We zijn gerustgesteld. Dat is de conclusie na het spreken van zes jonge en bezielde makers van literaire tijdschriften. Het medium floreert voor duizenden liefhebbers van het literaire experiment in de Lage Landen én daarbuiten. In de slotaflevering ontmoeten we de hoofdredacteur van Strak, die bovenal een hekel heeft aan genavelstaar en moeilijkdoenerij.

Huh, een literair tijdschrift? Wordt dat nog gelezen dan?
‘Minder dan je zou willen natuurlijk. In de kelder hebben we nog wel een paar doosjes staan. Onze oplage is, het staat in Strak #2: “250.025 exemplaren waarvan vijfentwintig voor eigen gebruik.” Haha, dat is een verwijzing naar Lijmen/Het been van Elsschot. Die hoofdpersoon werkt bij het Wereldtijdschrift, dat is eigenlijk een veredeld reclameblad. Ze raken het aan de straatstenen niet kwijt en beroepen zich er dan op dat dit de oplage is om klanten aan te trekken. Nee, ik denk dat onze oplage tussen de 500 en 1000 ligt.’

Waardoor word je geïnspireerd?
De nieuwe stijl is mijn bijbel. Halverwege de jaren zestig had je een viertal mensen - Vaandrager, Armando, Verhagen en Sleutelaar - met een poëtica waar ik erg van houd. Strak wijkt daar een beetje van af, maar ik heb wel vanaf het eerste nummer geprobeerd om binnen een eigen poëtica te werken. Ons motto is “masturberen doe je voor jezelf, schrijven doe je voor de lezer”. Ik ben voor een literatuur zonder metaforen, zonder bloemrijk taalgebruik. Ik zal niet zeggen dat ik Couperus een kutschrijver vind, maar ik vind er geen reet aan. Ik houd van direct economisch taalgebruik, dus letterlijk alles wegsnijden wat je niet meer nodig hebt.’ 

Hoe onderscheiden jullie je?
‘Bij de derde Strak hebben we veel media-aandacht gekregen, omdat we ons lichaam verkochten [om er reclameteksten op te schrijven, SV]. Dat was lachen en we hebben er wat geld mee binnengekregen, niet zo veel. M’n pik zou 4000 euro kosten, ik ben blij dat die niet verkocht is. Dan moest er ‘Slagerij Van Campen’ op geschreven worden of zo. Dat vind ik leuke dingen, een beetje schoppen. Het is in ieder geval niet iets dat De nieuwe gids of Tirade zou doen.

Na anderhalf jaar pauze zal de nieuwe Strak een nieuw concept hebben. Hij gaat ‘Peel Slowly and Poëzie’ heten, en er staan louter en alleen gedichten over bananen in. De flaptekst op de achterkant wordt: ‘Ik zie, ik zie, wat jij niet poëzie, en het is geel’. Ik houd, om maar weer bij de jaren zestig uit te komen, erg van ‘De nieuwe lulligheid’ van Wim T. Schippers. Dat flauwe zit hier ook een beetje in.’

Wil Strak ergens tegenin gaan?
‘Ik ben tegen het genavelstaar. Ik ga geen namen noemen, maar er is nu wéér zo’n boek uitgekomen: “jongen uit de provincie gaat naar de grote stad, slaat aan het zuipen, neuken en drugs doen, en komt er uiteindelijk achter dat het allemaal maar ledigheid is.” Jongens, jongens, dat genre is sinds Philip en de anderen van Cees Nooteboom uit 1954 compleet uitgemolken. De schrijver die schrijft over het schrijven… Alleen Bukowski kon dat goed. Moeilijk doen om het moeilijk doen, dat is ijdelheid. Een goede schrijver is voorbij zijn ijdelheid. Zo, zeg ik toch nog zinnige dingen. Als iemand serieus gaat schrijven over hoeveel iemand kan zuipen en neuken tegelijkertijd, daar is toch niemand in geïnteresseerd.’

    

Nikki Leest
Bij Strak geven ze een blad uit in een oplage van 250.025 en verkopen ze hun lichaam om literatuur te kunnen publiceren. Onder die literatuur bevindt zich poëzie van Theo Wesselo (Rembo! Hausmagger!) over voetbalplaatjes (‘Heppik heppik heppik / heppik heppik heppik / heppik heppik heppik’), Geert Simonis die letterlijk schrijft door te schrappen, en een verhaal waarin de verkrachter wordt verkracht. Volkomen logisch en tegelijkertijd onvoorstelbaar verrassend; dat vat Strak wel samen.

De verhalen die erin staan zijn ook echt ‘strak’ geschreven; zonder poeha en onnodige mooischrijverij. Elk verhaal gáát ergens over: de stijl is scherp omdat ze een heel eigen wereld schept en een boodschap overbrengt die vaker wel dan niet bijzonder geëngageerd is. Geen vage taal, maar genoeg om je over te verwonderen. Neem het verhaal van hoofdredacteur Elfie Tromp, dat sterk genoeg is om een nuchtere maag om te keren:

‘Ik ben halverwege de deegplak als ik ergens op bijt. Taai en zacht tegelijk. Gespierd. Het ding. Ik houd mijn kaken op elkaar geklemd en dan gebeurt het: het beweegt. Eerst voorzichtig, als een hert dat bijkomt uit shock. Dan sneller, schrikachtig, van links naar rechts. Ik kauw mijn kiezen op elkaar en mijn mond vult zich met warm sap. Ik slik het door, proef de metaalsmaak van bloed.’

Charles Bukowski, aan wie hoofdredacteur Jeroen Aalbers/Jerry Hormone onlangs nog een ode bracht in Pakhuis de Zwijger, stond erop dat je alleen schrijft wanneer je niet anders kunt: wanneer ‘it comes unasked out of your heart and your mind and your mouth and your gut’. Strak leest als het resultaat van zulk noodzakelijk schrijven. En dat is mooi. 
‘Uiteindelijk ben je toch slechts het excuus van mensen om bier te gaan zuipen en met elkaar te ouwehoeren, en uiteindelijk seks met elkaar te hebben.’ 
Jerry Hormone