Vanavond maakte ik voor het laatst radio. De avonden, het programma waar ik de afgelopen jaren bij betrokken was, staat op het punt te verdwijnen. De top is bereikt. Hier stopt het.

De radio en ik kregen voor het eerst iets met elkaar in 1986. Een goede vriendin draaide plaatjes bij RVZ in Amsterdam Noord, een zender die gevestigd was in een naargeestig flatgebouw, een zender waar ik veel naar luisterde om op de hoogte te blijven. Er werkte daar iemand die altijd de nieuwste platen had, nog voor iemand er in Oor of Vinyl over had geschreven. Zijn naam herinner ik me niet, maar wel dat hij platen opgestuurd kreeg uit Engeland. Er zat toen nog vertraging in het systeem; wat in Engeland allang uit was, verscheen pas een paar weken later in de pas verschenen-bak van platenzaak Boudisque.
 
De vriendin in kwestie was snel door haar lp’s heen, maar mijn voorraad was groot genoeg om weken vooruit te kunnen. Ik mocht mee en was eigenlijk meteen gewonnen voor het medium. De studio bestond uit een Dual-draaitafel, twee handmicrofoons, een mengpaneeltje dat afkomstig leek uit de boedel van Radio Herrijzend Nederland en een paar met gaffer tape bijeengehouden koptelefoons. De vriendin in kwestie deed de presentatie en ik vertelde tussendoor wat over de gedraaide muziek.
 
Toen de vriendin in kwestie haar interesse verloor in het programma, probeerde ik het van haar over te nemen, maar al mijn telefoontjes naar RVZ en al mijn brieven bleven onbeantwoord.
 
Een aantal jaren later kwam ik bij Radio AFM terecht, waar ik vrijwel de gehele jaren negentig radio heb gemaakt, in elke denkbare vorm. Reportages, studiogesprekken, muziekprogramma’s (Mortale), het literaire programma Wederzijds Respect (inderdaad, een afschuwelijke naam)… Wat ik op radiogebied kan, heb ik daar geleerd.
 
Ook toen al maakte ik radio over boeken, net als nu. Onlangs vond ik onderstaand stukje terug, uit het computerdagboek dat ik destijds bijhield. Profetisch en confronterend.
Zondag 19 december 1993
 
Het radiowerk weerhoudt me van meer serieuze activiteiten. Ik lees alleen nog boeken als ik de schrijver moet interviewen, wat betekent dat ik veroordeeld ben tot levende, Nederlandse schrijvers, en niet zelden ook tot de minder belangrijke. Thomas Mann is volgens zijn uitgever niet langer beschikbaar voor interviews.  
 
Zo komt het dat veel mooie boeken verstoffen in mijn kast. Ik heb de tijd niet ze te lezen, en dat terwijl ik zo graag zou willen.  
 
Nu ik de 25 ben gepasseerd heb ik een onheilspellend gevoel. Dit ben ik, daar verandert niets meer aan. Nu een schrijver die nooit iets afmaakt, voor altijd een schrijver die nooit iets afmaakt. Nu een besluiteloze jonge man, straks een besluiteloze oude man. Als ik me nu niet kan beperken tot een deelgebied, dan kan ik dat op mijn veertigste ook niet. Als ik nu de verleiding al niet kan weerstaan om alles en dus niks te doen, dan zal ik dat nooit kunnen. Ik heb er al zo vaak eerder over geschreven.  
 

Wat drijft me? Is het ijdelheid dat ik geen afscheid kan nemen van de radio? Waarom veroordeel ik mezelf tot permanente oppervlakkigheid? Want overal mee bezig zijn is alles oppervlakkig doen.