Bij elke aflevering van 'Van Bihar tot Bangalore’ kiest de boekenredactie een boek. De vierde aflevering gaat over de stad Bangalore, en dus kozen wij voor ‘De witte tijger’ van Arvind Adiga.

Vrijheid is het thema van het boek, vrijheid die een prijs heeft, een prijs die je soms misschien moet betalen. Als je uit de sociale klasse komt waaruit hoofdpersoon Balram Halwai afkomstig is, dan is je baas ombrengen misschien niet eens zo’n heel hoge prijs. Als je daarna voorgoed vrij bent, waarom zou je dan geen gebruik maken van de mogelijkheid die het lot voor je in petto heeft? ‘Het enige wat ik wilde was de kans om een mens te zijn, en daarvoor was één moord genoeg,’ schrijft Balram. 
 
Balram Halwai schrijft het boek als hij zijn kans op een beter bestaan al heeft benut en in Bangalore de baas is van een taxicentrale die hij heeft opgezet met het startkapitaal waar de moord hem toegang toe heeft verschaft. Bangalore is een stad in de zuidelijke deelstaat Karnataka en staat bekend als het Silicon Valley van India. Texas Instruments was in 1985 het eerste bedrijf dat zich er vestigde en sindsdien heeft elke grote technologiemultinational wel een filiaal in de stad. Het personeel is hoog opgeleid en kost een fractie van het personeel in Amerika of Europa.
 
In dat succesvolle, uit z’n voegen barstende Bangalore leeft Balram. Hij vertelt hoe het zo gekomen is aan Wen Jiabao, de premier van China die op het punt staat zijn stad te bezoeken om zich te vergapen aan het Indiase wirtschafswunder. ‘Ons land heeft dan wel geen drinkwater, elektriciteit, riolering, openbaar vervoer, besef van hygiëne, discipline, beleefdheid of stiptheid - maar ondernemers hebben we wel,' schrijft hij aan Wen, om hem vervolgens zijn hele levensgeschiedenis te vertellen.
 
Die geschiedenis begint in een klein dorpje op het platteland van Bihar, één van de armste deelstaten van het land. Daar staat zijn familie bloot aan voortdurende vernederingen van allerlei weinig zachtzinnige landheren. Zijn vader is een straatarme riksjabestuurder en het ziet er niet naar uit dat het lot van Balram veel beter zal zijn dan dat van zijn vader. Tot zijn kansen keren als hij bediende mag worden van een rijke man in Delhi. Uiteindelijk wordt hij de chauffeur van de man en komt hij in aanraking met een wereld waarvan hij niet wist dat die bestond. Welvaart, maar ook misdaad en corruptie. Hij maakt kennis met het nieuwe India van de grote steden, dat de ene economisch groeispurt nog niet heeft verwerkt of de volgende dient zich alweer aan.
 
Zijn kansen keren voor een tweede keer beslissend als hij besluit de kans die hem geboden wordt met beide handen aan te grijpen. Balram is eindelijk vrij. Niemand zal hem ooit meer vertellen wat hij moet doen. Hij zal nooit meer vernederd worden, en zelf ook geen vernederaar worden nu hij behoort tot de rijkere klassen.
 
Het succes van het boek (Adiga won er de Booker Prize mee in 2008) is voor een deel te verklaren uit de toon. Het is geschreven met humor en het is geschreven met venijn. Dat zijn twee ingrediënten die tamelijk zeldzaam zijn in de Indiase letteren. Adiga zei later in interviews dat hij vooraal geen sentimenteel boek wilde schrijver en ook geen zin had om India te beschrijven als een exotische idylle. Het leven is er hard, grimmig, naargeestig vaak ook. Adiga ontziet zijn vaderland niet, maar doet dat met zoveel humor en bravoure dat je het boek in één adem uitleest.
 
Volgende week Een wankel evenwicht van Rohinton Mistry