‘Het verhaal zichzelf laten vertellen.’ ‘Iets universeels bereiken en zo de anekdotiek overstijgen.’ ‘Door te liegen bij de waarheid uitkomen.’ Als schrijvers over schrijven praten, lijken het soms wel tovenaars. En toch (of juist daardoor) gaat het nooit vervelen om schrijvers te horen oreren over hun ambacht. Wat ze te zeggen hebben lijkt op een onverklaarbare wijze altijd bijzonder urgent en waar.

Om het denken over literatuur aan te scherpen, als advies bij literaire aspiraties, maar bovenal omdat schrijvers die over het schrijfproces praten zelden vervelen: wij wijzen je graag op enkele video’s die wij op Bigthink.com aantroffen, een Amerikaans blog met aanbevelingen van vooraanstaande denkers.

Te beginnen met tovenaar Salman Rushdie. Hij probeert al liegend tot de waarheid te komen en legt dat als volgt uit: ‘Madame Bovary en een vliegend tapijt zijn op dezelfde manier onwaar. Het gaat erom ze geloofwaardig te maken.’

Nathan Englander houdt het bij de dooddoener ‘write what you know’, zij het met de connotatie dat je veel meer kent dan je denkt. ‘Je kan al schrijven als je ooit naar een Atari 600 hebt verlangt. Want of je nu verlangt naar een spelcomputer of naar een dode geliefde, verlangen is verlangen.’

Jonathan Safran Foer ziet het iets complexer. Een roman schrijven is naar zijn belevenis verschrikkelijk moeilijk, omdat niemand antwoord kan geven op de vraag wat een roman nu eigenlijk is.

Ook Orhan Pamuk heeft zichtbaar last van onoplosbare kwesties. Is het goed genoeg, is het interessant genoeg? Zijn remedie: pak je notitieboekje en schrijf het van je af.

Margaret Atwood zweert eveneens bij notitieboekjes. Ze praat misschien wat monotoon, haar ideeën zijn verfrissend. ‘Met een notitieblokje op zak hoef je bij een geniale ingeving jezelf niet met een mes in het been te kerven.’

Volgens Isabel Allende is het bovenal zaak om veel te oefenen. Haar advies aan jonge schrijvers: schrijf 20 pagina’s en bewaar er eentje.

De boodschap van John Irving voor jonge schrijvers is zowaar nog verontrustender. Hij vertelt dat hij zijn debuut uit 1968 nu nooit meer zou zijn uitgegeven. ‘Als ik een jonge schrijver was, zou ik in de verleiding komen mezelf voor de kop te schieten.’

Paul Auster houdt moed. Hij bestrijdt Philp Roth's roemruchte bewering dat de roman een stervend dier is. ‘Mensen zijn altijd hongerig naar verhalen. Denk alleen al aan hoe belangrijk de verhaaltjes voor het slapengaan waren in je kindertijd.’