Tot midden jaren negentig las hij zonder er ooit over te schrijven, zoals mensen die veel van eten houden en nooit koken. Maar sindsdien schrijft hij het ene boek na het andere over het lezen. Alberto Manguel was te gast op Writers Unlimited.

We hadden net Ahmed Tohari geïnterviewd, een Indonesische schrijver van tegen de zeventig die voor het eerst van zijn leven sneeuw had gezien. Van het vliegveld per taxi naar Den Haag voor Writers Unlimited, en dan dat bevroren Nederlandse vlakland aan je voorbij zien trekken. Tohari was er tamelijk laconiek onder, wierp kort een blik op de sneeuw aan de andere kant van het raam en zei toen: ja, sneeuw. Inderdaad, de eerste keer.
 
Alberto Manguel schrijft boeken over boeken. In 1996 brak hij internationaal door met een veel geprezen boek, Een geschiedenis van het lezen, waarna hij Dagboek van een lezer, De bibliotheek bij nacht en De kunst van het lezen publiceerde. Dat laatste boek gaat over het pad dat hij heeft afgelegd door zijn bibliotheek. Als verbindend element kiest hij voor Alice in Wonderland, een boek dat hoort bij zijn meest overweldigende vroege leeservaringen. 
 
Sneeuw kwam te laat in het leven van Tohari om nog overweldigend te kunnen zijn. Eerste ervaringen horen bij een levensfase. Kindertijd, adolescentie, vroege volwassenheid... Ergens houden eerste ervaringen op je op te slokken. Is het niet jammer dat je je met het lezen van elk nieuw boek weer iets verder verwijdert van je eerste leeservaring? vraag ik Manguel. ‘Dat is de tragedie van de meeste ervaringen in het leven. Je ziet de zee maar één keer voor het eerst, je eerste kind wordt maar één keer voor het eerst geboren, de eerste kus van je geliefde is maar één keer de eerste. Dus ja, ook je eerste leeservaringen laten zich later niet meer herhalen.’
 
De afgelopen jaren zijn er diverse boeken verschenen van veellezers die zich beklagen over de roman. Ze kijken ernaar zoals Tohari naar de sneeuw. Fictiemoeheid, heet dat. Na de eerte twee hoofdstukken denken: ah, en dan gaat hij natuurlijk terug naar die vader en die blijkt dan een affaire te hebben gehad met het meisje op wie de zoon vroeger verliefd was. En daar hebben we het drama. Geen gelukkig uitgangspunt voor het lezen van fictie, dat immers een groot deel van de charme ontleent aan de overgave aan het verhaal. Maar van vermoeingsverschijnselen heeft Manguel in het geheel geen last. ‘Ik word moe van heel veel dingen, maar gelukkig nooit van het lezen. Ja, het lezer verandert wel. Ik heb minder interesse in nieuwigheden. Ik maak me minder zorgen om de stapel ongelezen boeken naast mijn bed. Mijn grootste plezier bestaat tegenwoordig uit het herlezen. “Een echte lezer is een herlezer,” zei Nabokov al. Kinderen houden van herhaling, willen een verhaal graag steeds weer opnieuw horen. Voor mensen die ouder worden geldt hetzelfde. Ik keer graag terug naar vrienden van vroeger. Ik ken ze al, ik ken hun onhebbelijkheden en hun charmes. Ze hoeven zich niet meer aan me voor te stellen.’
 

Elke grote ontdekkingstocht eindigt dus in herhaling, in het exploreren van het bekende in plaats van het onbekende. Dat is als sneeuw die je nog niet kent.

 

Beluister hier het gesprek dat Maarten Westerveen en ik met Manguel voerden.