Op de vlucht voor het benauwende Nederland voer J. Slauerhoff twee jaar als scheepsarts op de Java-China-Japan Lijn. Hij leerde Hongkong haten en Macau beminnen. ‘De balling leeft ergens duizend mijlen ver.’ Reis in een vervaagd voetspoor.

Wat kan karakterloze efficiency een verademing zijn. Na twaalf uur vliegen sta je, lichtelijk suizend van de jetlag, op het hypermoderne Chek Lap Kok Airport. Snel je koffer van de band, de borden volgen en met de moderne Mass Transit Railtrein ben je in 24 minuten in de wijk Central, hartje Hongkong. Even een douche nemen en dan de Aziatische ochtend in, anders gaat het helemaal mis met je dag-en-nachtritme.

‘Hongkong heeft alles wat een ideale vestiging behoeft. Havenaanleg, ligging, natuur. Klimaat zeer mild, het eiland schoon, zeer bewoonbaar, onneembaar.’

Aldus Jan Jacob Slauerhoff in zijn dagboek. Het is een van de spaarzame keren dat hij zich positief over de toenmalige Britse kroonkolonie uitliet.
Slauerhoff deed Hongkong tussen 1925 en 1927 verschillende keren aan, toen hij scheepsarts was aan boord van de stoomschepen van de Java-China-Japan Lijn, een Nederlandse rederij die vrachten passagiersdiensten verzorgde tussen Nederland, Nederlands-Indië en Oost-Azië.
De afgelopen twaalf uur, gedurende de vlucht van Amsterdam naar Hongkong, is hij mijn reisgenoot geweest, althans in papieren vorm. Het laat zich raden dat de man die zelfs reizen op een stoomschip maar behelpen vond – het echte varen ging uiteraard per zeilschip – de vliegreis een bezoeking had gevonden.

Ontsnappen
Slauerhoff (1898-1936) had een afkeer van de sporen van westerse moderniteit die hij overal in Hongkong aantrof, en met name van de cultuur van zakendoen en geldverdienen die er heerste. ‘Ik haatte Hongkong met zijn emporiums en stapelplaatsen, mansionhouses en duizend zeekastelen, die daar drijven in de wijde blauwe baai.’ Toegegeven, hier spreekt de naamloze marconist uit Slauerhoffs roman Het verboden rijk, maar de schrijver zelf was het geheel met zijn personage eens.
Hij was gaan varen om de verstikkende Nederlandse kleinburgerlijkheid te ontsnappen, maar kreeg er in Hongkong, zo vond hij zelf, al te vaak de Britse kleinburgerlijkheid voor terug.
Inmiddels is Hongkong alweer vijftien jaar kroonkolonie af en zijn de Britse invloeden snel verbleekt. Maar de zakelij ke, geheel op geldverdienen gerichte mentaliteit is er niet minder op geworden.
Integendeel.
Op de avond van mijn eerste dag in Hongkong ontmoet ik Michael Poon, een modieus geklede, jeugdig ogende dertiger die representatief lijkt voor zijn generatie en eigenlijk voor de hele Special Administrative Region, want dat is de titel die Hongkong voor die van kroonkolonie in de plaats kreeg. Michael is goedlachs, heeft zijn mobieltje op de juiste plaats en een creditcard van goud. Zijn vriendin zeurt al jaren wanneer de twee nu eindelijk eens gaan samenwonen en hij ziet de bui – roze of lichtblauw – al hangen. ‘Ik wil van mijn vrijheid genieten en geld verdienen,’ geeft hij eerlijk toe.
Ik spreek Michael op een locatie waar hij zich uitstekend op zijn gemak voelt: Ozone. Ozone is gevestigd op de 118de verdieping van het Ritz-Carlton Hotel in Kowloon, het vasteland van Hongkong, en mag zich daarmee de hoogste bar ter wereld noemen. De inrichting is fabuleus, plafonds versierd met mozaïekpatronen, metershoge wokkelvormige dan wel conisch uitlopende kunstwerken die zorgen voor de verlichting, een marmeren bar en fraaie houten vloeren. En dan natuurlijk met uitzicht op de baai en op Hongkong Island en de befaamde uitkijkheuvel The Peak.

Puriteinse geest
De volgende dag ga ik, getipt door Michael, op zoek naar het Hongkong waar Slauerhoff misschien nog iets van zou herkennen. In de wijk Sheun Wan bevinden zich kleine winkeltjes, eethuisjes en wet markets die vooralsnog aan de sloopkogel hebben weten te ontsnappen. Hier kun je uitstekende dim sum eten voor een habbekrats, traditionele milk tea drinken die wordt gezeefd in een soort nylonkous, verse groenten, vlees en vis kopen. ‘De mensen gaan hier doorgaans tweemaal per dag naar de markt,’ had Michael verteld. ‘Een keer voor de lunch en een keer voor het avondeten. De rijkeren sturen hun Filippijnse dienstmeisjes. Alles moet kakelvers zijn.’ Het is een herrie van jewelste bij de marktstalletjes, waar geen product lijkt te worden verkocht zonder keiharde onderhandelingen over de prijs. Dit zou Slauerhoff toch mooi moeten hebben gevonden. Het is echter de vraag hoeveel van het oude Hongkong, dat de laatste decennia in hoog tempo is verdwenen, destijds door hem is aanschouwd. In een artikel in het Indische dagblad De Locomotief schreef hij in 1927 eerlijk: ‘Het is een eeuwig misverstand dat de zeeman vreemde landen kent. Hij komt er wel, maar hij ziet ze niet, tenzij ’s nachts wanneer alle katjes grauw en alle danshuizen verlicht zijn.’ En van danshuizen moest Hongkong het in zijn tijd, anders dan bijvoorbeeld Shanghai, niet hebben. De schrijver weet het aan de Engelsen en hun puriteinse geest.
Veel positiever was Slauerhoff over de Portugese kolonie die slechts vijfenzestig kilometer verderop lag: Macau. In de jaren twintig van de vorige eeuw was dit een wegkwijnend schiereilandje dat geheel schuil ging achter de brede rug van Hongkong.
Slauerhoff, mismoedig: ‘Hongkong neemt Macau alle schepen af, alle toeristen, alle glorie die handel en welvaart geven. En laat de geminachte, de in verval geraakte, wat het zelf niet heeft: een levend verleden, een uitzicht dat verder reikt dan tot grillige eilanden en wonderlijk verlichte kimmen; een uitzicht tot diep in de zeventiende eeuw, ongehinderd door alles wat de twintigste zo hinderlijk luidruchtig eigen is: dokken, mailsteamers, ferry’s, lichters, arsenalen. Nee, geen enkel schip, niet de ellendigste tramp stoomt door naar Macau, eertijds de grootste haven van Oost-Azië.’

Casino’s en troostmeisjes
Ten tijde van Slauerhoff duurde de boottocht van Hongkong naar Macau vier uur. Vandaag de dag doet de jetfoil er vijftig minuten over. Het is niet de enige verandering. Al ongeveer halverwege de tocht wordt mijn mobiel geteisterd door een waar bombardement van sms’jes waarin de 33 casino’s van het schiereiland zich aanprijzen als de kortste weg naar rijkdom en geluk.
Het ooit zo genegeerde Macau ontvangt tegenwoordig jaarlijks 25 miljoen bezoekers, waarvan ongeveer 70 procent afkomstig is van het Chinese vasteland en de meeste anderen uit Hongkong. De reden: Macau is de enige plaats in China waar je mag gokken. Die traditie gaat terug tot de jaren 1850. Het economisch belang van de casino’s werd zo groot dat de Chinezen ze bij de overname in 1999 maar hebben gelegaliseerd.
Bij aankomst in de haven staan er hagen mensen in dierenkostuums en glunderende meisjes in kleurige jurkjes, die allemaal slechts één doel hebben: je zo snel mogelijk aan de roulette, blackjack, poker, fruitmachine of – het populairst van allemaal – baccarat te krijgen. Mocht het in het casino tegen zitten dan zijn er weer andere meisjes die troost bieden, want ook over prostitutie wordt in Macau niet moeilijk gedaan.
Kwam het door de aanwezigheid van vermaakhuizen en niet-zo-grauwe katjes dat Slauerhoff zich zo tot Macau voelde aangetrokken? We kunnen het de eenzame scheepsarts moeilijk euvel duiden, maar zelf hield hij het vooral op de aangename sfeer van verval die er in zijn tijd in Macau heerste. In zijn aantekeningen beschrijft hij hoe hij zich, wandelend door de stad, op het Iberisch Schiereiland waant en hoe verguld hij daarmee is. De Britse invloeden in Hongkong verfoeit hij, maar de Portugese aanwezigheid in Macau vervult hem met genoegen. ‘Het ontstaan van de stad is legendarischer dan dat van Rome’, dweept hij, om elders bijna genoeglijk te concluderen: ‘Zelfs een haven zal Macau niet uit zijn doodsslaap wekken.’ Ach ja, Cees Nooteboom schreef het al: ‘Geen Nederlandse dichter heeft de essentie van de fado beter begrepen dan Slauerhoff.’

Grot van Camões
Een kleine eeuw later levert de korte reis van Hongkong naar Macau nog altijd een kleine cultuurschok op. Bijna niemand spreekt Engels. Je wandelt hier door avenida’s, travessa’s, rua’s, over largo’s. Oersymbool van Macau is de São Paulo. Ooit was dit een fraaie kerk, maar sinds een brand in 1835 resteert slechts de façade. Slauerhoff zag de ruïne als een symbool van zijn zwerftochten.
Vanaf hier begint een aantrekkelijke wandeling door de oude Portugese binnenstad, die aanzienlijk kleinschaliger blijkt dan Hongkong. Ik slenter door straatjes met Portugese en Chinese naambordjes in azulejos-stijl. Links en rechts bevinden zich aftandse kleine meubelmakerijen, fietsenmakers en neringen waarvan aard en bedoeling mij ontgaan. In een ervan zitten drie oudere mannen en een vrouw mahjong te spelen. Verderop passeer ik pluizige vogelwinkeltjes, een pijpenla waar ze etalagepoppen verkopen en stalletjes met verse vis. In de verte, hoog boven de taferelen die je in het verleden doen wanen, torent het uit glas en staal vervaardigde veervormige Grand Lisboa Casino.
Ten slotte is daar de Jardim Luís de Camões. In dit park, vernoemd naar Portugals grote zestiende-eeuwse dichter, bevindt zich de Grot van Camões. Het is onzeker of Camões echt in Macau is geweest, maar het verhaal wil dat hij er twee jaar in ballingschap leefde en er zijn meesterwerk Os Lusíadas (De Lusiaden) voltooide. De grot is een door mensenhanden gemaakt eerbetoon aan de dichter, maar wordt ook wel zijn woning genoemd. Slauerhoff, die zich bij de grot liet fotograferen, schrijft: ‘Het was niet gemakkelijk te vinden, vele kronkelstegen en trappen moest ik door, voordat ik de plek vond. Waar hij schreef, ik zeg niet leefde, want ik ken zelf de ballingschap te goed en weet dat de balling leeft ergens duizenden mijlen ver.’
Het lijdt geen twijfel dat Slaeurhoff zich sterk met Camões identificeerde. Hij maakte de dichter een van de twee hoofdpersonen van Het verboden rijk, en liet hem uiteindelijk met de andere – de naamloze marconist – samensmelten.
Ik wandel verder door het park. Op een bankje, achter een lezenaar met bladmuziek, zit een bejaarde man. Hij bespeelt een erhu, een tweesnarig strijkinstrument, en zingt erbij. Fado is het niet, maar zijn klanken doen de zwoele lucht tintelen van melancholie.

Van 10 t/m 25 november vindt in Utrecht Festival Literaire Meesters plaats, ditmaal gewijd aan J. Slauerhoff.
 

Van 10 t/m 25 november vindt in Utrecht Festival Literaire Meesters plaats, ditmaal gewijd aan J. Slauerhoff.

In de week van 12 t/m 16 november schenkt Cultura24 volop aandacht aan deze Nederlandse dichter en scheepsarts. Elke avond vanaf 20:00 uur.

In het programma De Avonden waren twee van de organisatoren van Literaire Meesters te gast, Michaël Stoker en Alain Balistreri, en Slauerhoff-kenner Arie Pos. Dat gesprek is hier te beluisteren.