'Het boek van de eeuwige korte liefdes' van Andreï Makine bevat autobiografisch geïnspireerde liefdesgeschiedenissen. ‘Je moet de lichamelijke liefde proberen te ontstijgen.'

Straatarm was hij, de eerste zeven jaar, als geëmigreerde Rus en beginnend schrijver in Parijs. Andreï Makine woonde op een zolderkamer, was zelfs even dakloos, hield zichzelf in leven door Russische les te geven. Zijn boeken werden door alle uitgevers geweigerd. Ze geloofden niet dat een Rus zo goed Frans kon schrijven. Pas toen hij zijn boeken presenteerde als vertalingen vanuit het Russisch kreeg een uitgever opeens interesse in zijn werk.
Het succes kwam in 1995. Toen werd zijn vierde roman Het Franse testament bekroond met de twee belangrijkste literaire prijzen van Frankrijk, de Prix Goncourt en de Prix Médicis. Makine was op slag beroemd en Het Franse testament werd een internationale bestseller. In prachtig Frans beschreef Makine zijn jeugd in Siberië, waar de uitgestrekte landschappen en eindeloze winters contrasteerden met verhalen over een mythisch Frankrijk die zijn grootmoeder, een Française, hem vertelde. Makine, die even in Amsterdam is voor de promotie van zijn nieuwste boek, is zo lang als Peter de Grote, ongeveer twee meter. Geen tengere verschijning, maar zijn kleding is elegant: zijden sjaaltje, ribfluwelen jasje. Een verfranste Rus, in elk detail, die praat met grote handgebaren.

Uitgeput
In Het boek van de eeuwige korte liefdes vertelt Makine (1957) acht autobiografisch geïnspireerde liefdesgeschiedenissen over een ik-figuur die opgroeit in de Sovjet-Unie en volle wasdom bereikt op het moment dat de Berlijnse Muur valt. De hoofdpersoon ontdekt de erotiek, als jonge student, met een vakantieliefde aan de Zwarte Zee. Maar na twee weken hebben ze hun lichamen al uitgeput – lichamelijke liefde is voor Makine een kortstondige aangelegenheid, een kaars die opbrandt. En wat dan? Dan begint de liefde die Makine veel meer interesseert: de geestelijke liefde, die allerlei vormen kan aannemen.
‘Ik heb het ook over lichamelijke liefde in mijn boek,’ zegt Makine, ‘maar ik beschrijf vooral de grenzen van vleselijk genot. Je moet de lichamelijke liefde proberen te ontstijgen. Hoeveel vrouwen kun je bezitten? De schrijver Georges Simenon (van Maigret) ging er prat op dat hij met tienduizend vrouwen het bed had gedeeld, van wie achtduizend prostituees. Tsja. Bij Casanova stond de teller geloof ik op achthonderd vrouwen. Maar leidt die kwantiteit ergens toe? Brengt het ons een andere kwaliteit? Integendeel. Simenon is geëindigd als een treurig wezen, een verbitterd mannetje, hij is er nooit in geslaagd liefde te vinden: de echte, geestelijke liefde. Nee, vrouwenversierders die duizenden vrouwen hebben gehad hebben het niet begrepen. Ze zijn zielig, gaan voorbij aan de essentie. Ze zullen nooit ervaren hebben dat je ook buiten het domein van seks paradijselijke momenten kunt vinden die je transporteren naar elders, voorbij de lichamelijke begeerte.’

Iets spiritueels
Makine erkent dat een mens verlangens heeft. ‘We zijn geen Boeddha, natuurlijk. Boeddha is totaal vrij, hij is in nirvana. De mens is incompleet, we missen altijd iets. Maar waar moet je naar streven? We kunnen niet eeuwig dat brandende verlangen beleven, dan zou ons hart ontploffen! Je moet je afvragen: wat is er eeuwig in ons, een gedachte die niet valt terug te brengen tot tijd? Anders zijn we stukken vlees die eens zullen vergaan, die zullen bederven, en dat is het dan! Waarom zouden we dan nog ergens over praten, laat staan schrijven? Laat ik een vergelijking trekken. Toen ik voor het eerst in Parijs was viel ik flauw van bewondering, maar na een paar maanden liep ik straal langs de Eiffeltoren of Notre-Dame. Zo is het ook in de liefde. We moeten dus iets anders zien te vinden dan die eerste verrukking – anders hebben we het snel gezien, het leven, dan is er niets aan. We moeten iets spiritueels zien te vinden.’

Het soort liefde dat Makine prefereert, zo blijkt uit Het boek van eeuwige korte liefdes, is even fijnzinnig als zijn taalgebruik: een tedere blik op de wereld, vergelijkbaar met de verwondering van een kind, een gevoeligheid – geen grootse en meeslepende passie die het hart verteert. In een hoofdstuk beschrijft hij zijn eerste verliefdheid, op zijn vijftiende: hij had omgang met een meisje en ze wisten van elkaar dat ze verliefd waren, maar dat hoefde niet te worden uitgesproken en evenmin werd er ook maar een kus uitgewisseld, dat was niet nodig. Het volstond naar haar te kijken. En het is die liefde die Makine nog steeds het mooist vindt.

Diepe wezen
Over zijn hoofdpersoon zegt Makine: ‘Het is een man van vijftig die terugkijkt op zijn diverse ervaringen in de liefde en die zegt: okay, ik heb dat allemaal meegemaakt, maar wat was er nu echt belangrijk? Als je terugkijkt is wat telt niet duivelse, overweldigende passie, maar iets anders: naar een vrouw kijken en proberen haar diepe wezen te raden, haar kwetsbaarheid te begrijpen.’
De titel Het boek van de eeuwige korte liefdes bevat natuurlijk een paradox: hoe kunnen die liefdes tegelijk kort en eeuwig zijn? Dat is precies het punt dat Makine wil maken. Hij gelooft in het vermogen van de mens een gevoel vast te houden of op te roepen, voorbij de zintuiglijke ervaring. De literatuur is daar behulpzaam bij.
Als ‘leerling’ van Marcel Proust ziet Makine het geheugen en de ziel als instrumenten waarmee we de voortdenderende tijd kunnen stopzetten en een vluchtig moment, hoe kort en ongrijpbaar het ook lijkt, eeuwigheidswaarde kunnen geven.
Makine: ‘Het geluk zit in korte momenten, niet in eeuwige paradijzen. Maar kun je die momenten “bewaren”? Ik denk het wel, anders had ik dit boek niet geschreven. Stel dat u een mooi gedicht op uw laptop geschreven hebt en dat ding gaat stuk. Is het gedicht dan weg? Ik denk van niet, zelfs niet als u het gedicht alweer vergeten bent. Ergens is het opgeslagen.’