Het literaire programma van Crossing Border is ook dit jaar weer dik in orde. Welke auteur mag je als bezoeker echt niet missen? Als we één tip moeten geven: ga naar het interview met Atticus Lish.

Er zijn grote internationale namen als Salman Rushdie, Almudena Grandes en Marilynne Robinson, die in Amerika zo’n grande dame is dat ze voor The New York Review of Books nog uitvoerig werd geïnterviewd door, jawel, president Barack Obama. Nederlandse poëzietalenten als Lieke Marsman en Myrte Leffring staan naast gevestigde prozaschrijvers als P.F. Thomése, Kees ’t Hart en Leon de Winter. En hadden we het al gehad over Ryan Gattis en diens Zes dagen, een ijzersterk epos rond de rassenrellen in Los Angeles, in 1992, na de vrijspraak van de politieagenten die Rodney King molesteerden?

Nee, op papier is het literaire programma van het Haagse festival Crossing Border ook dit jaar weer dik in orde. Zo uitgebreid en gevarieerd dat het bijna ondoenlijk is te zeggen welke auteur(s) je als bezoeker echt niet mag missen. Maar als we dan toch één tip moeten geven: ga naar het interview met Atticus Lish (1972). Waarom?

Allereerst omdat zijn ook in Nederland succesvolle debuut Ter voorbereiding op het volgende leven gewoon een prachtige roman is, uiteraard. Maar, minstens zo belangrijk bij een festivaloptreden: de akelig actuele thematiek van Lish’ boek en de intrigerende eigenaardigheden van zijn biografie moeten ook voor wie hem nog niet las bijna wel een boeiend gesprek opleveren.

menselijke tijdbom

Een bikkelharde liefdesverhaal wordt er in Ter voorbereiding verteld. Over twee verdoemde zielen die in de groezelige achterbuurten van de stad New York houvast bij elkaar zoeken.

De een is Zou Lei, een illegale Chinese immigrante die via een smokkelroute naar de vs kwam, op zoek naar een beter leven. De ander de onlangs afgezwaaide militair Brad Skinner, die na drie tours of duty in Irak doelloos en zwaar getraumatiseerd in een armoedige kelder in dezelfde wijk terechtkwam. Flushing, Queens, waar ze als buitenstaander hun eigen strijd leveren, en hun levens vervlochten raken in een verrassend overtuigende romance – deels gebaseerd op een gedeelde passie voor fitness en bodybuilding – die gevaarlijk balanceert op de grens tussen hoop en wanhoop. Waarbij hun beider ontnuchterende ervaringen de weegschaal voortdurend naar wanhoop dreigen te doen doorslaan.

Die van Zou Lei spelen zich af in de krochten van de stad waartoe illegalen nu eenmaal veroordeeld zijn. Voor een schijntje keihard werken in winkelcentra en restaurantkeukens om het geld voor wat eten en de huur van een kakkerlakkamer bij elkaar te schrapen. De voortdurende angst te worden opgepakt en uitgezet. En ondertussen vernederd worden door autochtone Amerikanen en, in haar geval, zelfs door haar Chinese lotgenoten, omdat ze – interessant detail – dochter is van een Oeigoerse, een lid van de moslimminderheid uit Noordwest-China.

En Skinner? Die brengt zijn dagen voornamelijk door op zijn kamer, lamgeslagen door de wonden van zijn oorlogsverleden. Lichamelijke (mortierscherven maakten een pijnlijk littekenlandschap van zijn rug), maar vooral geestelijke wonden. Hij drinkt, slikt pijnstillers en antidepressiva, kijkt op zijn laptop dwangmatig naar filmpjes van exploderende ied’s en onthoofdingen… Een menselijke tijdbom die op ontploffen staat, als hij niet snel wordt ontmanteld.

raymond carver

Lish roept het allemaal indringend op, in proza dat genadeloos gedetailleerd is en doortrokken van een gespierd soort lyriek. En met zijn schijnbaar oer-Amerikaanse verhaal bovendien behoorlijk wat politieke en maatschappelijke vragen die in het licht van de huidige stroom vluchtelingen uit Syrië en andere oorlogsgebieden ook in Europa prangender zijn dan ooit.
Hoe we omgaan met die mensen die hun heil hier zoeken, bijvoorbeeld. Met de trauma’s die ze meedragen. En, om te variëren op Raymond Carver, waar we het eigenlijk over hebben als we het hebben over ‘gelukszoekers’.
De naam Carver heeft ondertussen weer alles te maken met de biografie van Atticus Lish, trouwens, die op z’n zachts gezegd opmerkelijk is.

Om te beginnen omdat Lish, blijkt uit wat hij er in interviews over vertelde, op allerlei vlakken precies wist waarover hij in Ter voorbereiding schreef. Nadat hij in zijn tweede jaar aan Harvard met zijn studie stopte omdat zijn leven ‘van de rails liep’, onderhield hij zichzelf met hetzelfde soort blue collar-baantjes dat hij zijn vrouwelijke hoofdpersonage gaf. Hij werkte in de bouw, in snackbars en, onze favoriet, een piepschuimfabriek. Hij zat anderhalf jaar in het Amerikaanse leger (in de oorlogsvrije periode tussen de Golfoorlog en ‘9/11’ weliswaar, maar evengoed), voor hij om mysterieuze redenen eervol werd ontslagen. En na een studie sinologie gaf hij ook nog enige tijd Engelse les in China. Geen alledaags cv, al met al.

kooivechter

En dan is er ook nog de naam van zijn vader: Gordon Lish. De schrijver en (vooral) legendarische redacteur bij Esquire en uitgeverij Alfred A. Knopf, die met zijn drastische stijl van redigeren mede verantwoordelijk was voor het uitgebeende proza van… Raymond Carver.
Een ideale kruiwagen voor een zoon met literaire aspiraties, zou je zeggen. Maar beiden bezwoeren in The New York Times dat Atticus zijn werk voor publicatie zelfs nooit aan zijn vader liet zien. Omdat ze, na de dood van zijn moeder, een tijdlang vervreemd van elkaar waren. En omdat hij daar veel te onafhankelijk voor was.
Commentaar van vader Lish: ‘He could write rings around me. Dus wie was ik geweest om hem uit leggen hoe hij een zin in elkaar moest zetten?’
Kortom: gespreksstof genoeg.
En o ja, Lish de jongere bekwaamde zich ooit zes jaar lang in de mixed martial arts, omdat hij het serieuze plan had een professioneel kooivechter te worden.

Atticus Lish wordt op Crossing Border geïnterviewd door Henk van Straten.