Jonathan Franzen vertaalde voor 'The Kraus Project' een aantal essays van de Oostenrijkse polemist, toneelschrijver en dichter Karl Kraus (1874-1936). Middels annotaties laat Franzen zien wat ze zeggen over deze tijd.

Al in 2008 maakte De Papieren Man melding van The Kraus Project. Een aankondiging die via de Duitse schrijver Daniel Kehlmann werd opgetekend: 'Met Jonathan Franzen, die Germanist is en Karl Kraus vereert, wil ik nu een absurd boekje maken, een vertaling van twee Kraus-essays. Absurd omdat we het notenapparaat tamelijk postmodern willen houden, met onwetenschappelijke verklaringen, gesprekken tussen ons, met wat ons invalt.'

In oktober, ruim vijf jaar later, verschijnt The Kraus Project. Het 336 pagina’s tellende boek is qua omvang iets ruimer uitgevallen. Franzen vertaalde drie essays, die volgens hem, ook al zijn ze zo’n honderd jaar oud, nog veel over deze tijd zeggen. Om Kraus' visionaire blik aanschouwelijk te maken, licht Franzen met annotaties zijn persoonlijke reflecties toe. Soms doet hij een beroep op de expertise van Paul Reitter, auteur van het boek The Anti-Journalist: Karl Kraus and Jewish Self-Fashioning (2008), die de essays in historische context plaatst. En ook de eerder genoemde Kehlmann, auteur van onder meer Het meten van de wereld, wordt geciteerd.

Kraus was een van de meest gevreesde satirici in de nadagen van de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie. Hij stond bekend als 'de Weense een-mansguerrilla tegen huichelarij'. Met zijn radicale maatschappijkritiek zette hij zich af tegen het bekrompen moralisme van de heersende klassen. Ook had hij veel kritiek op journalisten, die hij als verlengstuk van de machthebbers zag. Volgens Kraus waren kranten het belangrijkste medium van oorlogspropaganda.

Zijn polemieken (en veel aforismen) publiceerde hij in Die Fackel, een tijdschrift dat hij in 1899 oprichtte en bijna geheel alleen volschreef. De nummers haalden in de hoogtijdagen een oplage van 30.000 exemplaren, waarmee het blad een moreel gezag wist te verwerven onder de Weense intellectuelen. Het laatste nummer, de teller bleef steken op 922, verscheen enkele maanden voor zijn dood. Een ongeluk met zijn fiets werd hem in 1936 fataal.

Franzen ontdekte Kraus toen hij begin jaren tachtig in Berlijn studeerde. Over die periode zegt hij in Die Zeit: 'Mijn literaire invloeden waren hoofdzakelijk Duitsers. Dat begon met Kafka, en daarna, twee jaar later, Karl Kraus. Sommige passages in The Twenty-Seventh City (Franzens debuut, 1988, mw) en Strong Motion (1992) heb ik gestolen van Kraus.'

Hoewel het werk van Kraus bekend staat als 'impossible to translate', zoals ook zijn toneelstukken als onuitvoerbaar worden beschouwd (De laatste dagen der mensheid telt bijvoorbeeld meer dan 500 personages), waagde Franzen zich toch aan de vertaling. En ja, ook voor Franzen is Kraus soms onnavolgbaar. In Der Tagesspiegel zegt hij: 'Het werk van Kraus is voor mij als een kruiswoordpuzzel. En sommige dingen zijn onmogelijk te ontrafelen'.

In Kraus ziet Franzen een geestverwant, want ook de schrijver van The Corrections en Freedom laat zich graag kritisch uit over zijn eigen cultuur. Bekend zijn Franzens essays waarin hij de technologische ontwikkelingen (zoals Twitter en e-books) en het consumptiegedrag op de korrel neemt. Bij The Kraus Project toetst hij Kraus' standpunten op de kwesties die Franzen bezig houden.

Afgaande op de voetnoten die The Paris Review (#3, #18, #48 en #89) vorige week publiceerde, valt op te maken dat het vooral om Franzens overpeinzingen is te doen. De verhouding tekst is ongeveer een (Kraus) op drie (Franzen). Het boek mag dan worden gepresenteerd als eerbetoon aan zijn leermeester, we komen vooral veel over de literaire thema's van de Amerikaanse auteur te weten.

Het boek verschijnt in oktober in Nederlandse vertaling bij uitgeverij Prometheus.

De stem van Karl Kraus: zijn reactie op een uitnodiging om de slagvelden van Verdun te bezoeken. Een tekst die in 1921 in het november-nummer van Die Fackel verscheen.