VPRO Gids

Bestijg nooit de vliegtuigtrap zonder uw WK-bagage. De VPRO Gids stortte zich op de berg voetbalboeken die rondom het toernooi verschijnen.

Van Oranjebiografie...

door Kees Sluys

Nederland toch wereldkampioen

Ruud Doevendans, ‘fulltime voetballiefhebber’ en uitgever van het voetbalhistorische magazine Half 3, schreef met 1970 – Het jaar waarin Nederland wereldkampioen werd (Parata Media) een bijzonder aardig boek vol smakelijke en vergeten details.

Uitgangspunt: hoe kon het bestaan dat een Nederlands Elftal met grootheden als Van Beveren, Israël, Cruijff, Van Hanegem en Keizer niet bij het wk in Mexico was vertegenwoordigd?

En op welke manier zou dat prachtige toernooi, gewonnen door het heerlijke Brazilië met Pele, Rivelino, Tostão en Gerson (‘de Braziliaanse uitvoering van Willem van Hanegem’) anders verlopen kunnen zijn?

De auteur – menige iets oudere voetballiefhebber zal het beamen – kan geen team bedenken dat Brazilië ‘zo veel pijn had kunnen doen als Nederland’ en beschrijft beeldend hoe dat onder leiding van de jonge bondscoach Georg Kessler wonderwel nog lukte ook.

Ach ja, hoe mooi had het kunnen zijn: ‘Van de vete tussen Johan Cruijff en Jan van Beveren (…) was nog niets te merken; beide jonge neo­vedetten liepen met de armen om elkaars schouders de treden op naar het bordes.’

 

Van Gaal-bewonderaar

Maarten Meijer is docent filosofie en ethiek in Korea alsmede voetbalbiografieënschrijver (onder anderen Guus Hiddink en Dick Advocaat). In 2011 publiceerde hij bij Thomas Rap zijn biografie over Louis van Gaal. Onlangs verscheen daarvan de geactualiseerde wk-editie, door de auteur terecht omschreven als ‘een in het algemeen positief verslag van een landgenoot die Van Gaals snelomhooglopende carrière van de zijlijn gadesloeg en die gaandeweg een van zijn bewonderaars werd.’

Degelijk, afgewogen portret over de ‘barse wonderdoener uit de Lage Landen’. Verfrissend na al dat geroep en geschrijf door Van Gaal-criticasters à la Johan Derksen, die onderhavig boek overigens ook ‘met plezier’ schijnt te hebben gelezen.

Fifa

Behalve het feit dat de lezer er blijkbaar goed van doordrongen moet worden dat het wkvoetbal door de Fifa wordt georganiseerd (tot vervelens toe wordt er geschreven over het Fifa Wereldkampioenschap Voetbal) is er op 2014 FIFA World Cup Brazil – Het officiële boek (Thoth) weinig aan te merken. Het is een nuttig naslagwerk met informatie over het wedstrijdschema, de stadions, teamanalyses, spelersprofielen, wk-geschiedenis en bijzondere feitjes. Wist u bijvoorbeeld dat sinds Engeland in 1966 nooit meer een team in rood shirt wereldkampioen is geworden? Dat het team van Colombia bekendstaat als Los cafeteros (De koffietelers)? En dat Spanje een ‘indrukwekkend kort’ wk-strafblad heeft met slechts 1 rode kaart in 56 wedstrijden? 

Grabbelton

Verdient Bruno Martins Indi (pag. 162) nu al een lemma in een, slechts ruim 300 pagina’s tellend, ‘lexicon van het Nederlandse voetbal’?

Nou ja, als cabaretier Theo Maassen (‘verreweg de bekendste psv-supporter’ en ‘meester in het ontvreemden van trofeeën’) en Jayne Mansfield (vanwege de ‘beroemdste aftrap uit de Nederlandse voetbalgeschiedenis’) ook een plek krijgen – dan wel natuurlijk.

Zelfs Gerard Reve, de schrijver die niet van voetbal houdt ‘hoewel hij net zoals Johan Cruijff in het Amsterdamse Betondorp wordt geboren’, (sic!) krijgt aandacht. Omdat hij het zo jammer vond, zo schreef hij in een brief aan Carmiggelt, dat er bij een voetbalwedstrijd ‘zo zelden doden vallen’.

Een soms wat wonderlijke grabbelton, kortom, dit door Nieuw Amsterdam uitgegeven Koning Voetbal, geschreven door Paul Onkenhout, Dick Sintenie en Edwin Struis.

Anelka, Best, Cruijff

In Mannen van de bal (Nieuw Amsterdam) verzamelde Simon Kuper tientallen gesprekken met c.q. beschouwingen over beroemde spelers, trainers en managers die hij tussen 1999 en 2014 heeft ontmoet. In een enkel geval schrijft hij over een speler die niet meer onder ons is, zoals George Best, de man van sterke oneliners als: ‘In 1969 ben ik gestopt met vrouwen en drank. Het waren de vreselijkste twintig minuten uit mijn leven.’

Onze bijzondere belangstelling ging uit naar Kupers rendez-vous met de verschrikkelijke Anelka. Even lijkt het de verkeerde kant op te gaan, maar godzijdank worden we op pagina 143 toch in ons vooroordeel bevestigd, waar Kuper tussentijds samenvat: ‘Het leven is een soort moreel drama waarin híj altijd het gelijk aan zijn kant heeft’.

Kuper beperkt zich niet tot de allergrootste buitenlanders in het voetbalvak, maar laat zijn licht ook schijnen over Nederlandse grootheden als Bergkamp, Seedorf, Van Persie, Van der Vaart, Hiddink en, maar liefst drie maal, Cruijff. Die van een jeugdheld transformeert in een ‘onmogelijk mens’. In Kupers laatste beschouwing wordt gerefereerd aan de ‘gruwelijke hekel’ die Cruijff en Van Gaal aan elkaar hebben. ‘Die antipathie lijkt te zijn begonnen toen het op een sinterklaasfeestje bij Cruijff thuis helemaal misging.’ Onderscheidend ook zijn stuk over Ibrahimovic, wiens biografie Ik, Zlatan hij vergelijkt met Portnoy’s klacht van Philip Roth. Over de ervaring van immigrantenzonen.

... tot ode aan Brazilië

door Hans van Wetering

Slechte gewoontes


De Brazilianen. Het verhaal van onze Braziliaanse voetballers van Daan Dekker bevat acht vlot geschreven verhalen over Brazilianen die ooit in Nederland speelden. Mooie stukken over Douglas en Jonathan Reis – over slechte gewoontes en hoe een carrière om zeep te helpen –, over de bij psv sukkelende Marcelo en diens rotsvaste vertrouwen dat de Heer hem uiteindelijk een plek in de nationale selectie zal bezorgen, en over de ‘ontmoeting’ met het ongrijpbare enfant terrible Romário; een ontmoeting die ondanks verwoede pogingen nooit tot stand komt en zo stof levert voor hilarische alinea’s.

Sócrates

In God is een Braziliaan interviewt Ernest Landheer vijfentwintig Braziliaanse internationals en laat hen vrijuit praten over (hun) goals, opstellingen en tactiek tijdens de wedstrijden van de seleção. Landheer is geen groot stilist en de interviews bevatten nogal wat herhaling, maar het interview met Sócrates – voetballend arts, links verzetsstrijder en de aristocratische kapitein van het team dat in 1982 de wereldtitel verloor – maakt veel goed. Landheer sprak Sócrates een half jaar voor diens overlijden, en noteerde dat de bondscoach door een parlement zou moeten worden gekozen – dan kon het volk hem afzetten –, en dat Barcelona een ‘volgens de socialistische school gerunde organisatie’ is. Landheer vroeg Sócrates ook naar diens dreamteam. De voorhoede is met Garrincha, Zico en Messi zo vreemd nog niet, en het middenveld met Cruijff en Zidane evenmin, maar Maradona en Pelé als centraal duo achterin roept toch vragen op, en dat geldt al helemaal voor de doelman, want dat is niemand minder dan... Friedrich Nietzsche: niet de zoveelste exotische voetbalnaam van een buiten Brazilië onbekende craque, maar de filosoof zelf.

Sambavoetbal

Alex Bellos’ Sambavoetbal is een heruitgave van het boek dat in 2003 de Braziliaanse voetballiefhebbers deed uitroepen dat het nota bene een Engelsman moest zijn die hét boek over het Braziliaanse voetbal schreef. Het vertelt inderdaad de geschiedenis van het Braziliaanse voetbal – de spelers, de kampioenschappen –, maar daarnaast bevat Sambavoetbal ook mooie verhalen waarin de randen van het voetbal worden opgezocht. Reportages over de fancultuur, over het alles doordesemende bijgeloof, over de krankzinnige spelersnamen, over ‘autobol’ – het met auto’s verplaatsen van enorme voetballen, populair onder de gegoede klasse in Rio eind jaren zeventig –, over de Peledão: een schoonheidswedstrijd en voetbaltoernooi ineen waarbij een slecht resultaat van een voetbalteam kan worden gecompenseerd doordat de schoonheidskoningin van datzelfde team in de beauty contest succesvol is.

Marketingmachinerie

Het gras is altijd groener in Brazilië van Henrik Brandão Jönsson is net als Bellos’ Sambavoetbal een geschiedenis (en een heden) van het Braziliaanse voetbal, en net als bij Bellos wordt in reportages vol prachtige anekdotes het land Brazilië zelf tot leven gewekt. Brandão Jönsson zit aan bij de marketingmachinerie rond het fenomeen Neymar, hij zakt door met sterverslaggever Galvão Bueno, hij ontmoet de Zweedse bastaardzoon van Garrincha en schildert in prachtige zinnen de weemoed van de beroemde linksbuiten Nilton Santos als deze na dertig jaar voor het eerst oog in oog staat met die Zweedse nazaat van zijn vriend: ‘Nilton Santos dwaalde door de carrousel van zijn herinneringen en depte zijn ogen met servetten die zijn vrouw hem aanreikte.’

Het hoofdstuk over de verloren wk-finale van 1950 vertelt het verhaal van doelman Barbosa, die de schuld kreeg toebedeeld. Brandão Jönsson zoekt en vindt strandtenthoudster Tereza die de op het eind van zijn leven op straat zwervende Barbosa in huis nam en voor eerherstel vocht, maar na Barbosa’s overlijden failliet ging en op den duur geen geld meer had om de grafrechten te betalen, zodat het graf werd geruimd. Brandão Jönsson vergezelt haar naar de begraafplaats en gluurt in het schuurtje waar de knekels uit de geruimde graven in plastic zakken liggen opgestapeld. Hartverscheurend.

‘Met zijn marionet-achtige lichaam en kromme benen leek hij alles te kunnen zijn behalve voetballer’

Klassieker

De goddelijke kanarie is de oorspronkelijk in 1994 verschenen Nederlandse klassieker over het Braziliaanse voetbal van de in 2007 overleden vertaler en schrijver August Willemsen. Het is in vergelijking met Bellos en Brandão Jönsson een ‘klein’ boek, en het bevat reportages noch interviews, maar daar staat tegenover dat Willemsen een groot kenner was van het land en zijn literatuur en daaruit mooie voetbalfragmenten put. De goddelijke kanarie is geschreven in een prachtige stijl.

Over Garrincha: ‘In 1953 kwam er op een proftraining van Botafogo een vrijwel invalide jongeman van negentien jaar die eerder vergeefs had aangeklopt bij Vasco en São Cristovão. Hij zag er ook niet uit: met zijn marionet-achtige lichaam en kromme benen leek hij alles te kunnen zijn behalve voetballer. Het was al een wonder dat hij kon lopen.’

De tragiek van Garrincha en zoveel andere Braziliaanse voetballers – de lokroep van de drank – was ook Willemsens eigen tragiek, en De goddelijke kanarie is mede daardoor van de vijf besproken boeken misschien wel het meest persoonlijke. Jammer toch dat niemand bedacht Willemsens boek ter gelegenheid van het wk in zijn Brazilië opnieuw uit te brengen.

‘De antipathie tussen Cruijff en Van Gaal lijkt te zijn begonnen toen het op een sinterklaasfeestje bij Cruijff thuis helemaal misging’