In 'A Sense of Direction' van Gideon Lewis-Kraus loopt de auteur met een vriend de pelgrimsroute naar Santiago de Compostela. Veertig dagen duurt de tocht, met Gideon en Tom als geestig babbelend duo in een moderne roadnovel.

A Sense of Direction van de Amerikaan Gideon Lewis-Kraus (1980) is deels een filosofisch reisverslag van drie pelgrimages, deels zo’n persoonlijk verhaal dat met ‘memoir’ wordt aangeduid. En op het eerste gezicht is het een boek waaraan je makkelijk een bloedhekel zou kunnen krijgen. Dat begint al op de achterflap, waar Gary Shteyngart (geweldige schrijver, maar ook een die op zijn website vier pagina’s wijdt aan ‘The Collected Blurbs of Gary Shteyngart’) jubelt: ‘Als David Foster Wallace Eten, bidden, beminnen had geschreven, was dat misschien in de buurt gekomen van de avonturen van Gideon Lewis-Kraus.’ Pakkend zinnetje, dat evenwel ook twee levensgrote redenen tot scepsis bevat. Want was Eten etc. niet die ‘spirituele’ bestseller van Elizabeth Gilbert die zich liet samenvatten als ‘Zoek jezelf, vind een aantrekkelijke Braziliaan’? En Foster Wallace? Met hem word je tegenwoordig vergeleken zodra je een boek schreef dat ook maar vagelijk postmodern of ironisch, hip intellectualistisch of, met dank aan diens Infinite Jest (1996), gewoon heel dik is. Combineer ze, en in je hoofd gaat vanzelf het oeverloos-wijsneuzig-navelstaren-met-eenromantisch-sausje-alarm af. En dat alarm wordt niet eens direct tot zwijgen gebracht als je begint te lezen.

Luxeproblemen
In de proloog wordt de schrijver in 2009 telefonisch herinnerd aan een belofte aan een vriend. Na vier dagen in de stad Tallinn in Estland, waar schrijver/journalist Tom [Bissell] ging wonen om zich op zijn werk te concentreren maar voornamelijk nachtclubs bezoekt ‘met toekomstige Baltische dictators’ en vrouwen verovert, heeft Lewis-Kraus in een dronken bui ingestemd met een roekeloos plan: ze gaan samen de Camino de Compostela lopen, de 800 kilometer lange voettocht naar Santiago.
Het waarom leest als een minikroniek van een vervroegde midlifecrisis. Op zijn 27ste verruilde hij San Francisco voor Berlijn, hongerend naar opwinding en de vrijheid te doen en laten wat hij wilde. Aanvankelijk beviel dat bohemienbestaan uitstekend: hij bezocht housefeesten met installatiekunstenaars en avant-gardistische theatermakers en genoot van het verplichtingloze hedonisme. Maar na twee jaar was de glans er behoorlijk af. Ging het ooit nog wat worden met zijn sluimerende schrijversdroom? En als alles kon maar niets hoefde, hoe wist je dan wat je echt wílde met je leven? Kortom: Lewis-Kraus voelde zich zo richtingloos dat die routepijltjes in Noord-Spanje ineens verdomd aanlokkelijk klonken.
Dat hij kan schrijven, is tegen die tijd wel duidelijk. Dat A Sense of Direction (ondertitel: ‘Pilgrimage for the Restless and the Hopeful’) meer is dan een verzameling charmant geformuleerde luxeproblemen, merk je pas gaandeweg. Hoe origineel en onderhoudend; hoe eerlijk en, uiteindelijk, wijs. En hoeveel de particuliere worstelingen van deze geprivilegieerde aartsneuroot te zeggen hebben over universele kwesties als zingeving en authenticiteit, volwassenwording en de lusten en lasten van (familie)relaties.

Paradijsvogels
Veertig dagen duurt de tocht, met Gideon en Tom als geestig babbelend duo in een moderne roadnovel. ‘Gideon, we zijn twee uur onderweg op onze tweede dag,’ zegt Tom als zijn reisgenoot dan al jubelt dat hij de Camino nóg een keer wil lopen. Als Bissell, geplaagd door blaren als ‘merengues van pus’, even later melodramatisch oreert: ‘Elke dag is een volgend pad geweest naar ongelooflijke pijn’, luidt het onvermijdelijke antwoord: ‘Tom, we zijn vijf uur onderweg op onze tweede dag.’ Ze maken elkaar belachelijk om de eindeloze aantekeningen die ze maken voor e-mailbulletins aan het thuisfront, kibbelen en maken het weer goed, terwijl ze bij elke gelegenheid hun Facebook-pagina bijwerken.
Beschrijvingen van kerkinterieurs en cultuurhistorische uitwijdingen zijn schaars. Een monument beschrijft hij als ‘something or other commemorating the glorious victory or death of someone or other’. Maar waar hij zijn journalistieke oog wél op richt, schetst hij haarscherp. De internationale paradijsvogels die ze onderweg ontmoeten, allemaal met hun eigen (meestal niet-religieuze) redenen om er te zijn, en de wonderlijk hechte gemeenschap die ze tijdelijk vormen. De etiquette die evengoed voorschrijft dat je je op elk moment van elkaars gezelschap kunt ontdoen met een welgemeend ‘Buen Camino’. Of de weldadige ongemakken van de albergues langs de route. Fijne running gag: het gefoeter op de zweverig aangelegde auteur van een meegezeulde reisgids.
Die persoonlijke, mildironische reportagestijl doet inderdaad (!) wel wat aan David Foster Wallace denken; niet aan de experimentele romancier, maar de auteur van non-fictie als A Supposedly Fun Thing I’ll Never Do Again (1997), met dat hilarische verslag van zijn reis op een cruiseschip. Net als Lewis-Kraus’ vrolijk voortratelende verhandelingen over, pakweg, het verschil tussen middeleeuwse en moderne pelgrims (de reis als ontsnapping aan alledaagse beperkingen versus de voettocht als zelfopgelegde beperking die bevrijdt van overstelpende keuzemogelijkheden) of de runner’s high-achtige bevrediging van het simpele lopen-om-te-lopen.
In het volgende deel komen veel van dezelfde elementen terug. (De schrijver heeft de smaak te pakken en begint aan een tweede, minder bekende bedevaartstocht langs 88 tempels op het Japanse eiland Shikoku.) Maar vervelen gaat het nauwelijks. Omdat er genoeg verschillen zijn, van de hier meestal bejaarde pelgrims en hun complexe rituelen tot het feit dat hij deze církelgang grotendeels alleen aflegt. Door de kleine openbaringen onderweg – hoe levendig en gericht op de positieve aspecten zijn herinneringen aan de Camino zijn, bijvoorbeeld. Of dat iets dat je wilt gaan beschouwen als iets dat je van jezelf móet, je indolentie kan doorbreken. Maar de belangrijkste attractie is dat de relatie met zijn vader een steeds grotere rol gaat spelen.

Confrontatie
Die vader is een rabbijn die, toen hij 46 was en zijn zoon negentien, uit de kast kwam als homoseksueel en het gezin verliet. De schok daarvan verwart Lewis-Kraus nog steeds. Hij is kwaad om de overgave waarmee zijn vader zich op zijn nieuwe levensstijl stortte, zijn verantwoordelijkheid voor veroorzaakte pijn ontlopend met het argument dat hij ‘geen keus had’. En hij is bang. Bang dat hij het product is van een betreurde vergissing én dat hij, net als pa, gevangen zal komen te zitten in een leven dat hij nooit wilde.
Waren de Spaanse en Japanse pelgrimages en zijn jaren in Berlijn manieren om dat lot en zijn vader te ontlopen, tijdens een laatste reis gaat hij de confrontatie aan. De twee trekken, samen met broer Micah, naar de plaats Ulan in Oekraïne, waar tienduizenden chassidische joden op Rosj Hasjana vergeving komen vragen voor onrecht dat ze anderen aandeden. Tegen dat tamelijk bizarre decor voeren ze de gesprekken die nooit gevoerd werden. Tot een grote catharsis leidt dat niet, gelukkig. Wel tot het inzicht dat het leven ingewikkelder in elkaar zit dan schuld-en-boete, berouw-en-vergiffenis. En tot een ontroerende finale van een innerlijke zoektocht, net als de verteller onmogelijk egocentrisch en innemend en briljant tegelijk, die je ademloos volgt.

Gideon Lewis-Kraus: A Sense of Direction – Pilgrimage For the Restless and the Hopeful (Riverhead Books, imp. Penguin)