Het is winter in Friesland, al blijkt dat nergens uit. De eekhoorntjes zijn alweer wakker, de vogels hebben nog geen honger en de ezels dartelen in de wei alsof de lente al in aantocht is.

De eerste storm van het jaar heeft ons erf veranderd in een kale woestenij. Bijna alle grote bomen die er stonden, en dat waren er nogal wat, zijn gesneuveld. Al weken zijn we bezig met zagen, hakselen, stobbes frezen, kloven, stapelen en harken, en het einde is nog steeds niet in zicht. 

De Little Free Library was niet het eerste waar ik voor vreesde toen er weer eens code rood werd afgekondigd voor het noorden. Hoewel het huis schudde en beefde, bleef mijn kastje fier overeind. En dat terwijl de poten niet eens verankerd zijn. Jaap ter Haar en Pieter Terpstra hielden de LFL samen aan de grond. Ter Haar met twee delen Geschiedenis van de Lage Landen, Terpstra met Opkomst en strijd van de arbeidersbeweging in Friesland: in leer gebonden, 598 pagina’s, 2,5 kilo. Zo worden ze niet meer gemaakt tegenwoordig.

Windkracht tien bleek dus geen enkel probleem, maar de overvloedige regen des te meer. Het niet al te dure hout waarvan mijn kastje is vervaardigd, zette uit waardoor het deurtje niet langer sluit. Alleen met geweld krijg je het dicht, maar voor de veelal bejaarde bezoekers is het daarna schier onmogelijk om het ook weer open te krijgen. Toen ik een mevrouw van in de tachtig met een rose gebreide muts op zag worstelen om een boek te bemachtigen, leek het me klantvriendelijker om de deur tot het voorjaar maar gewoon op een kier  te laten staan. De boeken worden een beetje klam, maar dat is niet te voorkomen.

Zo modderden we door de herfst richting de donkere dagen voor kerst. Het begrip donker moet je in deze contreien letterlijk nemen, want de eerste lantaarnpaal tref je pas een kilometer of drie verderop. We moeten het doen met de maan, en als die er niet is met een zaklantaarn. Heel even was ik daarom in de verleiding om mijn Little Free Library naar Amerikaans voorbeeld te versieren met kerstverlichting. Op Pinterest zag ik foto’s van huisjes vol lampjes en dat zag er, zeker in combinatie met zo’n decoratief suikerlaagje sneeuw, sprookjesachtig uit. Maar te overdadige buitenverlichting verjaagt vogels, egels en vossen. Die houden van donkere nachten. Dus doen wij nooit een lamp aan buiten, tenzij het echt niet anders kan. Vorige winter zag ik in het licht van de koplampen geregeld een kerkuil wegvliegen van onder de carport, en omdat ik liever een kerkuil op mijn erf heb dan een kitscherig verlichte minibibliotheek, heb ik die lampjes toch maar achterwege gelaten.

Bij wijze van experiment heb ik de afgelopen maanden zelf geen boeken toegevoegd. Ik was benieuwd of de LFL zo onderhand op eigen benen zou kunnen staan. Dat bleek het geval. Was de kast in de zomer nog regelmatig nagenoeg leeg als ik een paar dagen niet oplette, nu is hij soms zelfs te vol. Ook de balans tussen literatuur en lectuur en fictie en non-fictie is redelijk in evenwicht. Het ravijn van Max Pam staat broederlijk naast Kus in het hooi, een deeltje uit de Harlequin Intiemreeks, en Reves Vierde man staat ingeklemd tussen Hart tegen hard van Annie Oosterbroek-Dutschkun en Fay Weldons Stuifzwam. Rosemary’s baby van Ira Levin naast Mijn vader Pieter Jelles, van Jelle Troelstra, en Ilja Leonard Pfeijffers Rupert naast de Steve Jobs-biografie.

Zo’n Little Free Library heeft dus bestaansrecht, zelfs aan een doodlopend weggetje in de Friese Wouden. Blijft het daarbij? Waarschijnlijk wel. Al droom ik er soms van om in een werkloos leven mijn ezels Pablo en Maria op te leiden tot biblioburro. In Colombia rijdt een bevlogen onderwijzer rond op een ezeltje dat bepakt is met boekenkisten. Hij heeft een uitklapbaar tafeltje bij zich, en een stuk of wat kinderboeken. Zodra hij een dorp binnenrijdt, komen de kinderen al aangerend. Kijk zelf maar:

En als ik ooit ga emigreren, dan zou Toronto een serieuze optie zijn. In een straat waar zes Little Free Libraries naast elkaar staan, moeten wel leuke mensen wonen.