Deze week is het Kinderboekenweek. Het kinderboek heeft zich de afgelopen jaren geëmancipeerd. Onlangs startte er zelfs een master jeugdliteratuur in Tilburg. Een interview met de 'kinderboekenprofessor' van Nederland: Helma van Lierop.

‘Leest u wel volwassenenliteratuur?’ Het is een vraag die Helma van Lierop regelmatig krijgt. Tot haar lichte ergernis. ‘Natuurlijk doe ik dat. Maar waarom vraagt niemand een hoogleraar Moderne letterkunde of hij weleens een kinderboek leest?’
Helma van Lierop (1955) is de enige hoogleraar Jeugdliteratuur in Nederland, verbonden aan de Universiteit van Tilburg en de Universiteit Leiden. In Tilburg startte dit studiejaar ook de master Jeugdliteratuur, de eerste in Nederland. ‘Dat werd tijd ook,’ vindt Van Lierop. ‘Internationaal is er op wetenschappelijk gebied steeds meer aandacht voor kinderliteratuur. Ik kan de vakliteratuur al bijna niet meer bijhouden. Op universiteiten in Denemarken en Engeland bestaan dit soort masters ook al veel langer, wij liepen achter. Er is veel vraag naar expertise vanuit bibliotheken, uitgeverijen en het onderwijs. En we hebben enorm veel belangstelling gekregen van studenten uit het hele land. 25 studenten zijn er nu gestart.’ De bestudering van jeugdliteratuur op universiteiten is een relatief jonge tak van sport, begonnen in de jaren zeventig. Lange tijd was er voornamelijk aandacht voor het opvoedende en educatieve karakter van kinderboeken, vanuit de pedagogische wetenschappen. Van Lierop: ‘Kinderen moesten vooral wat leren van een boek. Maar de laatste vijftien jaar is er steeds meer aandacht voor het kinderboek als talig kunstwerk, als literatuur die je leest ter ontspanning en omdat het mooi is. En die je dus ook vanuit de literatuurwetenschappen kunt bestuderen.’

Pruimen
De grand old man van de kinderliteratuur is Hieronymus van Alphen. Met zijn ‘Jantje zag eens pruimen hangen, / O! als eijeren zo groot’(1778) maakte hij als eerste gedichten speciaal voor kinderen. Van Lierop: ‘Voor die tijd waren er ook wel boeken voor kinderen, maar die waren ook voor andere “ongevormden” bedoeld. Het accent lag altijd op het educatieve. Tegenwoordig vinden we Van Alphen moralistisch, maar zijn gedichten waren toch een breuk met wat daarvoor verscheen.’ In kinderboeken door de eeuwen heen kun je goed zien welk beeld er van kinderen bestond, vertelt Van Lierop: ‘In de tweede helft van de achttiende eeuw en het begin van de negentiende eeuw was de dood bijvoorbeeld iets wat regelmatig voorkwam in de omgeving van het kind. Daar werd dus, onder invloed van de Verlichting, openlijk over geschreven. Maar in de loop van de negentiende eeuw ontstond het romantische idee dat het kind juist beschermd moest worden. De kindertijd als paradijs waarin de dood niet aanwezig was. In de jaren zeventig vond men het juist weer belangrijk dat kinderen de realiteit leerden kennen en keerde de dood weer terug in het kinderboek. Net als seksualiteit.’

Games
Lezen kinderen tegenwoordig eigenlijk nog wel, nu ze voor spannende avonturen net zo goed een game kunnen spelen? Van Lierop: ‘Onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau wijst inderdaad uit dat kinderen de laatste dertig jaar steeds minder zijn gaan lezen. Dat hoeft niet erg te zijn, er zijn genoeg leerzame televisieprogramma’s en uitdagende games. Maar het is wel belangrijk dat kinderen in aanraking blijven komen met boeken, niet alleen omdat lezen een belangrijke vaardigheid is, maar ook omdat het plezierig is en boeken je een kijk op de wereld bieden. Overigens zie je de invloed van digitale cultuur ook terug in de boeken zelf. In Your choice van Carry Slee kunnen kinderen bijvoorbeeld kiezen of ze een treurige afloop of een happy end willen lezen. En in Verleden week van Aiden Chambers worden twee verhalen naast elkaar verteld. De afgelopen vijftien jaar zijn kinderboeken complexer geworden. Het postmoderne idee dat de werkelijkheid alleen in taal bestaat, vind je ook in kinderboeken: intertekstualiteit, wisselende vertellers, meerdere verhaallijnen. En er is meer aandacht voor stijl. Daarnaast is met de opkomst van young adultof crossover-romans de grens tussen jeugdboeken en volwassen literatuur vager geworden. Steeds meer volwassenen lezen ze ook.’

Prijzen
Bij de emancipatie van het kinderboek horen ook een Kinderboekenbal (sinds 2007) en literaire prijzen. De afgelopen jaren zijn er daarvan een flink aantal bijgekomen. De Gouden Griffel en Penseel voor het best geschreven of getekende kinderboek voor nul- tot twaalfjarigen bestaat al vanaf 1971, maar sinds 1997 is er ook een prijs voor het beste boek voor kinderen van twaalf tot vijftien jaar (Gouden Lijst, eerder de Gouden Zoen). Voor boeken voor vijftienplussers is daar vorig jaar de Dioraphte Jongerenliteratuur Prijs bijgekomen. En dan zijn er ook nog de Woutertje Pieterseprijs, de Kinderjury en de Kinderboekenwinkelprijs.
Wat keer op keer opvalt is dat jury’s waar kinderen in zitten, zoals de Kinderjury of Jonge Jury, heel andere boeken kiezen dan die waar volwassenen de dienst uit maken. Francine Oomen en Geronimo Stilton wonnen meerdere malen de Kinderjuryprijs, maar hebben nog nooit een Griffel gewonnen. Van Lierop: ‘Het is een terugkerende discussie: gaan die prijzen niet over de hoofden van kinderen heen? Overigens zie je dezelfde discussie ook bij volwassenen: de ns Publieksprijs levert altijd een andere winnaar op dan de Ako Literatuurprijs. Het belangrijkste verschil tussen volwassenen- en kinderjury’s is dat kinderen vooral naar het concrete verhaal kijken en volwassenen meer naar de stijl, compositie en vernieuwing. Maar elk kind is anders, de een heeft meer lees- of levenservaring dan de ander. Sommige kinderen worden juist aangetrokken en betoverd door het geheimzinnige van een tekst. Kinderboekenschrijver Anne Provoost zei eens: “Jongeren moeten op hun tenen staan voor mijn boeken.” Dat is ook goed. Maar natuurlijk moeten er ook toegankelijke boeken bestaan. Juist die bandbreedte is belangrijk, want kinderen ontwikkelen zich ook door de jaren heen, niet alleen op sociaal maar ook op literair gebied. Een kind moet eigenlijk nog een lezer worden.’