Er is een heel stuwmeer aan boeken die wachten op een herontdekking, zei ik tegen Wim Brands, die net het bijna vergeten boek 'Stoner' van John Willams had besproken op de radio. Welke dan? In een serie van vijf vandaag: Natte sneeuw van Stig Dagerman.

Een aantal jaren geleden kwam ik op literatuurfestival Wintertuin Henk Bernlef tegen. Sinds het lezen van zijn vertaling van de verhalenbundel Natte sneeuw van Stig Dagerman, verschenen bij De Bezige Bij in 1965, vroeg ik me regelmatig af of er misschien nog onvertaald werd voorhanden was van de Zweedse schrijver. Bernlef was verbaasd dat ik over Dagerman begon. Er waren jaren voorbij gegaan waarin niemand hem op die vertaling had aangesproken. Natuurlijk was er nog meer. Er was geen enkele belangstelling voor, maar er was nog genoeg. Al vertaald ook, maar nooit uitgegeven. Hij zou thuis op zoek gaan en me een nooit gepubliceerde vertaling sturen. Een paar dagen later ontving ik het verhaal Een partijtje zakschaak in mijn mailbox.

 
Een van de belangrijkste Europese schrijvers van zijn generatie, noemt Bernlef hem in de inleiding van Natte sneeuw. Een schrijver die de bijbehorende status ook ongetwijfeld had verworven als hij zichzelf tijd van leven had gegeven. In 1954 pleegde hij zelfmoord, in de garage van zijn huis. Hij was 31, maar kon niet meer verder. Aan een vriend schreef hij datzelfde jaar: ‘Op een of andere manier is mijn leven in het slot gevallen en ik weet niet hoe ik het er weer uit kan krijgen. Ik kan niets meer, niet meer schrijven, niet meer lachen, niet meer praten, niet meer lezen. Ik voel dat ik overal buiten sta. Als ik met mensen samen ben, moet ik mij dwingen te luisteren naar wat zij zeggen om op de juiste ogenblikken te kunnen lachen en zelf heb ik geen mens meer wat te vertellen.’ Het leven was op, maar een zelfmoordenaar was hij altijd al geweest: ‘Toen ik laatst in De steppenwolf van Hermann Hesse las, viel het mij op dat ik daar familie van ben. Net als hij behoor ik tot het geslacht der zelfmoordenaars, d.w.z. niet tot hen die noodzakelijkerwijs de hand aan zichzelf slaan maar tot hen die de dood altijd bij zich hebben, voor alle zekerheid, om mee te praten, om op te hopen. Ik weet niet waarvoor ik leef.’
 
Van Dagerman zijn drie romans (De slang, Het eiland der verdoemden en Het verbrande kind) in vertaling verschenen, voor het laatst uitgegeven in de jaren tachtig, maar het meest hou ik van zijn korte verhalen, zoals Spelen van de nacht, geschreven vanuit het perspectief van een jongetje dat zich ‘s nachts inbeeldt dat hij onzichtbaar is en heimelijk zijn omgeving kan observeren. Het is een beklemmend verhaal. Zoals in veel van het werk van Dagerman is angst de grondtoon. Het jongetje heeft een reden om er niet te willen zijn.
 
Graag opnieuw uitgeven dat werk van Dagerman, geachte uitgeverij Meulenhoff. Ik stel voor: een uitgebreide editie van de verhalenbundel Natte sneeuw, gevolgd door zijn drie romans en werk uit de nalatenschap. Bij voorbaat dank.

In deze mini-serie in vijf delen wekelijks een verzonken boek. In de volgende afleveringen Der grüne Heinrich van Gottfried Keller, Locos van Felipe Alfau en Denkbeeldige genietingen van Jean Lorraine. Voeg naar believen verzonken boeken toe die tot op heden onterecht aan onze aandacht zijn ontsnapt.