Op basis van persoonlijke notities van de zestiende-eeuwse scherprechter Frantz Schmidt schreef de Amerikaanse historicus Joel Harrington 'Dagboek van een beul', een heerlijk gruwelijk geschiedenisboek.

Niet vloeken, niet gokken en ver uit de buurt blijven van alcohol. En toch in veertig jaar tijd koelbloedig 391 mensen ter dood brengen en een veelvoud daarvan folteren. Dat was Meister Frantz, zoals hij liefkozend werd genoemd. Een gerespecteerd burger. Hij kon mensen in één slag onthoofden, hij kon ze ophangen, maar hij kon ook eerst dertig botten breken met het gevreesde rad. Hij was niet sadistisch, nee, hij had gewoon een rotbaan: scherprechter van de Duitse stad Neurenberg, gemeentelijke beul. Maar het was rond het jaar 1600 en de tijden waren hard. Het unieke aan deze Frantz Schmidt, die leefde van 1554 tot 1634, is vooral zijn dagboek. Er zijn 170 pagina’s aan persoonlijke notities bewaard gebleven. En samen met andere bronnen, zoals een verzoek aan de keizer om zijn familie alstublieft te bevrijden van het eerloze beulswerk, levert dat een bijzonder inkijkje op in het denken van de vroegmoderne mens over geweld, rechtvaardigheid en eer. De Amerikaanse historicus Joel Harrington, gespecialiseerd in het vroegmoderne Duitsland, schreef er een heel leesbaar boek over, getiteld Dagboek van een beul.

Kunt u de maatschappij van zijn tijd beschrijven?
Joel Harrington: ‘Het gebied in Zuid- Duitsland in die dagen was te vergelijken met het Afghanistan of Somalië van nu. Het werd onveilig gemaakt door bendes gewelddadige roofovervallers, soldaten en huurlingen. Het sterftecijfer lag heel hoog en er waren veel ziektes, zoals de pest. Maar het was ook een tijd van grote politieke veranderingen. Er kwamen nieuwe autoriteiten op, die de orde wilden herstellen. Ook in Neurenberg. De magistraten van de stad wilden een einde maken aan de willekeur en de lynchpartijen. En dat is waar Frantz in beeld komt, zoon van een beul uit een naburige stad. Hij is het symbool van het nieuwe law and order.’

Waarom is die orde zo wreed, met al die martelingen en gruwelijke executies?
‘Het is heel paradoxaal. In deze periode wordt er juist een einde gemaakt aan sommige gruwelijkheden, zoals het uitsteken van ogen en het levend begraven, omdat men een ordelijk, soepel proces wil. Meister Frantz draagt persoonlijk bij aan het afschaffen van de verdrinkingsdood voor vrouwen. Maar juist doordat staten nog helemaal niet zo ontwikkeld zijn, moeten ze hun gezag bewijzen. Autoriteiten zoeken manieren om straffen te gebruiken ter afschrikking. En door een uniformer strafrecht raken bepaalde martelingen, ironisch genoeg, juist algemeen geaccepteerd. Wreedheid en geweld worden gestandaardiseerd. Het aantal executies is in de zestiende eeuw is dan ook hoger dan ooit. Daarbij komt dat Duitsland geen koloniën of galeien heeft om mensen heen te sturen, en dat er nog geen gevangenissen of tuchthuizen zijn. Dieven kunnen dus een boete krijgen, maar voor veelplegers heeft men alleen de doodstraf.’

Vindt Meister Frantz daar zelf nog iets van?
‘Hij gaat eindeloos in op de vreselijke misdaden die de veroordeelden op hun geweten hebben. Het lijkt een soort coping mechanisme. Hij heeft geen keus, maar verzekert zich ervan dat het heel belangrijk is dat hij het gezag helpt om de orde te handhaven. Wij denken: hoe komt een samenleving erbij om recidiverende kruimeldieven op te hangen? Frantz vraagt zich af: hoe komt een man erbij om te blijven stelen als daar de doodstraf op staat?’

Hij denkt niet, als christen: laat ik mijn naaste liefhebben?
‘Als lutheraan gelooft hij dat hij dat doet door orde en gezag te versterken. Misschien is ook dat een soort zelfrechtvaardiging. Maar hij beschrijft hoe blij hij is als hij misdadigers ertoe kan brengen op het schavot openlijk schuld te belijden en gewillig hun rechtvaardige straf te aanvaarden. Voor de autoriteiten gaat het allereerst om hun gezag. Maar Frantz lijkt toch wel echt oprecht te geloven dat hij mensen helpt om in het reine te komen met God, en tegelijk recht te doen.’

Waarom is iedereen blij met hem, maar mag niemand bij hem aan tafel zitten?
‘Mensen worden gedefinieerd door hun werk. Wie omgaat met dode mensen of met dode dieren, wordt gezien als onrein. Het is een traditioneel stigma. Frantz staat aan de voorhoede van de verandering, maar zijn omgeving ziet dat nog niet. Zijn hele leven staat in het teken van één ding: eer. Hij doet er alles aan om eerherstel te krijgen, tot aan een officieel verzoek aan de keizer toe. Zijn eigenlijke roeping, schrijft hij de keizer, is de geneeskunst.’

Geneeskunst?
‘Zoals de meeste beulen klust ook hij bij in het medische circuit. Hij heeft in totaal meer dan 15.000 mensen behandeld, schrijft hij. Als beul heeft hij kennis van het lichaam doordat hij ook gevangenen moet verzorgen die hij zelf heeft gemarteld. Overigens verdient Frantz ook bij met de verkoop van lichaamsdelen aan apothekers. Die worden algemeen als heilzaam beschouwd. Ja, menselijke resten eten is in die tijd heel normaal.’

Kortom, we zijn weer een heerlijk gruwelijk geschiedenisboek rijker.
‘Ja, zelfs mij laat het nog steeds niet onberoerd. Vooral omdat ik niet zeker weet of er zo heel veel verschil is met ons. In alles wat de Neurenbergers doen, klinkt het verlangen door naar orde, geen willekeurige wreedheid. Schmidt zou gruwen van de jarenlange processen en gevangenisstraffen van nu. Ik zie vooruitgang. We hebben juridische grenzen en we moeten de mensenrechten respecteren. Maar dat is geen vaststaand gegeven. Ze worden al snel overbodig gevonden wanneer de criminaliteitscijfers stijgen. Ons systeem is rechtvaardiger geworden, maar emotioneel zie ik geen grote vooruitgang.’