'Canada', de zevende roman van Richard Ford, ontstond in 1989 als idee voor een kort verhaal over een jongen die de Canadese grens wordt overgebracht, omdat zijn ouders niet meer voor hem kunnen zorgen. Ford schoof het destijds terzijde. ‘Maar het bleef leven in mijn hoofd.’

‘Weet je,’ zegt hij, als Raymond Carver (1938-1988) ter sprake komt, ‘ik hield zo veel van hem, hij was zo’n goede vriend, dat ik het nooit vervelend zal vinden om in één adem met hem genoemd te worden. En als ze daarmee bedoelen dat ik in zijn schaduw stond? Prima. Hij was ook een betere schrijver dan ik. We waren allemaal ondersteboven van Raymonds verhalen.’
Richard Ford (1944) glimlacht. ‘Zelfs als hij niet zo’n geweldige vent was geweest, zou ik geen wrevel voelen. Het ligt niet in mijn aard mensen hun grootsheid kwalijk te nemen.’
Wat hem wel spijt. ‘Dat hem een voordeel is onthouden dat ik inmiddels wel heb gehad: bijna 25 jaar langer leven.’ In die kwart eeuw groeide Ford, die met zijn verhalenbundel Rock Springs (1987) nog tot Carvers dirty realism werd gerekend, uit tot een zelfstandige grootheid in de Amerikaanse letteren. Een schrijver van briljante korte verhalen en een romantrilogie rond het Elckerlyc-in-New-Jerseypersonage Frank Bascombe waarmee hij zijn reputatie vestigde als een gelijke van John Updike en Philip Roth. Met het eerste deel, The Sportswriter (1986), brak hij door; voor Independence Day (1995) ontving hij als eerste auteur zowel de PEN/Hemingway Award als de Pulitzer Prize en zes jaar geleden verscheen het waardige slot The Lay of the Land.

Vriesvak
Nu is er Canada. Zijn zevende roman, waarvan de kiem kort na het overlijden van zijn literaire mentor werd gelegd. ‘Ergens in 1989 begon ik in een afschuwelijk huurhuisje in Denton, Montana te werken aan een kort verhaal, terwijl ik wachtte tot een kleine roman die ik net had voltooid, Wildlife, terugkwam van mijn uitgever.’
Het ging over een jongen die de grens tussen Amerika en Canada werd overgebracht. ‘Omdat zijn ouders, om redenen die ik nog niet had uitgewerkt, niet meer voor hem konden zorgen.’ Het leverde elf handgeschreven pagina’s op, die Ford terzijde schoof en sindsdien niet meer heeft durven lezen. ‘Maar het idee bleef leven in mijn hoofd.’
Door de jaren heen scheurde hij af en toe een aantekening uit zijn notitieboekje met ‘Canada’ erboven, en deed die in een envelop in het vriesvak van zijn koelkast. ‘Dat is een oude gewoonte die ik heb overgenomen van mijn moeder, die tijdens de Grote Depressie opgroeide op het platteland van Arkansas. Ze woonden in houten huizen en waren altijd bang dat er brand zou uitbreken. Kostbare dingen bewaarden ze daarom in de koelkast, in de hoop dat ze daar gespaard zouden blijven. Dat doe ik nog steeds.’
Waarom hij de envelop tevoorschijn haalde? ‘I just kinda ran out of things to do,’ antwoordt hij met zijn nuchtere, zuidelijk Amerikaans klinkende stem. ‘En zoals Thoreau al zei: “Een schrijver is iemand die, omdat hij niets te doen heeft, iets te doen vindt.” The Lay of the Land was af, ik wist dat ik een volgende roman wilde schrijven… Dus ik dacht: dat oude materiaal heb ik nog liggen…’

Vertrouwd trerrein
Het werd in meerdere opzicht een terugkeer op vertrouwd terrein. Te beginnen bij het stadje Great Falls, Montana, decor van de eerste helft van het boek, waarover hij in de jaren tachtig vaker schreef. ‘Op de een of andere manier heeft Great Falls, vanaf het moment dat ik er toevallig op stuitte, altijd verhalen in me losgemaakt. Ik heb het gevoel dat ik er alles kan laten gebeuren. Het ligt in een adembenemend landschap, met in het westen de Rocky Mountains, in het oosten de Great Plains en de enorme Missouri River die er dwars doorheen snijdt. Vlakbij is er een luchtmachtbasis vol mensen die in mijn ogen intrinsiek interessant zijn, hun levens voortdurend aan veranderingen onderhevig en met oorlogen die op de achtergrond spelen. En het stadje zelf is een amalgaam van boerenleven en pioniersleven waar je indianen en handelaren vindt, rijke en arme gezinnen… Een perfect petrischaaltje voor het Amerikaanse leven.’
Dit keer ontmoet je er de vijftienjarige Dell Parsons, die in de openingszinnen zegt: ‘Eerst zal ik je vertellen over de diefstal die onze ouders pleegden. Daarna over de moorden, die later plaatsvonden.’
Die diefstal blijkt een bankoverval. Een onbezonnen actie, ondernomen omdat vader Bev aan een schimmig handeltje in gestolen vlees een geldschuld van 2000 dollar aan een bende criminele indianen overhield, die uiteraard op een ramp uitloopt.
Dat mag best onthuld, beaamt Ford. Want hoe levendig en spannend hij de aanloop, roof en nasleep ook beschrijft, om suspense was het hem niet in de eerste plaats te doen. ‘Het ging me om het feit dat je de ene dag een volstrekt normaal leven kunt leiden, en de volgende dag… niet meer.’

Beter leven
‘Romans draaien om het onthullen van de leugens van de conventie. En de conventie dicteert dat bankrovers criminelen zijn. Misdadigers. Mispunten, die dus ook wel beroerde ouders zullen zijn. Maar in werkelijkheid waren de meeste mensen die “slechte dingen” doen tot twee seconden daarvoor nog volkomen alledaags. Ik vraag me dan af: waarom zou je eraan beginnen? Wat deden ze de dag ervoor? Wat dachten ze toen ze naar die bank reden?’
In Dells reconstructie van de gebeurtenissen lees je dat. En het psychologische portret van zijn ouders is scherp en liefdevol. ‘Ze houden van hun kinderen en hebben ook van elkaar gehouden, al zijn ze niet voor elkaar geschapen.’
Bev is een ex-militair en sjacheraar die graag de charmante Southern gentleman speelt. Dat soort mannen kent de schrijver, geboren in Jackson Mississippi. ‘En ik mag ze wel. Types die niet de hele tijd willen laten zien hoe slim ze zijn, maar luchtig en amusant zijn. Als ik het vroeger slecht deed op school, wat altijd zo was, zei mijn moeder: O mijn God, was je weer de clown van de klas aan het uithangen?’ Neeva, zijn vrouw en tegenpool, is een Joodse (semi-)intellectuele die zich gevangen voelt in een provinciaals bestaan. ‘Ze is een serieuze ziel die een afschuwelijk fout maakte toen ze jong trouwde en haar gecultiveerde grotestadsleven achter zich liet.’
Wat ze gemeen hebben en hun ondergang wordt, suggereren we, is de overtuiging dat ze recht hebben op een beter leven.
Ford zwijgt even. ‘Daar heb ik nooit bij stilgestaan, maar het is absoluut waar. Bev vindt dat hij gewaardeerd moet worden, omdat hij min of meer als held uit de Tweede Wereldoorlog is gekomen. Dat hem daarom bepaalde kansen en de mogelijkheden toekomen. En als hij ze niet krijgt, dan probeert hij ze af te dwingen. Wonderlijk. Dat oer- Amerikaanse idee dat life, liberty and the pursuit of happiness grondrechten zijn, zit blijkbaar zo ingebakken dat ik er niet eens meer over nadenk.’

‘Ik voelde me op mijn gemak bij deze manier van vertellen – een adolescente jongen die praat over het familieleven – maar vroeg me wel af: wordt het geen herhalingsoefening? Of kan ik die oude gereedschappen oppakken en er dieper mee graven?’

Richard Ford

Bevrijd
Nog belangrijker dan de overwegingen van de ouders zijn in Canada de ingrijpende gevolgen die hun daden hebben voor Dell en zijn tweelingzus Berner, praktisch en mentaal. Een opvallende scène in dat verband is de eerste bijna jolige avond die ze, na de arrestatie van Bev en Neeva, alleen thuis doorbrengen. ‘Ik wilde niet dat alleen maar somber zouden zijn en liepen te huilen, want dat verwacht je als lezer. Niet erg interessant dus. Dus ik dacht, weet je wat: I’ll make them happy!’
Brede lach. Dan ernstiger: ‘Waarschijnlijk is het allemaal terug te voeren op het moment dat mijn vader stierf, toen ik zestien was. Een van de dingen waarover ik me jarenlang een beetje schuldig heb gevoeld, is ik me, hoe erg het ook was dat hij veel te jong doodging, toen ook bevrijd voelde. Omdat hij geen invloed meer zou hebben op mijn toekomst. Mijn vader was een ongeschoolde country man, die aan niets anders dacht dan zijn vrouw, zijn kind en zijn werk. Allemaal dingen waar ik helemaal niet over wilde nadenken. En het leven dat ik uiteindelijk wel ging leiden – studeren, schrijven – was in mijn familie ondenkbaar. Wat dat me al jong heeft geleerd, is dat wat je “hoort” te voelen in verdriet of rouw niet altijd is wat je daadwerkelijk voelt.’
Aan het tweede deel van Dells verhaal (waarin hij, min of meer, wordt opgevangen door de mysterieuze hoteleigenaar Arthur Remlinger en de aangekondigde moorden plaatsvin den), komen we nauwelijks meer toe. Al legt Ford nog wel uit waarom juist Canada zijn gemarkeerde toevluchtsoord werd: ‘Wat me in dat land fascineert, is dat het ondanks alle gelijkenissen onder de oppervlakte zo fundamenteel anders is dan Amerika. Je voelt het in het tempo van het leven, de houding van mensen. America is always pounding on you. Andermans rechten, andermans auto’s, andermans bezit… je botst voortdurend tegen dingen op. En hoe aardig en hoffelijk mensen ook kunnen zijn, er schemert altijd iets van conflict en tweestrijd door, van wat de dichter Emerson “the infinite remoteness that seperates us all” noemde.’

Afwijkende stem
Canada is tolerant en ontspannen. Eerder een plek om je evenwicht te hervinden. ‘Voor Dell in elk geval genoeg om zijn verhaal te vertellen zoals hij dat doet. Wat, als je zulke dingen zijn overkomen, misschien wel het hoogst haalbare is. Je kunt ze niet ongedaan maken, maar wel de volgende stap zetten. En al volgende stappen zijn de stappen “erna”.’
Tot slot hebben we het nogmaals over de opvallende overeenkomsten in thematiek en stijl tussen deze roman en zijn vroege werk. ‘Die waren fijn en zorgelijk tegelijk,’ zegt hij. ‘Ik voelde me op mijn gemak bij deze manier van vertellen – een adolescente jongen die praat over het familieleven – maar vroeg me wel af: wordt het geen herhalingsoefening? Of kan ik die oude gereedschappen oppakken, en er dieper mee graven? Heb ik iets nieuws te zeggen, op een nieuwe manier?’ Misschien koos hij mede daarom voor die knappe, afwijkende stem. Meestal is Dell als vijftienjarige aan het woord, soms lees je zijn overpeinzingen als hij vijftig jaar later terugkijkt. ‘Af en toe wilde ik het proza optillen, putten uit het taalgebruik van een ouder iemand. Mijn voornaamste uitdaging was dat geloofwaardig maken.’ Gewaagd. ‘Maar, ach, iedereen weet dat een roman kunstmatig en verzonnen is, dus als je een verteller wilt introduceren die tegelijkertijd een puber en 65 is, staat niets je in de weg. Als je het maar goed doet, staat de lezer alles toe.’

Luister hier naar het gesprek dat Maarten Westerveen met Richard Ford voerde over zijn roman 'Canada', zoals uitgezonden in De Avonden op 5 oktober 2012.