Ook deze zesde editie van Verzonken boeken gaat over reizen, en wel over Italië. Twee boeken die u vast niet kent, en een paar waarover u vast weleens hoorde. Zoals 'Duecento' bijvoorbeeld van Hélène Nolthenius.

In de jaren vijftig was het Sabijnse gebergte nabij Rome nog altijd een tamelijk achtergesteld gebied. Het land waar onder meer Pontius Pilatus en Ovidius vandaan komen en de meest curieuze van alle pauzen, Coelestinus de vijfde, oftewel Petrus de kluizenaar uit zijn grot te Badia werd gesleept om tot paus te worden benoemd. Voor wie meer wil weten over de allervroegste geschiedenis van dit gebied leze het werk van Massimo Pallottino, en wel zijn bij Meulenhoff in vertaling verschenen boek Een laars vol scherven, de vroegste geschiedenis van Italië, en voor wie het verhaal van Petrus de Kluizenaar en alle andere pauzen tot aan Johannes de 23ste beter wil leren kennen, die kan terecht bij het heldere, edoch beknopte standaardwerkje van de Duitse Pauzenkenner Hans Kuhner dat in 1962 verscheen in de prismaserie.
 
Terug naar de jaren vijftig, en wel naar het boek A Sabine Journey van Anthony Rhodes. In navolging van Hilaire Belloc wilde ook deze Engelsman een reis door het Sabijnse gebergte maken, en besloot dat te doen met een ezel. Net als Hilaire Belloc schreef Rhodes een boek over zijn tocht, en wel een zeer leesbaar boek. Rhodes is een nuchtere, helder observerende Engelse reiziger, een beetje zoals in het Italiaanse gezegde l'Inglese e piu secco di un merluzzo, oftewel de Engelsen zijn nog droger dan een kabeljauw. Maar desalniettemin schreef Rhodes een prettig leesbaar, humorvol boek over een streek die ook in de jaren vijftig meer aan de middeleeuwen deed denken dan aan de twintigste eeuw. Kinderen poepen en pissen naast de varkens en honden in de smalle straatjes en moeder veegt het kroost de kont af met een hand stro. Inmiddels is ook in die contreien de welvaart uitgebroken en rijden door diezelfde straten nu dezelfde Fiat Uno's als door heel Italië. Het welvaartswonder dat zich na de oorlog in Italië voltrok heeft elke primitiviteit de nek omgedraaid. Men leze er ook de essays van Pasolini op na. A Sabine Journey van Anthony Rhodes verscheen voor het eerst in 1952 bij uitgeverij Putnam & Company, maar is beter verkrijgbaar in de herdruk uit 1987, en die verscheen in de serie The Century Travellers van de gelijknamige uitgeverij. Voor iedereen die deze zomer het Sabijnse gebergte aandoet, lees en vergelijk.
Wanderjahre in Italien heet het bij mijn weten nooit vertaalde reisboek van de Duitse Italiëkenner bij uitstek Ferdinand Gregorovius. Net als Anthony Rhodes bereisde ook hij het Sabijnse gebergte, en wel in 1861. Een klein vergelijkend onderzoekje leert vervolgens dat het gebied in bijna honderd jaar, namelijk tussen 1861 en 1950, nauwelijks enige verandering heeft ondergaan, althans, in vergelijking met die van 1950 tot heden verwaarloosbaar. Gregorovius beklaagt zich er weliswaar over dat het reizen per koets langzamerhand verdwijnt ten gunste van de ongezellige trein, maar met de komst van de spoorwegen is de belangrijkste modernisering uit die tijd wel genoemd.
 
De Wanderjahre van Gregorovius zijn in Duitsland niet voor niets klassiek geworden. Niet alleen laat hij geen plek op de Italiaanse landkaart onbereisd, maar hij is tevens een onderhoudend schrijver met voldoende historische kennis om zijn reisverslagen enig gewicht te geven, ook al meldt de Summa Encyclopedie met wetenschappelijk dedain dat het werk van Gregorovius weliswaar een hoog literair gehalte heeft, maar vaak onjuistheden bevat. In de dikke pil die Wanderjahre is zijn vrijwel alle reisverslagen van Gregorovius opgenomen. In korte hoofdstukklen doet hij verslag over onder meer Napels, Palermo, Syracuse, Capri en het landschap rondom Rome.

 

Nog even over de vermeende onnauwkeurigheid van Gregorovius: in het commentaar op haar boek Duecento schrijft Hélène Nolthenius dat er aan Gregorovius' standaardwerk Geschichte der Stadt Rom im Mittelalter weliswaar ontegenzeggelijk bezwaren kleven, maar dat hij 'rijker materiaal levert dan de meeste Rome-historici die voor en na hem schreven'. En nu we het toch over Nolthenius hebben, voor wie naar Umbrië reist, neem haar boek Duecento mee. Wollig, maar bijzonder mooi geschreven. En vergeet de Italiëdagboeken van Goethe niet, en de bij Meulenhoff verschenen uitgave van Montaigne's Italiëreis. En nog veel meer, tot de kofferbak vol is en de overige bagage noodgedwongen thuis moet blijven. Of neem helemaal niks mee, dat wil de vakantie ook nog weleens ten goede komen...