Hield Nabokov echt van dertienjarige meisjes? Was Thomas Mann echt verliefd op een Pools jongetje van tien? Of we nu graag roddelbladen lezen of toch liever 'Oorlog en vrede', het verlangen naar echtheid leeft in alle culturele regionen.

De kans is groot dat een deel van de lezers die tot hier zijn gekomen, dit punt hebben bereikt omdat in de kop wordt gesuggereerd dat hier wellicht een antwoord te vinden valt op twee vragen van de hoogste literaire orde.
 
De Amerikaanse schrijver Jay McInerney vertelde bij De avonden, het VPRO-radioprogramma dat eerdaags verdwijnt, over de ontstaansgeschiedenis van een kort verhaal dat hij onlangs had geschreven, opgenomen in zijn boek De laatste vrijgezel. De kiem voor het verhaal werd gevormd door een anekdote van twee zinnen. Een echtpaar, zij katholiek, hij joods. Elke keer als hij vreemdging, liet zij een kind aborteren. Meer dan dat wist de vrouw die het vertelde niet te melden. Gelukkig maar, zei McInerney. Als zij meer had geweten, dan hadden die twee zinnen nooit de kiem kunnen vormen voor een verhaal. Daarop vertelde hij over Henry James, die de gewoonte had zijn vingers in zijn oren te stoppen als iemand op het punt stond een interessant verhaal van te veel details te voorzien. Alleen in die intrigerende beknopte vorm kon het verhaal zijn verbeelding op gang brengen.
 
In dat opzicht zijn schrijver en lezer tegengesteld: de schrijver is voornamelijk geïnteresseerd in het fictionaliseren, de lezer neemt juist geen genoegen met de fictie en wil het verhaal ontfictionaliseren, het toetsen aan de werkelijkheid. Thomas Mann verbleef in een hotel in Venetië, zag daar daadwerkelijk een jong Pools jongetje, alleen liep hij hem niet na, maar verbond hij die kleine observatie met allerlei thema’s die hem op dat moment bezighielden. In elke Mann-biografie wordt aandacht besteed aan dat moment van conceptie, aan het onthullen van die biografische kern, hoe klein ook. Heeft de schrijver nog zo z’n best gedaan de werkelijkheid met de warme bout uit zijn fictie te strijken, komt er toch weer een lezer die wil weten wat er van waar is en wat niet. Een verlangen naar echtheid kortom.

Het is niet alleen de roddelbladenlezer die die behoefte voelt. Lezers in de hogere regionen leggen fictie maar al te graag langs de biografische meetlat. Nabokov verbleef in hotels als The Enchanted Hunter, beschreven in Lolita, alleen niet met een dertienjarig meisje. Maar toch willen we weten: was Nabokov erotisch geïnteresseerd in jonge meisjes. Die interesse, goed verstopt onder strikt literaire interesse, is niet veel minder verheven of verwerpelijk dan die van de roddelbladenlezer. We willen weten of Connie Palmen in haar boek Lucifer daadwerkelijk een beroemde componist heeft geportretteerd en of zij hem er werkelijk van beschuldigt zijn vrouw te hebben vermoord. In dit opzicht, dus voor zover het om de behoefte naar echtheid gaat, is er geen onderscheid tussen hoge en lage cultuur. De behoefte ficties te ontraadselen, terug te brengen tot de ogenschijnlijk pure grondstoffen waaruit ze zijn vervaardigd, is onder de lezers uit de hogere cultuur even groot als onder de lezers van roddelbladen, alleen het terrein waarop ze bevrediging van die behoefte najagen verschilt.