De Poolse journalist Ryszard Kapuscinski wilde niet langs de meetlat van de factcheckers gelegd worden. ‘Ik schrijf niet opdat de details zouden kloppen, het gaat om de essentie van de zaak!’

De Poolse journalist en schrijver Ryszard Kapuscinski (1932-2007) verwierf grote roem met boeken over de sjah van Perzië, Haile Selassie, keizer van Ethiopië, en politieke conflicten in Latijns-Amerika, maar blijkt volgens een net verschenen biografie veel te hebben verzonnen en verzwegen. Biograaf Arthur Domoslawski was weliswaar een vriend van de schrijver, maar komt al in het eerste hoofdstuk tot de conclusie dat hij maar weinig weet over zijn onderwerp. Wie is die man eigenlijk die zelf meestal de hoofdpersoon vormde van zijn boeken? Hij besluit vrienden van de schrijver op te zoeken, in de hoop ze een treffende anekdote te ontfutselen. Dat blijkt niet eenvoudig. Zelfs zijn beste vrienden schiet weinig te binnen. ‘Na elke ontmoeting hadden ze de indruk dat ze een fascinerend, onvergetelijk gesprek met hem hadden gevoerd. Nu beseffen ze dat zij aan het woord waren geweest. Hij zweeg. En luisterde.’ Kapuscinski sprak met iedereen. Bij persconferenties praatte hij met de portiers. Als een machthebber een toespraak hield, dan dronk hij wat met de soldaten. Wie echt iets te weten wil komen moet de achterkant opzoeken, niet blijven hangen bij de officiële voorkant. Maar ondertussen bleef de man zelf dus een raadsel. Hij blijft dat ook in dit boek. We zijn weliswaar getuige van een ontmaskering, maar achter dat masker gaat nog steeds een raadsel schuil. Waarom verzon Kapuscinski dat zijn vader na de oorlog in een Russisch kamp terecht was gekomen? Waarom censureerde hij zijn eigen boek over Haile Selassie toen dat in de Verenigde Staten zou worden uitgegeven? Waarom sprak hij zijn uitgever niet tegen toen die op de achterflap graag wilde vermelden dat hij Che Guevara goed had gekend?

Lijk
Toen de biografie van Kapuscinski twee jaar geleden in Polen verscheen, was er veel om te doen. De weduwe van Kapuscinski probeerde publicatie te voorkomen, niet omdat er zoveel vraagtekens worden geplaatst bij zijn journalistieke nauwkeurigheid, maar vooral vanwege de buitenechtelijke affaires die erin worden beschreven. Domoslawski was een sensatiezoeker, iemand die niet alleen de literaire reputatie van zijn vriend onderuit wilde schoffelen, maar hem ook nog wilde neerzetten als een ontrouwe echtgenoot. Maar dat zou een te makkelijk verwijt zijn om de schrijver van dit boek te maken. Als dit al een afrekening is, dan is het eentje van de meest liefdevolle soort. ‘Moeten bewondering en vriendschap grondig onderzoek tenietdoen?’ vraagt de biograaf zich in het eerste hoofdstuk af. Nee, luidt het antwoord, om vervolgens laag voor laag af te pellen.
Kapuscinski is vooral een schrijver die zijn materiaal vindt op die plekken in de wereld waar iets gebeurt. Als hij al een journalist is, dan niet van het soort dat is groot geworden in de door fact-checking geobsedeerde Amerikaanse pers. Kapuscinski is het product van een totalitair regime, waar je altijd moet laveren tussen wat je kunt en wilt schrijven. Dat hij zichzelf eerder ziet als een schrijver dan als journalist, is al vroeg duidelijk. In het begin van zijn loopbaan publiceert hij een verhaal over een groep mannen met autopech. Ze vervoeren een kist met een lijk. Ze besluiten te voet verder te gaan, met de kist. Even verderop rusten ze uit, worden dronken en ontmoeten een paar meisjes met wie ze zich vermaken. Als een jonge Poolse toneelschrijver dit gegeven later gebruikt voor een toneelstuk, is Kapuscinski furieus. Plagiaat! De toneelschrijver werpt tegen dat hij het verhaal heeft ontleend aan een bericht in de krant en dat het iedereen vrij staat literair werk te baseren op een artikel. Kapuscinski vindt dat onzin. Het is zijn verhaal.

Empathie
Zijn vrije omgang met de waarheid vormt hij later om tot zijn uitgangspunt. Nadat hij regelmatig antwoord heeft moeten geven op de vraag waarom hij zich tegelijkertijd journalist noemt en zich toch het recht voorbehoudt de werkelijkheid naar zijn hand te zetten, ontstaat de behoefte die houding met argumenten te onderbouwen. Als hij een artikel over onlusten in Dar es Salaam laat lezen aan een vriendin, dan herinnert zij hem eraan dat hij allerlei nieuwsfeiten door elkaar heeft gehaald. Het beschrevene speelde zich ergens anders af en de aanleiding klopt ook niet. ‘Jij begrijpt er ook niets van! Ik schrijf niet opdat de details zouden kloppen, het gaat om de essentie van de zaak!’ bijt hij haar toe. Die essentie is soms gediend bij wat herschikking van de feiten. ‘Ik geloof niet in onpartijdige journalistiek, ik geloof niet in formeel objectivisme,’ zegt hij tegen een Mexicaanse krant. ‘Een journalist mag geen onverschillige getuige zijn, hij moet een talent bezitten dat in de psychologie empathie wordt genoemd.’ Hij wil niet langs de meetlat van de fact-checkers worden gelegd.
Tegen het einde van de biografie legt Domoslawski Kapuscinski’s boek over de sjah van Perzië voor aan een expert. Die maakt er gehakt van. ‘Open het boek op een paar willekeurige bladzijden en ik ontzenuw de onwaarheden.’ Ze nemen de proef op de som, en inderdaad blijkt er feitelijk weinig te kloppen van de tekst. Hezelfde doet Domoslawski met het boek over Haile Selassie. Daarin beschrijft Kapuscinski onder meer hoe de keizer een hondje heeft dat soms over de schoenen van bezoekers plast. Een van de bedienden heeft als enige taak het oppoetsen van de schoenen van hen die dat overkomt. Een onzinverhaal, zegt de deskundige, de keizer had zijn ondergeschikten nooit op die manier kunnen vernederen.
Ondanks alle formele tegenwerpingen blijft het boek over Haile Selassie een van de beste die ooit zijn geschreven over de Ethiopische keizer, zoals er ook maar weinig boeken zijn die een beter beeld geven van Iran ten tijde van de sjah als dat van Kapuscinski. Een veelzeggend detail hoeft niet waar te zijn om toch iets te verhelderen over de werkelijkheid. Dat heet literatuur. ‘Ik kan geen dingen verzinnen. Als ik het kon, dan schreef ik romans.’ Alweer een halve waarheid.

In De Avonden een gesprek met Arthur Domoslawski over zijn biografie: