Bij elke aflevering van 'Van Bihar tot Bangalore’ kiest de boekenredactie een boek. De vijfde aflevering gaat over de sloppenwijken van Mumbai, en dus kozen wij voor ‘Een wankel evenwicht’ van Rohinton Mistry.

Ook al hadden we deze roman bij elk van de afleveringen kunnen aanbevelen. Een wankel evenwicht gaat namelijk over heel veel. Het boek speelt zich weliswaar af tussen 1975 en 1984, maar veel van de lotgevallen die Mistry beschrijft hebben lange wortels. De onafhankelijkheid, de tragedie van de opdeling van het land in een seculiere en twee religieuze staten, de uitwassen van het kastenstelsel, alles komt voorbij.

 
Allereerst de achtergrond waartegen de roman speelt. India wordt in die jaren geregeerd door Indira Gandhi. Geen familie van Mahatma Gandhi, maar wel de dochter van Jawaharlal Nehru, de eerste premier van het land als het in 1947 onafhankelijk wordt. Indira is geen zachtzinnige machthebber. Hoewel ze langs democratische weg aan de macht komt vertoont haar bewind gaandeweg steeds meer trekken van een dictatuur. Uiteindelijk roept ze de noodtoestand uit als ze de macht dreigt kwijt te raken. Aangezien in een noodtoestand veel elementaire regels terzijde kunnen worden geschoven verdwijnen veel opponenten achter de tralies en zet ze het parlement buiten spel. Uiteindelijk komt er een einde aan haar bewind, maar de oppositie slaagt er niet in een stabiele regering te vormen. Bij de eerstvolgende verkiezingen wordt ze herkozen. Ze blijft aan de macht tot ze in 1984 wordt vermoord. Die moord is een reactie op haar beslissing, eerder dat jaar, om de Sikh-tempel in Amritsar aan te vallen omdat de radicale Sikh-leider Bhindranwale zich daar schuilhoudt. De tempel van Amritsar vertegenwoordigt voor Sikhs het allerheiligste. Het gebouw met militairen bestormen wordt gezien als een ernstige belediging. Het zijn dan ook haar eigen Sikh-lijfwachten die Indira Gandhi om het leven brengen. Haar dood lokt vervolgens weer een bloedige klopjacht uit op Sikhs. Die kost veel onschuldige mensen het leven.
 
Tegen deze achtergrond maken we kennis met Ishvar Darji en zijn neef Omprakash Darji. Ze werken als kleermakers, maar komen oorspronkelijk uit een geslacht van leerlooiers. Om aan de strikte kastenregels te ontvluchten zijn ze naar de grote stad getrokken en zijn ze van beroep veranderd. Ze komen terecht bij Dina Dalal, een vrouw die oorspronkelijk uit een rijk geslacht van Parsen komt (afstammelingen van Iraanse vluchtelingen die in de achtste eeuw naar India waren getrokken om aan de oprukkende islam te ontkomen), maar van steeds minder geld rond moet zien te komen omdat ze onafhankelijk wil blijven van haar familie. En dan is er ook nog een jonge student uit het noorden van het land, Maneck Kohlah, die een kamer huurt bij Dina. Ishvar en zijn neef Om slapen op de overloop.
 
Gedurende zeshonderd bladzijden volgen we deze vier levens, beleven we de het India van eind jaren zeventig en begin jaren tachtig door hun ogen. Het is een India waar we soms van huiveren, een India dat ons voorstellingsvermogen op de proef stelt, een India dat ons tot tranen brengt soms ook, maar het is tegelijk een van de zeldzame boeken waarin de hoofdpersonen zo levensecht zijn dat je na afloop het gevoel hebt bevriend te zijn met ze. Wist je maar waar ze woonden, dan zou je ze opzoeken. Kon je ze maar bellen. 
 
Ondanks alle ellende is het vooral een boek over menselijkheid. Mistry gaat de uitzichtloze omstandigheden met zoveel empathie te lijf dat je dit boek meteen opnieuw wilt lezen als je het eenmaal uit is, niet in de laatste plaats omdat iedereen dan in ieder geval weer in leven is.
 
Volgende week Godenspelen van Vikram Chandra.