Schrijvend reiziger Carolijn Visser heeft met 'Argentijnse avonden', haar boek over Nederlandse emigranten in Argentinië, de VPRO Bob den Uyl Prijs 2013 gewonnen. 'Mijn thuis ligt op verschillende plaatsen.'

Carolijn Visser (1956) komt net terug van een reis naar Nicaragua, Panama en Colombia. Al vanaf haar negentiende reist ze als schrijvend reiziger de wereld over. Ze heeft meer dan twintig boeken gepubliceerd, onder meer over China, Vietnam, Nicaragua en Estland. Verre oorden voor iemand die opgegroeid is in het vrij geïsoleerde Zeeland. ‘Op mijn vijftiende deed ik een zomer vrijwilligerswerk in Polen, in een dierentuin in aanbouw. Daar ontmoette ik Hongaren, Polen en Turken en kreeg ik de smaak te pakken. Ik was nieuwsgierig naar wat er nog meer achter het IJzeren Gordijn verscholen lag.’ Ze begon aan een studie pedagogiek, maar schreef ook al reisreportages voor NRC Handelsblad. ‘Vrij snel besloot ik liever fulltime reisjournalist te willen worden. Sindsdien ben ik nooit langer dan een paar maanden achtereen in Nederland geweest.’
Haar boek Argentijnse avonden (Augustus), waarmee ze de tiende VPRO Bob den Uyl Prijs voor het beste literaire reisboek won, is een kroniek van Nederlandse emigranten in Argentinië. Het is 2005 als Visser tijdens een reis door het land voor het eerst hoort van het bestaan van een Nederlandse gemeenschap, Tres Arroyos, 500 km ten zuiden van Buenos Aires. Later in de tuin van de Nederlandse consul daar, Ida van Mastrigt, waar een Hollands windmolentje in de brandende zon staat te draaien, vertelt ze dat ze op zoek is naar verhalen over Nederlandse emigranten.‘Toen gaf Ida me een tas vol brieven van haar vader Rinus. Die was in 1937 van Rotterdam naar Nederlands-Indië gefietst en uiteindelijk na veel omzwervingen in 1949 in Tres Arroyos terecht gekomen. Dat krankzinnige plan van hem trok me aan. Hij deed er prachtig verslag van in zijn brieven. Die heb ik uitgeplozen en ik heb veel met Ida en andere familieleden gesproken.’ Ida en Rinus van Mastrigt, twee generaties Nederlanders in Argentinië, kregen uiteindelijk de hoofdrol in Argentijnse avonden.

Emigratiegolf
Rinus van Mastrigt is in 1937 nog een onrustige jongeling, een bouwkundige die vanwege de economische crisis geen geschikte baan kan vinden. Dus zegt hij zijn ouders in Rotterdam vaarwel om in Nederlands-Indië op zoek te gaan naar werk en avontuur. Omdat hij geen geld heeft voor de lange boottocht, bindt hij zijn reiskoffer achterop zijn stadsfiets en trapt hij in enkele maanden – onder vaak barre omstandigheden – naar Nederlands- Indië. Met zijn Rotterdamse liefje, dat wel met de boot is overgekomen, krijgt hij daar twee dochters: Ida en Miep. Tot zover de gelukkige jaren.
De oorlog breekt uit en het gezin brengt jaren gescheiden van elkaar door in jappenkampen. Na afloop vindt Rinus zijn vrouw terug in het veldbed van een Amerikaan. Getraumatiseerd door de kampen en de scheiding van zijn vrouw vertrekt hij, na een korte periode in Nederland waar hij niet meer kan aarden, naar booming Argentinië. Zijn jonge kinderen laat Rinus achter bij zijn ouders in Rotterdam, die mogen hun ‘verderfelijke’ moeder niet meer zien. Pas jaren later haalt hij Ida en Miep ook naar Argentinië, naar Tres Arroyos.
Daar is eind negentiende eeuw een Nederlandse kolonie ontstaan uit Friese en Groningse boeren die naar Argentinië zijn gekomen om de uitgestrekte pampa te bewerken. Na de Tweede Wereldoorlog hebben zich talloze Nederlandse gelukszoekers bij hen gevoegd. Hun kinderen gaan naar de Hollandse school en op zondag bezoeken ze de protestantse kerk. ‘Weinig mensen weten van deze kolonie. Sowieso is er weinig over Nederlandse emigranten geschreven, terwijl een half miljoen mensen na de Tweede Wereldoorlog overwoog om te vertrekken en er vliegtuigen vol naar onder anderen Australië en Canada zijn vertrokken. Die emigratiegolf was groot.’ Anno 2013 wonen er duizenden mensen met Friese koppen, al spreken de jongere generaties vooral Spaans. Maandenlang heeft Visser doorgebracht in Tres Arroyos om zowel de geschiedenis van de kolonie als de huidige situatie in kaart te brengen. ‘Je moet ergens lang zijn om de kern te bereiken van een mensenleven, een samenleving.’

Buitenstaanders
Ida en Miep van Mastrigt wonen die eerste jaren in Tres Arroyos bij hun meester Slebos en vooral Ida heeft het er erg naar haar zin. Haar dominante vader weet niet goed wat hij met hen aan moet. Getekend door zijn verleden en nog altijd onrustig, wisselt Rinus steeds van baan. Hij ergert zich aan de Argentijnse politiek en het werkethos, en blijft verlangen naar zijn vaderland. Tegelijkertijd kan hij het er niet uithouden als hij er weer is. Uiteindelijk sterft hij, oud en berooid, in Tres Arroyes. Visser: ‘Die Nederlanders in Argentinië hadden een ideaalbeeld van Nederland. Dat gaven ze ook door aan hun kinderen, maar Nederland veranderde ondertussen natuurlijk ook. Als ze daar waren, waren ze buitenstaanders. Sommigen verhuisden uiteindelijk terug naar Nederland. Zo is er nu nog een Nederlands-Argentijnse gemeenschap in Aalten. Er zijn er ook die meerdere malen heen en weer zijn verhuisd. Als je eenmaal vertrokken bent, kun je niet meer terug. Dat zie je bij veel emigranten en ook bij Rinus.’
Geldt dat ook voor een reisboekenschrijfster, die minstens de helft van het jaar op reis is? ‘Vertrekken is altijd moeilijk. Je laat iets achter, hier én daar, en je moet altijd weer opnieuw beginnen. Maar dat heb ik er graag voor over. Ook al reis ik altijd alleen, ik heb niet voor niets een man uitgezocht die zelf ook veel reist. Mijn thuis ligt op verschillende plaatsen, maar uiteindelijk toch wel het meeste in Nederland. Dat is mijn taal, daarin heb ik aan een half woord genoeg. Toch begin ik na een paar maanden Nederland weer te verlangen naar een andere plek. Maar ik ben geen Rinus. Hij had moeite iets op te bouwen, ik heb van het reizen mijn werk kunnen maken.’
En Ida van Mastrigt? ‘Die is meer geaard in Argentinië, maar ze komt nog elk jaar naar Nederland. Ter gelegenheid van de kroning van Willem-Alexander heeft ze onlangs nog een oranjefeest georganiseerd, daar op de pampa in Tres Arroyos.’

De tiende VPRO Bob den Uyl Prijs – een bedrag van 7.500 euro – is op 12 mei in Amsterdam uitgereikt, evenals het nieuwe reisverhaalstipendium, de VPRO Bagagedrager. Juryrapporten vind je op hier (Bob den Uyl Prijs) en hier (Bagagedrager). Op de laatste tevens pitches en filmpjes van de deelnemers.

Vertrekken is altijd moeilijk. Je laat iets achter, hier én daar, en je moet altijd weer opnieuw beginnen. Maar dat heb ik er graag voor over.

Carolijn Visser