Virginia Woolf, Ezra Pound, James Joyce, Edgar Allan Poe... De Karolinska universiteit in Zweden heeft het nu ook wetenschappelijk bewezen: schrijvers kampen veel vaker met mentale problemen.

Normaal gesproken is de kans om schizofrenie te krijgen ongeveer een procent. Als de stoornis binnen het gezin voorkomt, dan is de kans twaalf procent. Schrijvers vormen een buitencategorie, zo blijkt uit het Zweedse onderzoek. De studie naar meer dan één miljoen patiënten toont aan dat er een statistisch verband bestaat tussen schrijven en schizofrenie.

Niet alleen schizofrenie komt vaker onder schrijvers voor, ook hebben ze relatief vaak last van stoornissen als depressie, angstsyndromen en verslaving. Met als mogelijk gevolg dat schrijvers twee keer zoveel zelfmoord plegen dan de gemiddelde burger.

In de literatuur wemelt het van de schrijvers van wie bekend is of beweerd wordt dat zij met geestelijke problemen en mentale kwellingen kampten. Antonin Artaud, Lord Byron, Paul Celan, Louis-Ferdinand Céline, Truman Capote, Charles Dickens, F. Scott Fitzgerald, Ernest Hemingway, James Joyce, Franz Kafka, Jack Kerouac, George Orwell, Fernando Pessoa, Sylvia Plath, Edgar Allan Poe, Ezra Pound, Marcel Proust, Leo Tolstoj, Tennessee Williams en Virginia Woolf: de lijst is even lang als indrukwekkend. Ze lieten literaire getuigenissen na van depressies en wanhoop.

De onttakeling en uitputting van geestelijke vermogens zijn weliswaar terugkerende en geliefde thema’s in de literatuur, het betekent niet dat die verhalen altijd aan mentale stoornissen zijn toe te schrijven. Het vooroordeel bestaat dat er bij schrijvers met een (te) grote verbeeldingskracht al snel een steekje los zit.

Het Zweedse onderzoek weerspreekt elke relativering. ‘Als hij maar geen voetballer wordt’, zong Boudewijn de Groot in 1973. Bezorgde ouders verbieden hun kinderen nu om later schrijver te worden.