In dit Dickensjaar wordt de wellicht grootste romancier aller tijden in alle toonaarden herdacht en geprezen. De biografie 'Charles Dickens: A Life van Claire Tomalin' is weliswaar de zoveelste, maar ook een ‘ideale eerste introductie’.

‘Hij was iemand die zo barstte van het leven dat het onmogelijk leek dat hij kon ster- ven,’ schreef de Amerikaanse dichter Henry Longfellow in juni 1870. Een zin die je, uiteraard, alleen aan het papier toevertrouwt wanneer het tegendeel is bewezen.
In Londen trokken op datzelfde moment duizenden aanbiddende lezers langs zijn open graf in de ‘Poets’ corner’ van Westminster Abbey, zijn lichaam overstelpend met bloemen. En in Amerika? ‘Ik heb nog nooit meegemaakt dat de dood van een schrijver zo’n algemene rouw veroorzaakte,’ aldus Longfellow. ‘Het is niet overdreven te stellen dat het hele land in smart is gedompeld.’ Kortom: het kon wel. De grootste Victoriaanse romancier, en volgens velen de grootste romancier aller tijden, was niet meer.
Had zijn Amerikaanse vriend gelijk gekregen, dan had de onsterfelijke Charles Dickens (1812-1870) op 7 februari a.s. zijn tweehonderdste geboortedag gevierd. En, zoals het cliché wil, dát zullen we weten.
In Groot-Brittannië zijn ze al maanden in de ban van het jubileum. Alleen al in Londen werden drie tentoonstellingen geopend: in The British Library (A Hankering After Ghosts: Dickens and the Supernatural), de National Portrait Gallery (Charles Dickens: Life and Legacy) en het Museum of London. Daar wordt, op het groots opgezette Dickens and London, de sfeer van de dickensiaanse hoofdstad gerecreëerd in de vorm van schilderijen, foto’s en kostuums. De manuscripten van Bleak House en David Copperfield zijn er te bewonderen. En volgens een raadselachtige persberichtzin komen ‘in een innovatieve audiovisuele ervaring het bureau en de stoel tot leven waaraan Dickens zijn grootste werken schreef’.
Ondertussen opende de BBC een waar spervuur aan radio- en televisiedocumentaires, werd de nieuwe dramaserie Great Expectations gelanceerd en zijn er nog talloze producties op komst. En terwijl van die laatste roman dit jaar nog een bioscoopverfilming op stapel staat, met Helena Bonham Carter als Miss Havisham, komt de internationale herdenkingskoorts de komende maanden pas goed op temperatuur. Festivals, lezingen en filmvertoningen in Griekenland en China, in Zwitserland en op de Filippijnen... In juni wordt in Houston, Texas zelfs een ‘Dickens Half-Marathon’ gelopen!
Dan mag managementgoeroe Ben Tiggelaar vanaf zijn boekposter de boodschap ‘Dit wordt jouw jaar!’ verkondigen, één blik op de overzichtswebsite www.dickens2012.org maakt duidelijk: 2012 wordt toch echt het jaar van ‘de Great Boz’.
Je hoeft gelukkig niet alle evenementen te bezoeken, natuurlijk. Maar aan de andere kant: het leven en werk van de man zijn zo boeiend, dat overkill in dit geval haast onmogelijk is. Dat bewijst ook de nieuwe biografie die Claire Tomalin erover publiceerde. Haar Charles Dickens: A Life sluit aan in een lange rij. Hij is niet zo compleet als Michael Slaters Charles Dickens (2009) en ook niet zo tegendraads en bij vlagen knettergek als Peter Ackroyds kolossale Dickens (1990). En toch is het fijn dat-ie er is. Omdat dit fraai uitgegeven boek, met vierhonderd soepel geschreven bladzijden, als ideale eerste introductie kan dienen; omdat de vaart ervan perfect past bij het hectische bestaan dat hier wordt beschreven en vooral omdat Tomalin geen overmatig eerbiedige toon aanslaat. In haar analyses van zijn werk kan ze lyrisch zijn, maar ook genadeloos nuchter. (Voor zijn eendimensionale vrouwelijke personages heeft ze bijvoorbeeld héél weinig geduld.) En al is haar Dickens charmant en briljant, energiek en sociaal bewogen, ze is allerminst blind voor zijn schaduwzijden.

ADHD-genie
Allereerst is er natuurlijk het verhaal van zijn jeugd. Geboren in Plymouth als zoon van een havenklerk die, met zijn chronische geldgebrek, niet alleen model stond voor de goedhartige karikatuur Mr. Micawber, maar ook zijn leven tekende. Hij zorgde ervoor dat Charles op zijn twaalfde, toen pa wegens schulden in de gevangenis zat, moest gaan werken in een schoensmeerfabriek en zonder gedegen opleiding de wereld in werd gestuurd. Vanaf zijn vijftiende verdiende hij de kost als kantoorklerk en sappelend (rechtbank)verslaggever.
Maar, hoe zwaar ook, die ervaringen werden wel de bron van zijn levenslange empathie voor de armen én zijn tomeloze werklust. Die laatste was, vanaf het moment dat hij op zijn vierentwintigste The Pickwick Papers publiceerde, werkelijk verbijsterend. Hij leverde zijn meesterwerken, in feuilletons van 7500 woorden, aan de lopende band af: aan Oliver Twist was hij in 1837 al begonnen toen de slot- aflevering van Pickwick nog niet eens in de krant stond, om vervolgens vrolijk tegelijkertijd Nicholas Nickleby te scheppen. Hij schreef journalistiek werk als redacteur en oprichter van een hele reeks kranten en tijdschriften. Hij werkte als auteur en acteur mee aan toneelstukken, zat in besturen van liefdadigheidsinstellingen voor wezen en gevallen vrouwen. En dan vond het adhd-genie ook nog tijd om vriendschappen te onderhouden, dagelijks wandelingen van vijftien kilometer te maken, te reizen door Frankrijk, Italië en Amerika en minstens tien kinderen te verwekken.
Maar deze ontzagwekkende duvelstoejager komt evengoed naar voren als een gehaaide geldwolf die rustig vier verschillende uitgevers tegen elkaar uitspeelde. Als een tikje ordinaire ijdeltuit ook. En Dickens-de-familyman komt er helemaal niet best af. De eindeloze zwangerschappen van zijn vrouw waren een last waar hij zich niet verantwoordelijk voor achtte. Behoeftige familieleden wees hij de deur. En terwijl hij publiekelijk schande sprak van ‘goedkope kostscholen waar verwaarloosde kinderen jaar na jaar wegkwijnen’, werden zijn eigen zoons op hun zevende naar precies zo’n instituut in Frankrijk gestuurd. ‘Je wilt je ogen afwenden van veel van wat er in 1858 gebeurde,’ stelt de biografe als haar onderwerp, dan vijfenveertig, stapelverliefd wordt op de achttienjarige actrice Nelly Ternan. Woedend beschrijft ze hoe hij zijn vrouw Catherine achteloos terzijde schoof, en haar in een open brief afschilderde als een ontaarde moeder om zichzelf in de ogen van het publiek vrij te pleiten.

Twee mensen
‘Alle goede, eenvoudige mensen in zijn romans zijn wat hij had willen zijn,’ meldt Dostojevski in zijn verslag van een openhartig gesprek met Dickens, ‘en zijn schurken waren wat hij was of in zichzelf bespeurde: zijn wreedheid, zijn soms redeloze vijandigheid jegens hulpelozen die troost bij hem zochten; hoe hij terugdeinsde van degene die hij moest liefhebben, omdat hij volledig opging in zijn werk. Er huisden twee mensen in hem, zei hij me: de een voelde wat hij hoorde te voelen, de ander het tegenovergestelde. “Van de laatste maak ik mijn slechte personages, naar de eerste probeer ik te leven.”’
De reactie van de Rus: ‘Maar twee mensen?!’ Het waren er tientallen, die je in dit boek alle- maal een beetje leert kennen. Tot ze samen een complex en intrigerend geheel vormen: geen heilige, geen schurk. Wel ‘boven alle andere beschrijvingen uit, gewoon de grote, hardwerkende schrijver die het negentiende-eeuwse Londen voor onze ogen tot leven wekte’.
De Charles Dickens dus die het tweehonderd jaar na zijn geboorte verdient geëerd en gevierd te worden.

Claire Tomalin: Charles Dickens, A Life (Viking, imp. Penguin)