In Onze Lieve Vrouwe van de Schemering, een bundel essays uit 2009, schrijft Otten: ‘Ook mijn eigen werk, of het nu een toneelstuk is, of een episch gedicht, of een roman, zelfs een essay is om te beginnen verhalend.’ Zelfs zijn essays beginnen bij het verhaal. Maar tegelijk zijn zijn essays klassiek in die zin dat bij aanvang de uitkomst nog niet vast lijkt te staan. Ook de auteur zelf zoekt binnen het bestek van de tekst naar wat hij wil zeggen, naar wat hij te vertellen heeft. Of misschien staat die uitkomst wel vast, werkt Otten naar een vantevoren vastgesteld eindpunt toe. In dat laatste geval is Otten een meester in het wekken van een andere indruk. Juist dat ook de auteur meezoekt terwijl je hem leest, soms op z’n schreden terugkeert, een onderwerp een paar bladzijden later toch weer in een net iets ander licht bekijkt, juist dat maakt een essayist tot een essayist. Dat we niet weten waar we uit zullen komen en dat we vermoeden dat de auteur dat ook niet weet, dat is de charme van het essay. Daarom mogen essays elkaar ook tegenspreken, zelfs als ze uit dezelfde pen vloeien. Juist het open karakter laat ruimte voor een meanderen dat in anderssoortige teksten zou worden afgedaan als ongestructureerd, inconsequent en ongeconcentreerd. Meanderen ligt in het genre besloten.
In de sectie Berlijnse geloofsbrieven cirkelt Otten om het verhaal heen. Hoe hij altijd het verhaal nodig heeft om te zeggen wat hij wil zeggen. Hij is geen denker, geen filosoof, hij moet vertellen om tot iets te komen. En dat wat hij vertelt, zijn geenszins verhalen die oorspronkelijk zijn. Het zijn verhalen die afkomstig zijn uit het web van verhalen dat de mensheid om zich heen heeft gesponnen. In dat netwerk bevindt zich elk denkbaar verhaal. Er zijn niet zo veel varianten. Elk verhaal voert terug op een eerder verhaal, en zo kun je alleen maar opnieuw vertolken wat al bekend is. Otten ziet zichzelf als een vertolker van bestaande verhalen.