1981. Nuala Ní Dhomhnaill loopt langs de boekenstands op een literair festival, en ziet ineens haar eigen boek liggen: haar titel, en haar naam erop. Ze wist van niets. Ze had het manuscript weliswaar opgestuurd naar een uitgeverij, maar had niets meer van hen gehoord. En nu lag het daar. Dhomhnaill kocht twee exemplaren.
‘Ik ben de auteur,’ zei ze tegen het kassameisje, ‘Kan ik misschien korting krijgen?’
Het meisje wierp een blik op de achterflap. ‘Je lijkt niet eens op haar.’
Ierse literatuur is cultureel kapitaal, maar als schrijver ben je niets waard, wil Dhomhnaill hiermee zeggen. Natuurlijk is het soms verdrietig, maar ze lijkt het naast zich neer te hebben gelegd. ‘If I wrote in English I’d be fashionable and profitable, but oh well.’ Ze heeft er nu eenmaal niet voor gekozen in het Iers te schrijven – de taal koos haar.
Dhomhnaill en Jaap Scholten vertellen op een Zomergastenachtige manier over hun steden: Dublin aan de ene kant, en aan de andere Boedapest. Scholten kiest beelden van Hongaarse vluchtelingen en een fragment uit zijn serie Oostwaarts, maar ook een registratie van de Missverkiezing 1932 ('Een soort veekeuring', aldus Scholten). Zijn oudoom Chuck (de hoofdpersoon van Horizon City) zou later met haar trouwen.
Zo introduceert City2Cities Budapest en Dublin, maar ook het concept van de stad als creatieve ontmoetingsplek. Geen wonder dat de openingslezing wordt gegeven door Leo Hollis, die de stad wil redden van haar slechte imago. Steden zijn goed voor ons, betoogt hij: ze maken ons fitter, gelukkiger en creatiever. ‘You don’t lose yourself in a crowd, you become part of a crowd and then you become more than yourself.’ Een beetje zoals in het werk van Diederik Rijpstra:
Let op: Deze inhoud kan niet getoond worden omdat deze mogelijk strijdig is met de gekozen cookiesettings.
U kunt dit hier aanpassen door de categorie 'social' aan te vinken. Waarom is dit nodig?
U kunt dit hier aanpassen door de categorie 'social' aan te vinken. Waarom is dit nodig?