De Aardzee-trilogie van Ursula K. Le Guin werd deze maand in één fraaie band werden heruitgegeven. De 85-jarige fantasyschrijfster was een inspiratiebron voor veel ‘literaire’ collega’s.

Een opmerkelijk moment was het, toen Ursula K. Le Guin (1929) november vorig jaar tijdens het jaarlijkse gala van de National Book Awards in New York het podium beklom om de aan haar toegekende oeuvreprijs in ontvangst te nemen. De – houd u vast – National Book Foundation’s Medal for Distunguished Contribution to American Letters. Een prestigieuze onderscheiding voor mensen die ‘het literaire erfgoed hebben verrijkt’, sinds 1988 uitgereikt aan erkende grootheden als Saul Bellow, Philip Roth, John Updike, Toni Morrison en E.L. Doctorow.

Erkentelijk toonde Le Guin zich in haar dankwoord beslist. Maar dat toespraakje van een minuut of vijf was ook geestig, boos en opruiend genoeg om  in de zaal voor verbijsterde stiltes, lachsalvo’s en ovationeel applaus te zorgen, en sindsdien uit te groeien tot een bescheiden YouTube-hit.

In op resolute toon uitgesproken volzinnen gaf ze iedereen ervan langs. Van de machtige ‘profiteurs’ van Amazon en marketingafdelingen die boeken behandelden alsof het bussen deodorant waren tot haar eigen uitgevers, omdat die ‘in hun malle paniek, onwetendheid en hebzucht’ bibliotheken zes keer zoveel voor een e-book lieten betalen als gewone klanten. En, sprak ze fijntjes, ze deelde de eer van haar medaille graag ‘met alle schrijvers die zo lang buiten de literatuur zijn gehouden – mijn medeauteurs van fantasy en sciencefiction, schrijvers van de verbeelding, die vijftig jaar lang hebben moeten toezien hoe alle prachtige beloningen naar de zogenaamde realisten gingen’.

Kus des doods

Het klonk al met al als de wraak van de genreschrijfster die eindelijk erkenning kreeg van het literaire establishment. Wat het natuurlijk ook was, tot op zekere hoogte. Sinds ze midden jaren zestig debuteerde, veroverde Le Guin de harten en hoofden van miljoenen lezers, daar niet van. Met intelligente en baanbrekende sciencefictionromans als The Left Hand of Darkness (1969) en The Dispossed (1974). Met de verhalen die speelden in het fictieve midden-Europese land Orsinia. En misschien wel vooral met de zogenaamde Earthsea-reeks, waaruit de eerste drie vertaalde delen deze maand in één fraaie band werden heruitgegeven. De verslagen van de queesten van de tovenaar Ged, die in het in een pre-industriële eilandenwereld onder meer moet opnemen tegen machtige draken en een door hemzelf uit het dodenrijk tevoorschijn getoverde ‘schaduw’, die klassiekers in hun genre werden. Spannende avonturenverhalen, oorspronkelijk bedoeld voor ‘oudere kinderen’, met onnadrukkelijk taoïstische passages over het belang van evenwicht in het universum en de magie van de taal, vaak in één adem genoemd met J.J.R. Tolkiens In de ban van de ring als oerbronnen van de fantasy.

Maar, vertelde ze twee jaar geleden nog in een ‘The Art of Fiction’-interview in The Paris Review: ‘Het grootste deel van mijn carrière betekende het feit dat je een label als “scifi” opgeplakt kreeg een kus des doods, wat de kritiek betreft. Het hield in dat je werk hooguit ergens in een weggemoffeld kadertje werd besproken, samen met een of ander schattig boekje over marsmannetjes.’

Ongetwijfeld waar. Zoals haar succes in die zogenaamd marginale uithoeken van de letteren ook lang aan het oog onttrok dat ze daarnaast korte verhalen, essays en gedichten schreef; Beatrix Potter-achtige prentenboeken naast western en romans als Searoad (1991), die zich ‘gewoon’ aan de kust van Oregon afspeelde.

Ridderslag

Maar al voelde die uitreiking in november voor velen als een officiële ridderslag, door een flink aantal collega’s werd Le Guin al langer een ereplek aan de ronde tafel van de wereldliteratuur toebedacht. Haruki Murakami noemde haar een van zijn favoriete schrijfsters. Zadie Smith roemde The Dispossed in 2012 lyrisch als de beste roman die ze het voorgaande jaar had gelezen. (‘Ik voelde me weer een kind toen ik hem las – waarmee ik bedoel dat ik er totaal door werd opgeslokt. Het was alsof het boek echt was en mijn leven de fictie.’) David Mitchell laat werkelijk geen kans voorbijgaan om te benadrukken dat haar werk een van de vroegste en belangrijkste invloeden op hem was, de reden zelfs waarom hij überhaupt is gaan schrijven. En ook Margaret Atwood, Salman Rushdie, Michael Chabon, Junot Díaz en Jonathan Lethem voegden zich meer dan eens in het koor van literaire bewonderaars.

Waarom?

Voor een deel zal het ermee te maken hebben dat de generatie waartoe veel van die auteurs behoren de vrijheid voelen om hogere en lagere cultuur te vermengen. Om te erkennen dat stripboeken en detectives, popmuziek en actiefilms, fantasy en sciencefiction hun verbeelding net zozeer hebben gevormd als de klassieke werken van Shakespeare, Scott Fitzgerald of J.D. Salinger. En om elementen en technieken eruit te gebruiken in even dynamische als briljante romans als, pakweg, Cloud Atlas (Mitchell), The Adventures of Kavalier and Clay (Chabon) of The Fortress of Solitude (Lethem).

Maar wie zich in het oeuvre van Ursula K. Le Guin verdiept, zal ontdekken dat het toch vooral kwaliteit van dat werk zelf is dat haar de ouderwetse vooroordelen tegen de genreschrijfster uiteindelijk deed overstijgen. Door haar stilistische talent en psychologisch inzicht, de manier waarop ze telkens weer het cliché van escapistische boekjes over draken, trollen en tovenaars met puntmutsen of woeste intergallactische monsters logenstrafte. 

Metaforen

Haar parallelle universa blijken namelijk minutieus uitgewerkte metaforen voor complexe maatschappelijke, politieke en filosofische (kortom: menselijke) kwesties, die ze niet zelden in haar werk behandelde ver voor de discussie erover daarbuiten losbarste.

Zo speelden feministische en genderthema’s een rol in The Left Hand of Darkness, waarin ze een planeet beschreef waarop de bewoners het grootste deel van de tijd androgyne ‘potentiëlen’ zijn, en naar verlangen en behoefte hun sekse(rollen) kiezen. In The Dispossed schiep ze een compleet en overtuigend anarchistisch Utopia.

Of neem, waarschijnlijk het sterkste voorbeeld, The Word for Wold Is Forest, uit 1972, dat zowel een protest tegen de oorlog in Vietnam was als een visionair verhaal over ecologische verwoesting. De planeet
Athshe is daarin een paradijselijke boswereld, bewoond door vredelievende, diep met de natuur verbonden wezentjes, die wreed wordt verstoord door een menselijke kolonie. Met kapitein Davidson als nietsontziende bruut die de bevolking tot slaven maakt om bomen te kappen voor de houthandel en antropoloog Raj Lyubov die zich steeds meer met hun cultuur vereenzelvigt.

Het is al vaker opgemerkt: verander een paar details, en je hebt zo’n beetje het complete scenario van James Camerons film Avatar, 37 jaar later. Zoals Le Guin ook al in het eerste deel van haar Aardzee-reeks, Machten van Aardzee (1968), een school voor jonge tovenaars beschrijft die verdacht veel wegheeft van Harry Potters Zweinstein, en Ged, net als Potter, een litteken overhoudt aan de eerste confrontatie met een duistere macht die persoonlijk met hem verbonden is...

Draken en trollen

Zowel Cameron als J.K. Rowling ‘hadden wat genereuzer kunnen zijn’ wat betreft hun schatplichtigheden, merkte de schrijfster daar tamelijk laconiek over op. Al maakte ze zich wel boos over de onwetendheid van al die recensenten die de laatste bejubelden om haar originaliteit, schijnbaar zonder ooit eerder een fantasyroman te hebben opengeslagen.

Een vurig verdedigster van dat genre is Le Guin altijd geweest en zal ze, ook na opname in het pantheon van de National Book Foundation, wel altijd blijven. In 1974 schreef ze een essay, ‘Why Are Americans Afraid of Dragons?’, waarin ze eloquent betoogde dat boeken die (ook) kinderen aanspreken daarom niet per definitie kinderachtig zijn. En toen de Britse literator Kazuo Ishiguro afgelopen februari in een interview over zijn van draken en trollen vergeven Vergeten reus (2015) zei te vrezen dat zijn lezers zouden denken dat hij, o gruwel, fantasy had geschreven, kwam hem dat hem op een hilarisch vernietigende analyse te staan op de blog van de 85-jarige. Dat had Ishiguro wel degelijk, concludeerde ze terecht. Maar wel pijnlijk beroerde fantasy.

 

Ursula K. Le Guin: Aardzee (oorspr. The Earthsea Trilogy, vertaling Frits Oomes, uitgeverij Boekerij)

meer van de vpro gids