Wat moeten we lezen deze zomer? Katja de Bruin en Jeroen van Kan kiezen uit de stapel in hun vensterbank recent verschenen boeken die onopgemerkt dreigen te blijven.

Voor je het weet is de stapel nieuw niet zo nieuw meer, loop je de titels nog eens langs die wachten op behandeling in programma, gids of site en blijkt het onderste boek in de stapel nieuw van april te zijn. Gisteren was het nog net verschenen en nu heeft je overbezette leven het ineens het verleden in geduwd. Wie aan het front leeft heeft veel achterland, maar weinig ruimte in de loopgraven. Wat gisteren nog net actueel was, behoort morgen alweer aan het verleden toe. Het boek vormt een tijdje het onderste in de stapel nieuw en verhuist dan naar de stapel in limbo-boeken in de gang. Nog niet de deur uit, maar de kans dat je er nog iets mee doet is klein.

 

Zelden ligt een bewuste keus ten grondslag aan het veronachtzamen van een boek. Toegegeven, er zijn boeken die je meteen tegenstaan, er zijn boeken waarvan je na lezing van de eerste bladzijde weet dat ze niet voor jou zijn geschreven, maar veel vaker komt een boek onderop de stapel terecht zonder dat je ergens een keus voor of tegen gemaakt hebt. Zo ook in het geval van Witte vlag van Emily Kocken. Haar debuut. Aan het artwork kon het niet liggen. Een gevlekte hond tegen een geblokte achtergrond. Het thema schrok ook niet af. De aanbeveling van Jan van Mersbergen ('we hebben er een schrijver bij!') maakte nieuwsgierig, en toch duurde het even voor ik begon met lezen.

 

Misschien hield mijn aanvankelijke terughoudendheid verband met Kockens keus voor de korte, soms al te korte zin. 'Ik droom. Over de hond. Het sneeuwt. Ik loop door het park. Met de hond. In de droom ben ik mager, met benen zo dun als twijgen. Echt. Ik overdrijf niet.' Meestal hou ik daar niet van. Korte zinnen. Steeds weer drie woorden. Soms vier. Hooguit vijf. Heel af en toe iets meer. Nooit veel meer. Korte zinnen kunnen heel effectief zijn. Ook strontvervelend. Ik krijg het er benauwd van. Alsof ik te weinig lucht krijg. In mijn hoofd smeed ik ze aaneen. Ik verdraag ze niet zo kort.

 

Ondanks die afwijking kan een boek waarin de korte zin het verhaal voortstuwd ook heel geslaagd zijn. Boeken trekken zich zelden iets aan van mijn afwijkingen. Er bestaan goede boeken met zinnen zo compact als legosteentjes en er bestaan goede boeken met zinnen zo lang als rijglaarsveters. Een ideale receptuur valt godzijdank niet te geven.

 

Dat compact vertellen heel suggestief kan zijn, bewijst de eerste zin: 'De stok die ik gooide naar de eerste hond die ik van mijn vader mocht trainen, kwam niet terug.' Die zin roept zoveel op dat je meteen in het verhaal zit.

 

De roman wordt door de achterflap als volgt samengevat: 'Het leven met de in Amsterdam gevestigde Amerikaanse kunstenaar Henry Theodore Watson is voor de jonge Elzbieta Różewicz een vlucht uit het Berlijn van 1999, waar ze alleen was achtergebleven nadat haar van oorsprong Poolse ouders – dierenartsen die moesten leven als hondentrainers – waren omgekomen bij een auto-ongeluk. Henry laat haar in het begin van hun huwelijk nog meewerken aan zijn kunstprojecten, maar na een vernietigende recensie van hun performance in het Stedelijk Museum sluit hij haar buiten. Wanneer Henry in New York is, sterft hun doodzieke hond. Henry grijpt de situatie aan voor een nieuw kunstproject. Elzbieta’s gedrag begint provocerende trekken te vertonen. Dat de hond vervangen zal worden door een nieuwe, lijkt onafwendbaar.' Die tekst wordt bovendien ondersteund door een pakkende karakterisering: 'Een anti-lovestory over de vraag wat beter is: een goed leven of een mooie dood.'

 

Hier spreekt de uitgever. Helaas maken uitgevers in hun streven een boek naar de toppen van het boekenklassement te stuwen nog weleens rare sprongen. Dit is er ook zo eentje. Wie het boek begint te lezen wordt weliswaar meegevoerd in de stroom van korte zinnetjes, maar treft daar toch vooral de binnenwereld van de hoofdpersoon. Helder in stijl, maar complex in uitwerking. Laat de flap ongelezen. Lees in plaats daarvan het boek. Schrijven. Dat kan ze. Echt. Die korte zin. Dat opknippen. Dat went.

Emily Kocken - Witte vlag

Uitgever: Querido – 387 bladzijden