Ovidius kennen we natuurlijk van de Metamorphosen, van zijn verbanning ook wellicht, maar dat hij ook een gedicht schreef over make-up weet bijna niemand. Een nieuw boek stelt ons voor aan een Ovidius die we nog niet kennen.

Dat boek heet Alles altijd anders, en is geschreven door vertaler Marietje d’Hane-Scheltema, die de Metamorphosen voor het eerst sinds Vondel integraal in het Nederlands vertaalde. In haar boek probeert ze de tweeduizend jaar te overbruggen die Ovidius van ons scheidt. Een lastige onderneming, temeer daar er buiten zijn eigen werk weinig bronnen zijn te raadplegen over hem, maar na lezing van het boek heb je toch een mens leren kennen, hoezeer ook van een afstand.

 

d’Hane-Scheltema probeert langs allerlei wegen dichterbij hem te komen. Bijvoorbeeld door een dagboek voor hem bij te houden, waardoor die paar biografische gegevens die er wel zijn ineens relief krijgen. Of ze probeert langs de weg van close reading zoveel moglijk te onttrekken aan een bepaalde passage in een van zijn teksten.

 

Raadsels blijven er genoeg. Waarom verbande keizer Augustus Ovidius naar een verre uithoek van het Romeinse Rijk, aan de kust van de Zwarte Zee? Wat had hij gedaan, gezegd, geschreven? En waar begint het spel en eindigt de ernst bij Ovidius? Wat meent hij en wat niet? In de Metamorphosen maakt hij zelfs de meest gruwelijke gebeurtenissen lichtvoetig door de manier waarop hij ze beschrijft, maar is dat een gebrek aan ernst? Hij karakteriseerde zichzelf als een “speelman van de zoete liefde”. Lusor, staat er in het latijn. Speler. Niet alleen in de liefde. In de Metamorphosen speelt hij voortdurend een spel. Hij vertelt de verhalen van goden en halfgoden die ook voor hem al bekend waren, maar doet dat op een volkomen eigen manier. Zijn Medea is een heel andere Medea dan we haar kennen uit andere bronnen. Zijn Pygmalion is in het epische gedicht helemaal niet de Pygmalion die we uit ander werk kennen. Hij gaat vrijmoedig om met de historische bronnen, iets wat hem meteen ook modern maakt.

 

Omdat hij zo graag speelt is weleens geopperd dat zijn verbanning deel van het spel was. Hij zou gedaan hebben alsof. Zijn jaren aan de Zwarte Zee zou hij verzonnen hebben vanachter zijn schrijftafel in Rome, in zijn huis vlak om de hoek van de Palatijn. d’Hane-Scheltema hecht weinig waarde aan die theorie. De verbanning is echt. Maar de twijfel is wel begrijpelijk. Wat is spel en wat is ernst? We weten het niet precies. De context is verdwenen, we hebben alleen zijn woorden. Bijvoorbeeld die verhandeling over make-up, in verzen, is dat ernst? Of is het een grap? Een fragment:

 

Hoor, jonge vrouwen! Luister hoe je op

je uiterlijk moet letten en kunt zorgen

voor schoonheid. Goede zorg, dáár gaat het om –

die doet in dorre grond veel Ceresgaven

opbloeien; daardoor sterven doorns uit,

wordt ook het bittere sap van appels zoet

en laat een boom zich enten en besnoeien.

 

Ja, goede zorg behaagt. Een geveltop

vraagt om een gouden lijst; marmeren platen

dekken een aarden ondergrond; veel wol

wordt telkens weer veronken in een verfbad

ver weg in Tyrus; ver uit India

haalt met bewerkt ivoor om mee te pronken.

 

Publius Ovidius Naso zoals men hem in de middeleeuwen zag