De P.C. Hooft-prijs 2014 is toegekend aan schrijver en dichter Willem Jan Otten. Hij krijgt de prijs voor zijn beschouwend proza, ook al zal Otten zelf weinig verschil zien tussen de verschillende vormen die hij kiest om zich in te uiten.

In Onze Lieve Vrouwe van de Schemering, een bundel essays uit 2009, schrijft Otten: ‘Ook mijn eigen werk, of het nu een toneelstuk is, of een episch gedicht, of een roman, zelfs een essay is om te beginnen verhalend.’ Zelfs zijn essays beginnen bij het verhaal. Maar tegelijk zijn zijn essays klassiek in die zin dat bij aanvang de uitkomst nog niet vast lijkt te staan. Ook de auteur zelf zoekt binnen het bestek van de tekst naar wat hij wil zeggen, naar wat hij te vertellen heeft. Of misschien staat die uitkomst wel vast, werkt Otten naar een vantevoren vastgesteld eindpunt toe. In dat laatste geval is Otten een meester in het wekken van een andere indruk. Juist dat ook de auteur meezoekt terwijl je hem leest, soms op z’n schreden terugkeert, een onderwerp een paar bladzijden later toch weer in een net iets ander licht bekijkt, juist dat maakt een essayist tot een essayist. Dat we niet weten waar we uit zullen komen en dat we vermoeden dat de auteur dat ook niet weet, dat is de charme van het essay. Daarom mogen essays elkaar ook tegenspreken, zelfs als ze uit dezelfde pen vloeien. Juist het open karakter laat ruimte voor een meanderen dat in anderssoortige teksten zou worden afgedaan als ongestructureerd, inconsequent en ongeconcentreerd. Meanderen ligt in het genre besloten.
 
In de sectie Berlijnse geloofsbrieven cirkelt Otten om het verhaal heen. Hoe hij altijd het verhaal nodig heeft om te zeggen wat hij wil zeggen. Hij is geen denker, geen filosoof, hij moet vertellen om tot iets te komen. En dat wat hij vertelt, zijn geenszins verhalen die oorspronkelijk zijn. Het zijn verhalen die afkomstig zijn uit het web van verhalen dat de mensheid om zich heen heeft gesponnen. In dat netwerk bevindt zich elk denkbaar verhaal. Er zijn niet zo veel varianten. Elk verhaal voert terug op een eerder verhaal, en zo kun je alleen maar opnieuw vertolken wat al bekend is. Otten ziet zichzelf als een vertolker van bestaande verhalen.
Maar vervolgens blijken de verhalen die Otten vertelt bijna altijd tot een inzicht te voeren. In het geval van de Berlijnse geloofsbrieven tot het benoemen van het wonder van de verplaatsing in een personage. Zonder dat we er erg in hebben kunnen we in de staat geraken die ons voor even doet samenvallen met het personage, kijken door zijn of haar ogen, zien wat hij of zij ziet, zonder dat wat we dan zien staat beschreven. Dat is niet alleen het talent van de lezer, maar ook het talent van de schrijver en het talent van het verhaal. De Heilige Drie-eenheid van de Verbeelding noemt Otten dat.
 
Natuurlijk is bij Otten het katholieke begrippenapparaat zelden ver weg, maar hij behoort gelukkig niet tot het bekrompen deel der kerk. Hij schrijft met evenveel plezier over de geplaagde huig van Linda Lovelace als over de Onbevlekte Ontvangenis. Geen onderwerp sluit Otten bij voorbaat buiten. Ook dat kenmerkt de essayist.
 
(Overigens maakte ik samen met Désanne van Brederode, Elma Drayer, Annet Mooij en Paul Schnabel deel uit van de jury die Otten bekroonde.)
 

Willem Jan Otten was gister te gast in het programma De avonden, tussen 22:00 en 23:00 uur op Radio 6. Beluister het hier.