Een verzameling essays die ‘Deutsche Geist’ heet en voor het eerst is uitgegeven in 1940, dat moet wel een parade van door het nationaal-socialisme goedgekeurd gedachtengoed zijn. Dat is het niet. Eerder een milde daad van verzet.

De twee delen essays waar Deutsche Geist uit bestaat kreeg ik voor mijn verjaardag. Er staan stukken in van zeer uiteenlopende aard. Wetenschappers, dichters, filosofen, musici, een enkele beeldend kunstenaar, allemaal vertegenwoordigd in deze fors uitgevallen bloemlezing. Klassieke teksten, zoals die van Friedrich Schlegel over Goethe’s Wilhelm Meister, maar ook onbekende teksten, zoals van Adam Heinrich Müller, over de kunst van het horen.
 
Een paar namen ontbraken in de oorspronkelijke versie. Sigmund Freud, Thomas Mann, Hermann Hesse, allemaal verboden namen in 1940. Toch lukte het de twee delen te doen verschijnen. Toen het naziregime er iets aan probeerde te doen was het al te laat. De collectie leest als een mild protest tegen het nazibewind. Nergens openlijk overigens, anders was verschijning onmogelijk geweest.
 
De bloemlezing is samengesteld door Oskar Loerke, dichter en redacteur van uitgeverij Fischer, voor de oorlog het meest befaamde uitgeefhuis van Duitsland. Hij corrigeert er het werk van schrijvers als Thomas Mann, Alfred Döblin en Gerhart Hauptmann. Zijjn dagboeken lezen als een wie is wie van de Duitse literatuur. ‘Dinsdag was de jonge Keilson bij me,’ schrijft hij op 6 januari 1933. Loerke heeft net het manuscript - ‘mit sympatischem Eindruck’ - van Hans Keilsons roman Das Leben geht weiter gelezen. Hij wil het aanbevelen bij de uitgeverij. Keilson emigreerde later naar Nederland en overleed op 101-jarige leeftijd in Hilversum.

Een terzijde. Het gaat hier om Loerke. Hij schreef zelf essays, romans en vooral gedichten. Weinig van dat werk heeft overleefd, ook al wordt vaak gepoogd het te reanimeren met een herdruk. Loerke blijft een minor poet, schepper van moderne natuurlyriek die besloot tot een innere Emigration die hem uiteindelijk de kop kostte. Gearresteerd werd hij niet, maar het bewind van de nazi’s, die hij zag als de doodgravers van alles wat hij hoog achtte, ging hij aan kapot. Zijn dagboekaantekeningen bestaan aan het eind van zijn leven alleen nog uit vertwijfelde kleine zinnetjes. ‘Vroeger had het leven zin, omdat er toen nog leven was (…) Nu heeft het geen zin meer omdat het geen leven meer is.’ In 1941 overlijdt hij. Zijn hart begeeft het.