VPRO Gids

Met haar ‘victoriaanse’ roman 'Al wat schittert' won de Nieuw-Zeelandse Eleanor Catton als jongste auteur ooit de Man Booker Prize. ‘Mijn vriend omschreef het boek als “een western met goede manieren”.’

Onlangs vond ze het eerste manuscript terug dat ze opstuurde naar een uitgever. ‘Het was een apocalyptisch verhaal over buitenaardse wezens die naar de aarde kwamen en, omdat ze wilden leren van onze evolutie, de beweging van de tijd omkeerden.’ Alsof er op een terugspoelknop was gedrukt zou de geschiedenis van de planeet ongedaan worden gemaakt, met het uitwissen van de oerknal als dreigende finale.

‘Maar voor je nu al te zeer onder de indruk raakt,’ lacht Eleanor Catton (1985), ‘de plannen van die aliens werden in mijn verhaal gedwarsboomd door een telepathische kat…’
Voor de goede orde: de schrijfster was negen jaar toen ze die 9000 woorden uitprintte op de computer van haar vader. En, minstens zo opmerkelijk, ze kreeg er geen standaard afwijzingsbriefje voor terug. ‘Ze moeten geweten hebben dat ik een kind was, maar toch heeft een redacteur het helemaal doorgewerkt. Hij wees op dingen die niet klopten, moedigde me aan door te schrijven. Een ongelooflijk staaltje onbaatzuchtigheid, eigenlijk’

Het is vooral een amusante anekdote, natuurlijk. Maar achteraf kun je hem rustig tekenend noemen voor de Nieuw-Zeelandse die afgelopen oktober als jongste auteur ooit de Man Booker Prize won. Tekenend voor haar jeugdige zelfvertrouwen en ambitie, haar ongebreidelde fantasie. Zelfs in het feit dat die vroege gooi naar de eeuwigheid een sciencefictionverhaal was, kun je een voorspelling lezen. Omdat Catton haar blik toen dus al op het heelal had gericht, en op de ouderwetse opwinding die genrefictie kan bieden.

Haar duizelingwekkende tweede roman Al wat schittert is namelijk, zoals ze het zelf noemt, een ‘astrological murder mystery’. Een avonturenroman naar victoriaans model, waarin de jonge Schotse advocaat Walter Moody in 1866, midden in de gold rush, in het kustplaatsje Hokitika in Nieuw-Zeeland aankomt en stuit op een geheime vergadering, waarin twaalf mannen drie recente, schokkende gebeurtenissen bespreken. Een schijnbaar straatarme kluizenaar, ene Crosbie Wells, werd dood in zijn hutje aangetroffen en bleek over een enorme schat te beschikken. Ongeveer tegelijkertijd lijkt de aan opium verslaafde prostituee Anna Wetherwell een zelfmoordpoging te hebben gedaan. En dan is er nog de jonge goudzoeker Emery Staines, die steenrijk werd en spoorloos verdween.

Enorme veranderingen

In 832 pagina’s worden die verknoopte mysteries langzaam ontrafeld. Terwijl onder de suspensevolle oppervlakte, vol misleiding, hebzucht en wraak, een ingenieuze structuur schuilgaat die (mede) door astrologische principes werd bepaald.

Het decor koos Catton, die in Canada werd geboren maar opgroeide in Christchurch, omdat het een van haar favoriete plekken in Nieuw-Zeeland is. ‘Mijn zus heeft jarenlang aan de westkust gewoond, dus we gingen er vaak op vakantie. En de gold rush heb ik altijd een fascinerende periode gevonden. Ik herinner me dat ik op mijn veertiende met mijn vader een lange fietstocht maakte, van ons huis naar de westkust en terug, en toen al dacht hoe cool het zou zijn om een verhaal over die tijd te schrijven. Het was vooral de romantiek ervan die me aantrok. Het idee dat mensen alles achterlieten voor de belofte van rijkdom en transformatie. Mensen dachten dat, als ze een goudklomp vonden, ze als het ware een beter leven konden kopen. Een illusie, denk ik inmiddels, maar wel een verleidelijke illusie.’

Ook andere aspecten van de negentiende eeuw spraken tot haar verbeelding, bleek tijdens de research. ‘De maatschappelijke veranderingen waren enorm en voltrokken zich in een razend tempo. Een ontwikkeling die in veel opzichten een verschuiving inhield van een panoramische blik op de mens als onderdeel van grotere kosmisch en sociaal geheel, naar steeds sterker individualisme. En de Nieuw-Zeelandse geschiedenis van die periode is extra boeiend omdat het het laatste land is dat door Europeanen werd gekoloniseerd en het eerste waarin een volledige democratie werd geïntroduceerd. We kenden al in 1893 het vrouwenkiesrecht, en niet veel later mocht ook de Maoribevolking stemmen.’

Victoriaanse conventies

Dat ze besloot het taalgebruik en de vorm van een victoriaanse roman na te bootsen (met ondermeer epigrafen bij elk hoofdstuk waarin de inhoud wordt samengevat en een alwetende verteller), kwam trouwens ook uit dat onderzoek voort. ‘Ik heb veel hedendaagse historische romans gelezen, naast romans uit de periode zelf, en begon me in de eerste steeds meer te ergeren aan de kleine, subtiele foutjes die een hedendaags wereldbeeld verrieden. En aan de onuitgesproken boodschap die er vaak in doorschemerde: “Moet je kijken hoe dom en raar we destijds waren! Hoeveel verlichter we nu zijn!”’

Die ‘neerbuigende blik op het verleden’ wilde ze vermijden. ‘In contemporaine romans zag ik bovendien veel van de waarden en preoccupaties van het tijdperk terug in de taal en opbouw. Uit de gesprekken sprak bijvoorbeeld een ontzettend plezier in filosoferen over abstracties. Iemand laat het begrip “deugdzaamheid” vallen, en vervolgens beginnen de personages te discussiëren over de definitie daarvan. En het tempo is ook heel anders. Waar in hedendaagse romans in een scène een paar regels dialoog worden opgenomen, las je in de negentiende eeuw een compleet gesprek, van begin tot eind.’

Ze genoot van die ruimte voor uitwijdingen, net als van de gelegenheid om via de vertelstem van buitenaf commentaar op haar personages te leveren. Wat niet wil zeggen dat ze soms niet speels varieerde op victoriaanse conventies, zoals het gebruik van onvertaalde flarden Maori en Kantonees in plaats van de Franse en Italiaanse zinnetjes die destijds usance waren. ‘Schrijvers en lezers vormden toentertijd een homogene groep: welgestelde blanke mensen van wie je kon aannemen dat ze die talen beheersten. Met het incorporeren van niet-westerse idiomen erken ik dat dat nu niet meer zo is. Dat we in een tijd leven die culturele diversiteit als een verworvenheid kunnen vieren.’

Frankenstein

Opvallend voor wie bij de term ‘goudkoorts’ aan verhalen uit het Wilde Westen van Amerika denkt, is hoe relatief beschaafd het er in de wereld die Catton beschrijft aan toe gaat. ‘Na de wetteloze bende in Californië wisten mensen, tegen de tijd dat er goud in Nieuw-Zeeland werd ontdekt, een beetje beter hoe ze dat in goede banen moesten leiden,’ zegt ze. ‘De regering maakte zich ernstig zorgen dat het desillusie, dronkenschap en kwalijk gedrag in het algemeen zou veroorzaken, dus een paar jaar eerder, in Victoria, moest je al een vergunning kopen om goud te moeten zoeken. En in Hokitika kwamen daar nog veel meer regels en bepalingen bij.’

Ze glimlacht. ‘Mijn vriend is een Amerikaan, en hij heeft het boek ooit omschreven als “een western met goede manieren”.’

Een klassieke western is Al wat schittert misschien niet, maar, zoals gezegd, wel een sappige whodunnit. Iets wat verrast na haar debuut The Rehearsal (2007), dat een postmoderne, hoogst literaire vertelling was rond een seksschandaal op een middelbare school.

‘Het grappige is dat ik, toen ik die eerste roman schreef, helemaal niet zoveel literaire fictie had gelezen, en daardoor ook nog niet was aangelopen tegen de frustratie die ik daar nu soms bij voel: dat die ontzettend zelfingenomen, saai en weinig ambitieus kan zijn. Vooral door de snobistische houding die eruit spreekt tegenover een goed plot. Niet alle zogenaamde genrefictie is geweldig, natuurlijk, maar een roman als Mary Shelley’s Frankenstein heeft me bijvoorbeeld enorm beïnvloed. Omdat het een verhaal is dat je tot het eind in spanning houdt, en vormtechnisch ontzettend knap en subtiel in elkaar zit. In wezen bestaat het uit drie in elkaar geschoven vertellingen: het verhaal van de ontdekkingsreiziger, daarbinnen het verhaal van Frankenstein en daar weer binnen dat van het monster zelf. En die structuur weerspiegelt perfect het thema, geboorte vanuit één ouder, omdat het boek op die manier eigenlijk een soort zelfdelende cel is!’

Dubbele betekenis

De leidraad voor haar ‘verborgen vormexperiment’ vond Catton in de astrologie, ondermeer vanwege de dubbele betekenis van het woord ‘fortune’, fortuin en lotsbestemming. ‘Niet dat ik in horoscopen geloof – astrologie is een volkomen nutteloos instrument om dingen mee te voorspellen. Maar als systeem en cirkelvormig verhaal zijn de twaalf delen van de dierenriem erg boeiend en bruikbaar, net als de menselijke archetypen die erin beschreven worden.’

Enthousiast begint ze te vertellen hoe ze de persoonlijkheden van haar personages baseerde op de karaktereigenschappen die aan sterrenbeelden of corresponderende planeten worden toegeschreven. Of hoe ze op ‘heel dubieuze astrologiewebsites’ informeerde wat er zou gebeuren als ‘de invloeden van Mercurius en Boogschutter bij elkaar kwamen’, en de opgedane kennis gebruikte voor een scène.
Het was deels spel, zeker. Maar wel een buitengewoon serieus volgehouden spel: ‘De plaatsing van alle sterren en alle horoscopen kloppen exact met de plekken en momenten die ik beschrijf. En een van de redenen dat ik het boek op die bepaalde dag in 1866 laat beginnen, is ik er achterkwam dat zich in februari van dat jaar een zeldzaam fenomeen voordeed: de maanloze maand, wat inhoudt dat er net voor de eerste en net na de 28ste een volle maan was.’

Ideaal, glundert ze, want Emery Stainer, het personage dat correspondeert met de maan, wilde ze nou net laten verdwijnen!

Klinkt gekunsteld?

Misschien. Maar als lezer heb je van dergelijke overwegingen geen moment last. En een kunstgreep als het feit dat de hoofdstukken van haar roman telkens korter worden, als een wassende maan, heeft naast symbolische betekenis ook een dynamisch effect. ‘Als een krakend wagenwiel dat eerst langzaam draait, en steeds sneller gaat naarmate het verhaal meer vaart krijgt. Voor mezelf was die onderliggende structuur een belangrijk deel van de uitdaging,’ zegt Catton. ‘Maar als ik ooit het gevoel had gehad dat die het verhaal in de weg zat, had ik voor de plot gekozen. Uiteindelijk zorgt die ervoor dat je als lezer geraakt wordt, hopelijk zelfs verliefd wordt op een boek. Van zo’n vormexperiment kun je hooguit onder de indruk zijn. En dat gevoel alleen is nooit genoeg.’

‘Ik heb veel hedendaagse historische romans gelezen en begon me in de eerste steeds meer te ergeren aan de kleine, subtiele foutjes die een hedendaags wereldbeeld verraadden’

Eleanor Catton