Jarenlang probeerde vertaler Gerd Busse een Duitse uitgever te vinden voor de romancyclus 'Het Bureau' van J.J. Voskuil. In juli wordt zijn volharding beloond met het uitbrengen van 'Das Büro' door uitgeverij C.H. Beck uit München.

Wanneer de Duitse wetenschapper, publicist en vertaler Gerd Busse (1959) voor het eerst Het Bureau las weet hij nog precies. In 1998, tijdens een vertalersbijeenkomst in Amsterdam, raadde een bevriende Nederlandse auteur hem het kantoorepos van J.J. Voskuil aan met de woorden: ‘Het is meesterlijk en echt iets voor jou.’ Busse: ‘Nog dezelfde avond begon ik te lezen en vanaf bladzijde een was ik verkocht. Ik werkte in die tijd als wetenschappelijk medewerker aan een instituut in Dortmund, waar we ons bezighielden met arbeidsmarkt- en onderwijsvraagstukken en herkende zoveel in het leven op het bureau zoals Voskuil het beschreef, de verhoudingen, de hiërarchie. Geweldig vond ik het, bedacht dat zo’n boek niet bestond in Duitsland en vatte onmiddelijk het plan op om het te gaan vertalen.’
Busse nam contact op met de schrijver. Jazeker, schreef Han Voskuil terug, was hij geïnteresseerd in een vertaling, maar de Duitse uitgeverijen stonden niet te dringen. Busse: ‘Eén bleek belangstelling te hebben: Gustav Kiepenheuer in Leipzig. Maar na beraad schrok men terug voor de geplande omvang van de roman, zeven delen, en vreesde dat het te Nederlands was.’ En precies dat kreeg hij telkens te horen van de talloze uitgevers die hij hierna benaderde; Piper, Europäische Verlagsanstalt, Suhrkamp, niemand durfde het aan.
Wat ook niet meehielp was een in NRC Handelsblad verschenen interview met de in Amsterdam wonende Duitse uitgever Christoph Buchwald, een van de gezaghebbendste mensen in de Duitse uitgeverswereld, onder de kop: ‘Voskuil moet je niet in het Duits vertalen.’ Buchwald dacht niet dat de Duitse lezers zaten te wachten op 5500 pagina’s minutieuze beschrijving van het Nederlandse kantoorleven. ‘Natuurlijk kennen wij ook de kamerplanten, het kopje koffie, de bureaucratie en de geur van zweet en linoleum, maar ik heb mijn twijfels of je dergelijke literatuur moet gaan vertalen.’ Busse: ‘Het Nederlandse publiek was ook verdeeld; je had enthousiaste lezers die niet konden wachten tot een volgend deel verscheen en mensen die het saai vonden en afhaakten. Het Bureau wordt door sommigen afgedaan als boekhoudersproza, in de veronderstelling dat Voskuil eenvoudig zijn dagboeken overpende. Die snappen niet dat elk woord door hem werd gewikt en gewogen. Het is zo knap gedaan, vooral ook door wat hij wegliet.’

Mieters
Onversaagd (en onbezoldigd) zette Gerd Busse, die onder andere Neerlandistiek studeerde, zich aan het vertalen van het eerste deel van Het Bureau. In nauw overleg met de schrijver. Busse: ‘Als ik vijftig tot honderd pagina’s af had, stuurde ik het Voskuil toe en spraken we het door. Vaak per post, maar als ik in Amsterdam was, ging ik altijd even bij Han en Lousje langs.’ Het leverde hem de achtergrondinformatie om een goede vertaling te kunnen maken. Busse: ‘Behalve informatie over de verschillende personages die in de sleutelroman een rol spelen, wilde ik ook de locaties leren kennen. Naast de scènes in het P.J. Meertens Instituut, het bureau, speelt veel zich af in huize Voskuil aan de Herengracht, dus tijdens mijn bezoekjes daar keek ik goed om me heen. Dat loste van die typische vertalersprobleempjes op, bijvoorbeeld wat betreft de stoelen. De Nederlander zegt stoel, maar in het Duits kun je kiezen uit Stuhl of Sessel. Dan moet ik weten hoe die stoel er in werkelijkheid uitzag.’ Even minutieus als de Nederlandse beschrijvingen zocht Busse naar de juiste formuleringen in het Duits en rustte niet voordat hij wist of de vloer van een bepaalde locatie betegeld was, dan wel met plavuizen gelegd. Of neem de wijze waarop meneer Beerta (personage in Het Bureau) spreekt. Busse: ‘Hij gebruikt vaak bepaalde zegswijzen, idiomatische uitdrukkingen, waar je een Duits equivalent voor moet zoeken. Dat luistert nauw en soms had ik het mis. Dan zei Voskuil dat Beerta het nooit zo gezegd zou hebben, “want hij vloekte nooit.”’ De vertaling van ‘mieters’ bleek een probleem. Busse: ‘Dat woord uit de jaren twintig is in onbruik geraakt, maakte alleen dankzij Het Bureau een tijdelijke revival mee. In het Duits komt geil of affengeil nog het dichtste bij, maar dat laatste stamt uit de jaren tachtig. Ondanks vele naspeuringen heb ik geen bewijs kunnen vinden dat geil in de jaren vijftig gebruikt werd, wanneer Het Bureau begint, dus voorzichtigheidshalve heb ik het bij toll of klasse gelaten.’

Fanclub
Toen Voskuil in 2008 overleed, was de Duitse vertaling van deel I af, met instemming van en geautoriseerd door de schrijver. Een uitgever was er helaas nog steeds niet, maar Busse bleef de Duitse media- en uitgeverswereld bestoken. In 2010 werd in het Haus der Niederlande in Münster een (Duitstalige) literaire avond gewijd aan Het Bureau, met onder meer een bijdrage van literatuurcriticus Arjan Peters en een interview van Busse met Lousje Voskuil-Haspers. De tekst hiervan werd, samen met een proefvertaling van enkele pagina’s uit het tweede boekdeel door studenten Niederländische Philologie aan de universiteit van Münster, in een boekje uitgebracht. In 2011 gaf Busse dit boekje als dank voor de prettige samenwerking aan redacteur Ulrich Nolte van uitgeverij C.H. Beck, na het inleveren van een boekvertaling van zijn hand. Nolte raakte enthousiast over Het Bureau en wist zijn directeur Wolfgang Beck over de streep te trekken. Juli 2012 is het zo ver en verschijnt het 800 pagina’s tellende eerste deel, Direktor Beerta, van Das Büro. Of de andere delen zullen volgen, hangt ervan af of het boek aanslaat. Gerd Busse twijfelt daar niet aan: ‘Er is zeker belangstelling voor. Er bestaat nu al een Bureau-fanclub in Duitsland, van mensen die Nederlands kunnen lezen.’ Voor Nederlandse fans die Duits kunnen lezen dit voorproefje:
‘Tag, Herr Beerta,’, sagte er.
Herr Beerta stand in der halbgeöffneten Tür und blickte ihn unbewegt an, so als ob sie ungelegen kämen. Dann spitzte er die Lippen und nickte kurz. ‘Tag, Maarten.’ Er zwinkerte, ein nervöser Tick.
‘Das ist Nicolien,’ sagte Maarten.