers duwen hun literatuur de richting op van de journalistiek, anderen weer helemaal niet. In de postkoloniale literatuur zijn er schrijvers die zeer bewust spelen met de taal, omdat die taal ooit opgedrongen werd door de kolonisator – denk aan het werk van Edgar Cairo. Er zijn auteurs die diepgaand beïnvloed zijn door Virginia Woolf, dat levert een ander type proza op dan als W.F. Hermans je grote voorbeeld is.

Dit zijn verschillende soorten literatuur die allemaal streven naar kwaliteit. Maar bewust of onbewust wordt het ene type toch als “literairder” gezien dan het andere. Ik denk dat er in Nederland te weinig ruimte is voor werkelijke pluriformiteit omdat het ultieme kwaliteitscriterium nog altijd is: is hier de nieuwe Reve, Hermans of Mulisch opgestaan? Die vraag is niet neutraal maar bevoordeelt een bepaald type schrijven waarin de westerse man altijd de centrale figuur is.

Een typisch Nederlands romanpersonage is een wat eenzame, oudere man die sombere gedachten debiteert over de oppervlakkigheid van onze hedendaagse cultuur, of een dolende twintiger in de grote stad. Zulke personages spreken mij doorgaans niet enorm aan, maar ze doen het goed bij recensenten, die dan gelukzalig uitroepen: Ha, Nescio! Of, iets hedendaagser: Ha, Grunberg! Er zijn op dit moment te veel critici die al te lang dezelfde meetlat hanteren. Dat heeft niet alleen invloed op de manier waarop boeken worden besproken, maar ook op welke boeken worden besproken en welke schrijvers worden geïnterviewd.’
 

Belangrijke vraag naar aanleiding van de statistieken is hoe het zit met de man-vrouwverhouding in het aanbod. Verschijnen er meer boeken van mannen dan van vrouwen?
‘Ik heb hier nog geen structureel onderzoek naar gedaan. Hoewel ik vermoed dat er meer boeken van mannen dan van vrouwen worden uitgegeven, zou het voor mij niet veel afdoen aan de resultaten van #lekkertellen. Het gaat erom dat op verschillende momenten in het proces van idee naar boek keuzes worden gemaakt: van de selectie van ongevraagde kopij tot het netwerken van redacteurs en de publiciteit en de ontvangst van een boek. In alle onderdelen van dit proces werken mechanismen al jaren op die manier. De kunst is om die mechanismen bloot te leggen en ze zo eindelijk te veranderen.

Dat Trouw erin slaagt om structureel meer vrouwen te bespreken dan andere bijlagen bewijst dat de verhouding in de besprekingen geen afspiegeling hoeft te zijn van het aanbod – als dat al het geval is. Uitgeverij De Geus heeft als richtlijn vijftig procent vrouwen uit te geven en slaagt daar in. Als de wil er is kunnen scheve verhoudingen rechtgetrokken worden. Voor de boekenbijlagen geldt dat het aanbod zo groot is dat er zonder moeite evenwichtiger geselecteerd zou kunnen worden.’
 

U hebt een paar stokpaardjes, waaronder De Grote Drie die te pas en te onpas van stal worden gehaald. Welke ergernissen kwamen daar al tellend nog meer bij?
‘Heel wat, helaas. Bepaalde mannelijke recensenten die hooguit één keer per jaar een boek van een vrouw bespreken, vrouwen die enkel jeugdboeken bespreken, vrouwelijke auteurs die slechts een of twee zinnen aandacht krijgen in signalement-rubrieken terwijl aan mannelijke auteurs paginalange besprekingen worden gewijd. Soms zonk de moed mij tijdens het tellen echt in de schoenen. Een andere terugkerende ergernis is de subtiele manier waarop het denken en schrijven van vrouwen op een lager treetje wordt geplaatst. Een criticus noemde de toon van Machteld Zee “wel erg huiselijk”. Over Henriëtte Boas werd opgemerkt dat ze er “op latere leeftijd uitzag als een zwerfster”. Huiselijkheid, gebabbel, uiterlijkheden: dat soort kwalificaties worden veel gebruikt.’
 

Bent u hoopvol over de toekomst of heeft het afgelopen jaar u eigenlijk alleen maar somberder gestemd?
‘De VIDA, een Amerikaans initiatief dat recensies telt op onder meer gender en etnische achtergrond van recensenten en auteurs, heeft positieve veranderingen geconstateerd. Maar pas nadat ze zes jaar bezig waren. Het is een kwestie van lange adem, maar het stemt me hoopvol dat vrouwen en mensen van kleur zich de laatste tijd actief uitspreken over kwesties als representatie en institutionele diversiteit en dat er beter naar hen wordt geluisterd.’
 

U blijft niet doortellen in 2017. Wat is de nieuwe strategie?
‘Zelf stop ik in januari, maar gelukkig heeft #lekkertellen de aandacht getrokken van verschillende mensen die het structureler willen aanpakken. Daarvoor is de kersverse Stichting Tellen opgericht. Zij wil ook kolomruimte gaan tellen. Stichting Tellen zal aansluiting zoeken bij de Amerikaanse VIDA en zoekt vrijwilligers om mee te tellen.’

#lekkertellen bij de VPRO

Hoe zit het eigenlijk bij de VPRO? Worden ook hier meer schrijvers dan schrijfsters besproken en/of geïnterviewd? We telden de man-vrouw verhouding in 2016 bij VPRO BoekenVPRO GidsNooit meer slapen en OVT omdat daarin veruit de meeste schrijvers te gast zijn of besproken worden. Als bonus keken we ook de verhouding bij twee iconische VPRO-programma’s: Zomergasten en Marathoninterviews. Voor die twee programma’s telden we zowel gasten als interviewers vanaf het eerste seizoen.

VPRO Boeken (2016)
Schrijvers (m) – 42
Schrijvers (v) – 24

VPRO Gids (2016)
Grote artikelen:
Schrijvers (m) – 20
Schrijvers (v) – 33
Recensenten (m) – 15
Recensenten (v) – 28
Korte besprekingen:
Schrijvers (m) – 67
Schrijvers (v) – 43
Recensenten (m) – 71
Recensenten (v) – 33

OVT (2016)
Schrijvers (m) – 97
Schrijvers (v) – 27

Nooit Meer Slapen (2016)
Hoofdgast:
Schrijvers (m) – 54
Schrijvers (v) – 32
Dichter van de dag:
Dichters (m) - 24
Dichters (v) - 18
Overige items:
Schrijvers (m) - 54
Schrijvers (v) - 40

Zomergasten (1988-2016)
Gasten (m) - 102
Gasten (v) - 52
Interviewers (m) - 12
Interviewers (v) - 3

Marathoninterviews (1986-2015)
Gasten (m) - 153
Gasten (v) - 52
Interviewers (m) - 144
Interviewers (v) - 55