De Britse schrijver Julian Barnes slaat de nodige zijpaden in. Zijn werk kan worden getypeerd als ‘dwalen, lummelen, pauzeren’. Wim Brands las en herlas Barnes en Flaubert.

Julian Barnes schijnt ooit aan Kingsley Amis, vertegenwoordiger van de Engelse roman bij uitstek, te hebben verteld dat hij een roman over Flaubert wilde schrijven. Een roman op z’n kop. Hoewel hij nog niet precies wist wat hem daarbij voor ogen stond.
Ik stel me voor hoe Barnes vervolgens uitlegde dat de hoofdpersoon een ouder wordende arts is. Hij bezoekt alle plekken waar Flaubert gewoond en gewerkt heeft, in een poging te ontdekken wat er nu werkelijk over iemands leven valt te weten. Wat gebeurde er toen precies? Wat dacht hij?
Neem de rol van de trein in het leven van Flaubert. Vlak voor zijn dood sprak hij: ‘Ik geloof dat ik een soort flauwte krijg. Maar goed dat het vandaag gebeurt; morgen in de trein zou het ontzettend lastig zijn geweest’.
Diezelfde Flaubert die tot de eerste generatie in Frankrijk behoorde die gebruik maakte van de spoorwegen, een uitvinding die hij verfoeide.
‘Ik krijg zo snel genoeg van de trein dat ik na vijf minuten al zit te janken van verveling.
De andere passagiers denken dat het een verwaarloosde hond is; helemaal niet, het is M. Flaubert die zucht’.
Ik fantaseer graag over deze ontmoeting tussen de twee Engelse schrijvers omdat ik weet dat Amis niet bijster onder de indruk was van het voornemen van Barnes om nu eens een roman te schrijven die niet bepaald traditioneel Engels was maar veeleer het springerige, fragmentarische van bijvoorbeeld een Calvino zou kennen.
Barnes vertelde in een interview in de Paris Review dat Kingsley Amis hem eerst lichtelijk verbijsterd aankeek en toen verveeld. Als de jonge schrijver zijpaden wilde inslaan moest hij het zelf maar weten.

Vuursteentje
Flauberts papegaai is misschien wel mijn favoriete boek. Zo favoriet zelfs dat toen NRC Handelsblad mij enige tijd geleden vroeg iets te vertellen over mijn favoriete boek ik een ander werk heb gekozen.
Het is namelijk nog niet zo eenvoudig om precies uit te leggen wat dit boek van Barnes zo bijzonder maakt. Hoe dien je Kingsley Amis van repliek die dacht dat Flauberts papegaai onleesbare nieuwlichterij zou worden? Hoe leg je uit dat Barnes met zijn laatste roman Alsof het voorbij is een weg vervolgt die hij ontdekte met Flauberts papegaai? Om mezelf vrijaf van deze vragen te geven – vragen zijn trouwens vaak slecht gecamoufleerde antwoorden – heb ik Uit het raam gelezen, de essaybundel van Barnes die dezer dagen verschijnt. Misschien wel het mooiste essay gaat over de schrijfster Penelope Fitzgerald. ‘De bedrieglijkheid van Penelope Fitzgerald’, heet het. In het essay vertelt Barnes onder meer hoe hij samen met haar aan een literair evenement deelneemt en na afloop voorstelt om samen een taxi te nemen. Dat wil ze niet. Ze heeft als gepensioneerde een prachtige gratis reispas van de burgemeester van Londen gekregen. Ze staat er op met de metro te gaan.
‘Toen we op de metrolijn stonden te wachten, wendde ze zich tot mij met een licht bezorgde gelaatsuitdrukking. ‘O jee,’ zei ze. Ik heb u geloof ik opgezadeld met een minderwaardige vorm van vervoer’.
Barnes tovert het moment achteloos tevoorschijn. Alsof hij een vuursteentje uit zijn zak haalt. Een steentje van niks dat ook nog niks verraadt over het vuur dat het kan worden. Toen ik het fragment las moest ik denken aan Rossini, de componist die ook zo achteloos en lichtvoetig te werk gaat.
En ja, als Barnes Rossini is, is Kingsley Amis Wagner: je hoort hoe het hout wordt aangesleept om een groot vuur te maken, dagenlang. Het hele dorp weet er ook al van. Het kan trouwens geen toeval zijn dat Barnes de Franse literatuur zo goed kent, die tenslotte in veel opzichten zoveel speelser is dan de Engelse.

Stil netwerk
Barnes besluit zijn essay over Fitzgerald met een overpeinzing over romans die op steden lijken.
Sommige zijn ontworpen en ingericht met de helderheid van een met kleurencodes ingetekende openbaarvervoerkaart. Elk hoofdstuk markeert een stap voorwaarts van de ene naar de volgende halte. Andere, de subtielere, de wijzere, ontberen zo’n direct ontcijferbare routekaart.
‘In plaats van een tocht door de stad gooien ze je de stad en het leven in en moet je zelf de weg zien te vinden. En de structuur en de bedoeling ervan zijn misschien niet meteen duidelijk, aangezien ze gestoeld zijn op het stille netwerk van ‘leningen, schulden, terugbetalingen en beslagleggingen’ waaruit het geheel der menselijke relaties is opgebouwd’.
Zulke romans, zegt Barnes, dwalen, lummelen, pauzeren. Net als het leven. Zij het met een grotere doelgerichtheid en een verborgen structuur. In zulke romans staat een oude vrouw op de metro te wachten en vraagt zich af of ze u heeft opgezadeld met een minderwaardige vorm van vervoer.
En natuurlijk typeert Barnes hier z’n eigen romans. Of anders gezegd: probeert hij uit te leggen wat er in zijn geval bij het schrijven van fictie op het spel staat. Neem Flauberts papegaai. In eerste en laatste instantie is het een boek over een oude arts wiens vrouw is overleden. Hij rouwt. En probeert te ontdekken wat hij nu eigenlijk weet over haar leven, over zijn leven. Welke papegaai is uiteindelijk de papegaai die Flaubert gebruikte bij het schrijven van Un coeur simple?
Wat ook de kenmerkende vraag is van Alsof het voorbij is, de met de Man Booker Prize bekroonde laatste roman van Barnes. Een boek dat ondanks een plot niets aan raadselachtigheid inboet. Veelzeggend vond ik het commentaar van een critica die zei dat ze het boek nog eens wilde herlezen om te ontdekken waarom deze ‘kleine’ roman over wat er nu werkelijk gebeurde in een leven, over wat we ons herinneren, door zoveel mensen zo goed wordt gevonden.

Piekeren
Mij verging het ook zo. Waarom is dit boek zo goed? Ook ik heb het herlezen, zoals ik trouwens Flauberts papegaai vaak herlees. En dan na herlezing niet zelden begin te piekeren over m’n verleden. Welke papegaai was het nu die model stond? Wat heeft dat wachten op de metro te betekenen?
Nog niet zo lang geleden verscheen er een boekje waarin weer eens werd uitgelegd dat de roman aan betekenis verliest.
Barnes weerlegt alleen al met zijn laatste boek elegant de onzinnigheid van die stelling. In zijn essaybundel schrijft hij: ‘Als het om de waarheid over het leven gaat, hebben romans ons het meest te vertellen: wat het is, hoe we het doen, waartoe het misschien dient, hoe we ervan genieten en het appreciëren, en hoe we het verliezen’.

Julian Barnes: Uit het raam (oorspr. Through the Window, vertaling Jan Braks, Ton Heuvelmans en Ronald Vlek, uitgeverij Atlas). Op 1 september krijgt Barnes op Manuscripta de Europese Literatuurprijs uitgereikt.